In het prachtboek van Jo Komkommer Dinsdagen in November* staat een prachtstuk over Ivo Michiels. Jo heeft Ivo redelijk goed gekend, want de beroemde auteur was een goede vriend van zijn vader. Hij was een man met veel innemende eigenschappen: gevoel voor humor, een uitbundige lach, gebrek aan rancune, een mooie vrouw. Hij had met verbeten ijver het schrijverschap nagestreefd om te ontsnappen aan het grauwe bestaan van fabrieksarbeider bij Agfa-Gevaert. Hij had in zijn repertoire een machtige mop die hij zowel vertelde als uitbeeldde. Die begon als volgt. Fidel Castro houdt vanop zijn balkon een redevoering die eindigt met de beklemmende oproep ‘Trabajo si! Samba no!’. Kan iemand van mijn lezers raden hoe de mop eindigt? Het helpt als je de vorige zin luidop leest en je je het enthousiaste Cubaanse publiek voorstelt.
Zelf heb ik Ivo Michiels niet gekend. Ik heb er wel les over gekregen van Marcel Janssens. We moesten voor Nederlandse Literatuur een aantal auteurs lezen waaronder Elsschot en Michiels, en op het examen had ik de Michiels-vraag. Van het Boek Alfa herinnerde ik mij bitter weinig maar daar liet ik mij niet door van de wijs brengen. Ik situeerde de schrijver binnen de groep van modernisten zoals (even diep ademhalen): ‘Harry Mulish, Paul de Wispelaere, Willy Roggeman, Bert Schierbeek, Sybren Polet, Hugo Raes en in het buiteland, Marcel Proust, James Joyce, Virginia Woolf, Hermann Broch (wie?), Robert Musil en William Faulkner.’ Janssens knikte goedkeurend, want zo stond het in zijn cursus, en ik had geen enkele naam vergeten.
Tijdens het academiejaar had Janssens de auteur ook uitgenodigd om een gastcollege te geven. Naast de keurige professor, was de auteur een bonte verschijning. Hij droeg een Hawaïhemd met open kraag, een lichtbruine leren jas, en met die broek was ook iets fout, maar ik weet niet meer wat. Tijdens zijn uitleg maakte hij wilde gebaren. Hij tekende twee ladders op het bord, waarmee hij twee verschillende gedachtestromen weergaf die hij volgde tijdens het schrijven. Die ladders werden dan de benen van een personage, en waar ze bij elkaar kwamen was de geslachtsdrift gelokaliseerd. Die geslachtsdrift was heel belangrijk, wist Michiels nog.
Het college ging over hoe schrijven eigenlijk in zijn werk gaat. Dat moet iets heel persoonlijks zijn, waar ik overigens niets vanaf wist. Toch slaagde ik erin het met Michiels oneens te zijn. En ik was de enige niet. Een paar stoelen verder zat Erik Spinoy die herhaaldelijk en nadrukkelijk ‘nee’ schudde met zijn hoofd.
Waar Spinoy en ik het niet eens mee waren, weet ik natuurlijk niet meer. Maar dankzij Jo heb ik nu toch íets in handen om met Michiels van mening te verschillen, al gaat het om een nuance, een peulenschil, een akkefietje. Net zoals Jo de beroemde auteur Ivo Michiels heeft gekend, had Ivo Michiels de beroemde auteur Willem Elsschot gekend. Hij waardeerde hem ten zeerste, ‘maar hij vond het tegelijkertijd zo jammer dat deze altijd zo laatdunkend over zijn eigen oeuvre en over zijn schrijverschap deed. Elsschot kon of wilde zich niet aan zijn Antwerpse wortels onttrekken.’
Dat is inderdaad de indruk die Elsschot soms gaf. Toen Walschap hem voorstelde lid van de Academie der Vlaamse Letteren te worden, zei Elsschot: ‘Ik ben geen letterkundige. Ik ken die mensen niet.’ Toen men hem in Ten Huize Van vroeg of hij tevreden was met de uitgave van zijn Verzameld Werk antwoordde hij aarzelend. ‘Ja … natuurlijk. Het heeft vooral dit voordeel dat een deel van mijn werk gered is, in deze zin dat al die kleine boekjes waarin het verschenen is, daarvan zullen waarschijnlijk enkele in de loop van de jaren totaal verdwijnen, misschien alleen nog aanwezig zijn in de bibliotheek van een paar literaire liefhebbers. Nu zitten ze bij elkaar.’ Die ‘kleine boekjes’, dat klinkt inderdaad wat laatdunkend.
Maar als Elsschot in hetzelfde programma de vraag wordt gesteld of hij nu door die nieuwe uitgave zichzelf herlezen heeft, is de toon van het antwoord anders. ‘Sinds ik die boeken geschreven heb, heb ik ze nooit meer herlezen. Nu pas, drie weken terug, heb ik de hele geschiedenis nog eens doorgenomen. Dat is me zéér meegevallen, tot mijn eigen verwondering. Ik heb de indruk gekregen dat ik dat onmogelijk nog zou kunnen schrijven.’
Ik liet dat vraaggesprek altijd aan mijn leerlingen zien, en vroeg achteraf of Elsschot zijn eigen werk nu wel of niet hoog inschatte. De meningen in de klas waren dan verdeeld, maar er was toch altijd een meerderheid die vond van wel. Ik hoorde bij die meerderheid. De bewondering van Elsschot voor zijn eigen werk, vind ik ontroerend. De auteur die voor het mysterie staat van zijn eigen talent – dat hij ooit zoiets heeft kunnen schrijven! Elsschot móet geweten hebben hoe goed hij was, net zoals Horatius, Dante, Shakespeare, Goethe en Heine dat vóór hem ook wisten. En hij moet daar zó van overtuigd zijn geweest, dat hij het vernederend vond om reclame voor zichzelf te maken – wij weten hoezeer hij het reclameberoep verfoeide. Zijn soms geringschattende uitlatingen over zijn eigen werk, zijn een gevolg van zelfzekerheid. Bij andere schrijvers, die heel hardnekkig hun reputatie verdedigen, vraag je je vaak of of ze hun onzekerheid niet proberen te overschreeuwen.
Het volstaat overigens om de Inleiding bij Kaas en het Nawoord bij Tsjip te lezen om te weten dat Elsschot heel goed wist waar hij literair mee bezig was. Het laatste waar je Elsschot van wil beschuldigen, is dat hij een poseur was. Maar als hij wat laatdunkend spreekt over zijn ‘boekjes’ neemt hij wel degelijk een pose aan.
* Als alle exemplaren nog niet uitverkocht zijn, kun je het nog altijd bestellen op de Facebookpagina van de auteur. Zie ook hier en hier.
“Het boek Alfa”. Jonge jonge, ben ik blij dat ik Engels-Duits gedaan heb.
BeantwoordenVerwijderen“Het boek Alfa”. Jonge jonge, ben ik blij dat ik Engels-Duits gedaan heb.
BeantwoordenVerwijderenInderdaad,een stom vervelend boek...
BeantwoordenVerwijderenInderdaad,een stom vervelend boek...
BeantwoordenVerwijderenZoiets is heel subjectief natuurlijk. Ik heb het niet graag gelezen en er is mij niets van bijgebleven, ook niet op korte termijn.
BeantwoordenVerwijderenNiet graag gelezen, niets van onthouden... dat lijkt me de perfecte definitie van een slecht boek.
VerwijderenTwee schrijvers die met elkaar moeilijk te vergelijken zijn maar Willem Elsschot herlees ik zoals ik een Proust herlees terwijl andere als een Ivo Michiels ik ter zijde leg en het bij een voornemen blijft om hem te lezen, wat vaak al niet eens meer het geval is. Elsschot is een unicum.
BeantwoordenVerwijderenMooi verwoord: je hebt schrijver die je herleest en schrijvers die je terzijde legt met het voornemen om ze te lezen.
BeantwoordenVerwijderenDe 2de druk is inmiddels verschenen
BeantwoordenVerwijderen