donderdag 13 juni 2019

Ik ben vierenzestig geworden*

     Voor de meesten van ons – ik laat meditatiemensen die in het ‘nu’ leven er eventjes buiten – wordt het bestaan vooral draaglijk door de gedachte dat er morgen of overmorgen, of volgend jaar, iets leuks zal gebeuren. Als je wat ouder wordt, krijgt die situatie iets van een paradox. Morgen of overmorgen of volgend jaar overkomt je misschien iets leuks, maar je bent dan ook een dag, of twee dagen of een heel jaar dichter bij je levenseinde**. In een sombere stemming schreef Shakespeare

                To-morrow, and to-morrow, and to-morrow,
                Creeps in this petty pace from day to day,
                To the last syllable of recorded time.

     We zijn daar door de week gelukkig niet zo mee bezig, maar onze voorgangers waren daar ook niet zo mee bezig en, kijk, waar zijn ze nu? ‘And all our yesterdays have lighted fools the way to dusty death,’ had de melodieuze Zwaan van Stratford-upon-Avon nog verder verduidelijkt.
     Neem nu mijzelf. Ik ben onlangs 64 geworden. Ik kan dus volgend jaar met pensioen. Dat is iets om naar uit te kijken. Gedaan met vergaderingen bijwonen, 
visieteksten lezen, ‘toezichten’ doen, huistaken verbeteren, examens regelen, emails beantwoorden. Ook zal ik dan een half uurtje of een uurtje langer kunnen slapen. Dat is allemaal uitstekend nieuws voor volgend jaar. Maar volgend jaar ben ik ook alweer 365 dagen kwijt van de rest van mijn leven nu. Ik mag daar niet te veel aan denken want onthechting is mij vreemd: wat ik heb, hou ik met de twee handen vast, en ik doe niet graag afstand van iets.
     Nu moet je niet denken dat ik daar erg ongelukkig van word, want dat is niet zo. Van karakter ben ik een lichtjes ordinaire optimist. Bij mijn pensioen denk ik niet aan ziekte en verval maar aan boeken lezen en inbinden, stukjes schrijven, muziek beluisteren, kleine uitstapjes maken met de fiets of met de trein***. Dat zijn allemaal leuke dingen om te doen. Je kon daar vroeger over lezen in het tijdsschrift ‘Genieten’, dat zich tot een ‘iets oudere doelgroep’ richtte.
     Dat genieten in pensioenverband heeft iets griezeligs. Wij zijn er als mensen niet op ingesteld om krenten te eten zonder het brood eromheen. We willen moeilijkheden overwinnen, vijanden verslaan, ons engageren voor de goede zaak, plannen maken voor de toekomst. En met die plannen steekt onze paradox van daarstraks zijn lelijke kop weer op. Stel dat ik Russisch zou willen leren. Ik wil dat helemaal niet, maar stel. Dan zou ik lessen kunnen volgen aan het Centrum voor Levende Talen in Leuven. Dat zou wat voeten in de aarde hebben, want op mijn leeftijd een nieuwe taal leren is moeilijk. Maar als ik zeven jaar lang vlijtig naar de les ga, en mijn lessen goed voorbereid en herhaal, dan zou ik wellicht een aardig woordje Russisch kennen … als ik 72 ben. 72! Dan sta ik met één voet in het graf. Wat ben ik dan met dat Russisch?
     De truc is natuurlijk om je grote doel op te splitsen in kleinere doelen. ’t Is een raad die opgaat voor allerlei mensen: zakenlui – alhoewel die liever over ‘targets’ spreken –, geneeskundestudenten, wereldverbeteraars, bergbeklimmers, anonieme alcoholisten, huizenverbouwers. Zelf zou ik bijvoorbeeld graag piano kunnen spelen. Ik heb daar geen aanleg voor, maar ik zou het graag kunnen. Als ik alle graden van de muziekacademie doorworstel, en de meeste jaren ervan twee keer, dan kan ik op het einde van het parcours een aanvaardbare prelude en fuga van Bach spelen. Maar dan ben ik 80! En waarom zou ik met alle geweld zo’n prelude en fuga willen spelen? Ik heb die allemaal op mijn mobieltje staan en ik speel ze af wanneer ik wil.
     Ik ga dat anders aanpakken. Ik heb onlangs op het internet een boekje gekocht met allerlei klassieke stukjes in heel erg vereenvoudigde versie: Für Elise, Mondschein Sonate, Jesu meine Freude, Canon in D, Air, Claire de Lune. Het boekje heet ‘Very Easy Collection For Beginners’. Niet alleen ‘easy’ maar ‘very easy’, en dan nog voor ‘beginners’. Op dat boekje staat een prentje van een klein meisje in een blauw jurkje dat die stukjes speelt met de ogen toe. Dan kan het niet zó moeilijk zijn. Als ik flink oefen, kan ik die stukjes misschien volgend jaar ook spelen. Dan ben ik pas 65 en ligt de hele toekomst nog voor mij open.

* Voor mijn andere verjaardagsstukjes: zie hier, hier, hier en hier

** Als je nóg veel ouder wordt, verandert die paradox, geloof ik, in zijn tegendeel. Je kijkt dan uit naar een prettige gebeurtenis, en als het dan zo ver is, heb je het gevoel dat je de tussentijd van het wachten gewonnen hebt in plaats van verloren. Je kunt dan zeggen zoals Noëlle B. zei als ze een nieuwe besparingsmaatregel had bedacht: ‘Cest toujours autant de gagné sur l’ennemi’.

*** Veel commentaren lezen op Facebook is er eigenaardig genoeg niet bij als ik aan die toekomstige activiteiten denk. 

2 opmerkingen: