In 1960 was ik nog te
jong om een bijdrage te leveren aan de Congolese onafhankelijkheid. Ik heb die
onafhankelijkheid toen evenmin tegengewerkt. Wel kon ik op familiefeestjes en
bij visites vlot antwoorden op de vraag wie nu ook weer de eerste minister en
de president van Congo waren. Het antwoord was respectievelijk Lumumba en
Kasavubu. Ik werd dan over de bol geaaid door tantes en andere bezoekers, die
zeiden dat ik een knappe jongen was en dat ik het ver brengen zou. En kijk
nu!
Het besef dat de Congolezen onafhankelijk waren
geworden, drong in die tijd maar traag door in het moederland. Paters met lange
baarden bleven vertrekken naar de tropen om er missiewerk te doen. Nog altijd
werd de zilverpapieren verpakking die om de chocolade zat zorgvuldig
opgespaard, om daarmee de zwarte kinderen te helpen. En op school leerden we
van meester Goossens dat ‘onze kolonie’ tachtig maal groter was dan
België.
Meester Goossens kon dat weten, want hij had enkele
jaren in Congo lesgegeven. Als bewijs van zijn verblijf aldaar haalde hij een
keer per jaar een Congolese boog uit de kast. Hij ging dan achteraan in het
klaslokaal staan en schoot boven onze hoofden een pijl in het bord die nog lang
bleef natrillen.
Die boog had meester Goossens misschien wel gestolen
van de inboorlingen, zoals Belgische firma’s ook rubber en koper van hen hadden
gestolen. Of misschien had hij die pijl en boog verkregen in ruil voor een
voddig katoentje, wat kralen en een stukje koperdraad, zoals de handelaars in
Conrads Heart of Darkness, die die prullen gebruikten om de zwarten
hun ivoor afhandig te maken. Maar misschien ook deden die praktijken geen
opgeld meer in de tijd dat meester Goossens in
Congo verbleef. Ik zou dat eens moeten opzoeken.
Wie zich in elk
geval niet bij de Congolese onafhankelijkheid neerlegde, was mijn grootmoeder.
Mijn grootmoeder had een goede zangstem. Als meisje had ze in de kerk nog
helemaal alleen het Ave Maria van Gounod – van Bach
eigenlijk – gezongen en daar kwamen erg moeilijke octaafsprongen in voor.
Ik denk dat ze met dat zingen mijn grootvader heeft leren kennen, die
in die kerk het orgel bespeelde. Op latere leeftijd was haar repertoire
afgezakt naar het marktkamersgenre (‘Waar het lied der branding ruist bij dag
en nacht’), het wandellied (‘Wij stappen zo-o geerne’) en het kinderlied
(‘Saint-Nicolas, patron des écoliers’). Maar het liefste zong ze ‘Vers
l’avenir’ (1), dat ooit de nationale hymne was geweest van de Congo Vrijstaat.
Het lied bevatte onsterfelijke, maar erg kolonialistische verzen zoals:
Si ton sol est petit, dans un monde nouveau
L’avenir qui t’appelle a planté son
drapeau.
Waarop de uitbarsting volgde:
Vers des destins, dignes de toi,
Dieu protège la libre Belgique,
Et son roi.
Mijn borst ging
zwellen van trots als ik de hymne met mijn grootmoeder mocht meezingen. Vooral
dat laatste zinnetje moest met pathos worden gebracht, met nadrukkelijke pauzes
tussen ‘et’, ‘son’ en ‘roi’. Erg royalistisch was mijn grootmoeder overigens
niet, want over de koning van haar kindertijd, Leopold II, sprak ze vaak
smalend. Hij werd dan ‘Schele Pol’ of ‘Poupouleke’ genoemd, en ook daar kende
ze liedjes van.
Maar kolonalistisch en imperialistisch is de hymne zeker.
In de tweede strofe wordt de verovering van Congo beschreven in woorden waarvan
de symboliek mijzelf en mijn grootmoeder toentertijd niet recht duidelijk waren
– Freud was in onze kringen een onbekende en ‘postcolonial genderstudies’
bestonden nog niet. Hier zijn die woorden - oordeel zelf:
Si ta force
déborde et franchit ses niveaux,
Verse-la, comme un fleuve, en de mondes nouveaux !
Laat het stromen
alom
Als een vruchtbare vloed.
***
Al die mooie
herinneringen, aan meester Goossens, mijn grootmoeder en Jef Geeraerts, dank ik
aan een stuk dat ik deze week gelezen heb op De
Redactie.be. Zekere Frank Gerits van de KULeuven legt daarin uit dat we ons
als antwoord op de islamistische terreur moeten bezinnen over ons koloniale
verleden – wat ik dus gedaan heb. Wie zich voor één keer, en voor geen geld,
geestelijk meerderwaardig wil voelen aan een medewerker van de KULeuven, kan
dat stukje best eens aanklikken. Er staan nog meer merkwaardige zaken in.
(1) De tekst van het lied vind je hier, een
Nederlandstalige vertaling hier en
een gezongen versie met tekst hier. Bij die laatste
moet je een paar minuten de Belgische driekleur voor lief nemen.
In Matadi (een havenstad) aan de Kongo-stroom stond in het grasperk voor een herberg een plakkaat met de tekst "Ni chiens ni marins". Ik heb mij als 'marin' niets van aangetrokken en heb er een goeie frisse pint gedronken
BeantwoordenVerwijderen