Het voordeel van geen lessen meer te moeten voorbereiden, is dat ik nu
meer tijd heb om iets te lezen over de onderwerpen waarover ik les gaf. In het
zesde jaar gaf ik les over de grote literaire stromingen: classicisme,
romantiek, realisme, naturalisme, modernisme. Om het wat interessant te
houden, bracht ik hier en daar een nuance aan. De romantiek, zo zei ik,
ontstond uit een heuse opstand van hippies
avant la lettre tegen de pruiken van het classicisme. En daarbij vertelde ik het verhaal van ‘la bataille
d’Hernani’ van 1830. Het realisme daarentegen, zei ik, ontstond geleidelijk, als een accentverschuiving bínnen de romantiek. ’t Was mooi gevonden, maar was
het ook waar? Voor Duitsland wellicht niet, maar voor Frankrijk …?
Nu ik het Journal van de broers
De Goncourt aan het lezen ben – 22 delen, ik herhaal het graag** – blijkt dat mijn
uitleg niet helemáál bezijden de waarheid was. De twee broers bekenden zich
uitdrukkelijk tot de realistische en naturalistische ‘kapel’, zoals ze die noemen,
maar ze zagen zichzelf toch vooral als ‘modernen’ waar ze ook romantici of halve
romantici als Bernardin de Saint-Pierre, Chateaubriand en Victor Hugo
bij rekenden. De blinde haat van de broers richtte zich tegen de ‘klassieken’,
Homeros die zo vreselijk overschat werd, Molière, die een regelrechte clown was
die geen Frans kende en Voltaire die nooit iets interessants beweerd had. Als díe
namen vielen, kon een gezellig avondje ontaarden in een vechtpartij. Hun goede
vriend Théophile Gautier, een oudstrijder van Hernani, vatte de
opstand van 1830 bondig samen: Wij waren Middeleeuwers!
In andere lessen sprak ik over de
19de eeuwse voorliefde voor melodrama. La dame aux camélias, Blinde Roza, en zelfs bij Dickens en Hugo struikel
je over onschuldige maagden en beklagenswaardige moeders die belaagd worden
door aartsschurken of door het Noodlot zelve. Zeker, je vindt dat melodrama al
bij de Grieken en bij Shakespeare, en vandaag vormt het de grondslag van populaire televisiereeksen, maar in de 19de eeuw was dat toch nog anders. Toen maakten velen er een geloofspunt van. De vriend van Edmond de Goncourt, Alphonse
Daudet, die een losbandige jeugd had gekend waar hij later voor boette met een langzame,
erg pijnlijke ruggenmergtering, vertelt de volgende anekdote. Op zekere avond nam
hij een dronken hoertje mee naar zijn kamer, waar ze het boek ‘Thérèse’ zag
liggen. Met een mond scheef van dronkenschap riep het hoertje: ‘Thérèse! Als
het boek ‘Pauvre Thérèse’ heette, zou ik het vannacht nog uitlezen!’
* Het afgebeelde schilderij is ‘L’effet du mélodrame’ van Louis-Léopold Boilly (1830).
** Zie hier,
hier
en hier.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten