Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 18 september 2021

Zijn ambtenaren- en lerarenpensioenen te hoog?


      Het korte antwoord op de vraag van de titel is: ik weet het niet. Een langer antwoord vind je in een goed overzichtsartikel op Doorbraak. Ik beperk mij hier tot een algemene beschouwing, daarbij niet vergetend dat ikzelf gepensioneerd ben, dat er in ons land ongeveer twee miljoen gepensioneerden zijn tegenover een actieve bevolking van vier miljoen, en dat we nog altijd gemiddeld ongeveer 33 jaar werken en 23 jaar op pensioen zijn.
     Daar gaan we. Zelfs als je de zelfstandigen er buiten laat, zijn de verschillen in onze pensioenstelsels spectaculair. Een werknemer uit de privésector ontvangt gemiddeld een netto pensioen van 1400 euro, een ambtenaar één van 2000 euro. Een verschil van 600 euro, of anders: een verschil van bijna 40 procent*. En dan gaat het om gemiddelden. Een gepensioneerde master in het onderwijs – ook een statutaire ambtenaar dus – met een volledige loopbaan krijgt, geloof ik netto 2400 euro per maand.
      Is dat te veel? Is dat te weinig? ‘t Is een moeilijke discussie. Tegenstanders van hoge ambtenarenpensioenen halen er andere zaken bij die er niet rechtstreeks, of niet veel, mee te maken hebben: de vermeende geringe productiviteit van ambtenaren, hun werkzekerheid, hun (vooral vroeger) kortere loopbaan, en ten slotte hun te grote aantal. Voorstanders halen de andere ‘pensioenpijlers’ in de privésector aan, waarbij werknemers bij hun pensionering een aardig extraatje krijgen. Zo’n extraatje is ambtenaren ontzegd. Maar om de maandelijkse kloof van 600 euro te dichten, zou élke werknemer uit de privé bij pensionering een extraatje moeten krijgen van, schat ik, 200 000 euro. Zoveel zullen er niet zijn die zo’n bedrag krijgen. Een actuaris mag mij overigens corrigeren als mijn schatting er te ver naast zit.
     Gevaarlijk is ook om te veel aandacht te besteden aan de pensioenen van 10 000 topambtenaren, met het tot de verbeelding sprekende brutobedrag van 6000 euro. Daar blijft netto niet veel meer dan 3 200 van over (zie hier). Als men dus die topambtenarenpensioenen terugbrengt tot het netto niveau van een masterpensioen in het onderwijs, bespaart de staatskas jaarlijks niet meer dan 100 miljoen op een totale pensioenuitgave van 52 miljard*. Dat is in verhouding niet zoveel.
      Ambtenaren zelf omschrijven hun pensioen, terecht, als ‘uitgesteld loon’. In elke redelijke berekening van de kwestie moeten het onmiddellijke loon, en het ‘uitgestelde’ loon – het pensioen – worden samen genomen. Het is een package deal, wat niet belet dat er andere mogelijkheden bestaan. Een lager pensioen en een navenante stijging van de directe verloning valt te overwegen. Het zou voor een betere mobiliteit zorgen tussen staat en privé. De ambtenaar zou niet vastgekluisterd zijn aan zijn baantje met de ketting van zijn pensioenvoordeel. Hij zou zijn geld krijgen op het moment dat hij het het meest nodig heeft. Maar voor de staatsuitgaven zou het geen verschil maken: een hoog loon of een hoog pensioen, geld is geld en uitgeven is uitgeven.
    Met de term ‘uitgesteld loon’ is de discussie van het ambtenarenpensioen trouwens niet opgelost, maar hoogstens verlegd. Misschien is het totale loon van de ambtenaar wel onrechtvaardig hoog vergeleken met dat in de privé-sector. Ik zeg niet dàt het zo is, maar ik kan mij een enkele mechanismen voorstellen die daarvoor verantwoordelijk kunnen zijn: bureaucratie waardoor voorbijgestreefde praktijken standhouden, een speciale verhouding tussen vakbonden en directie, een loon dat in laatste instantie bepaald wordt door politici die het zelf niet moeten betalen maar wel stemmen moeten krijgen van hen die dat loon ontvangen …
     Maar eigenlijk komen we niet ver met een begrip als ‘rechtvaardig loon’ waarvan de precieze hoogte, net als de namen van de gesneuvelde soldaten onder een anonieme grafsteen, slechts aan God bekend zijn. Een bruikbaarder term is die van de personeelsadvertenties: ‘marktconform’ loon, dat wil zeggen, het loon dat nodig is om de nodige werknemers aan te trekken en weg te houden van andere werkgevers met gunstiger voorwaarden. En dan denk ik dat minstens voor het onderwijs de huidige lerarenschaarste mee in de afweging moet worden betrokken. Er zijn veel middelen die weinig  kosten waarmee het beroep aantrekkelijker kan worden gemaakt – beginnende leraren niet te veel lastig vallen met begeleiding, mentoren, trajecten en portfolio’s bijvoorbeeld – maar de vermindering van hun loon – het onmiddellijke of het uitgestelde – hoort daar niet bij.

 

 

 

* Het brutoverschil tussen ambtenarenpensioenen en werknemerspensioenen is natuurlijk nog veel groter.


** De pensioenen bedragen ongeveer 11 procent van het BBP. De totale pensioenuitgave van 52 miljard kan ook vergeleken worden met betekenisvolle onderdelen, zoals de 16 miljard voor gepensioneerde ambtenaren, of daarin de 3 à 4 miljard voor gepensioneerde leraren. Om die laatste schatting te maken, ben ik uitgegaan van zon 135 000 gepensioneerde leraren.

7 opmerkingen:

  1. Is de pensioenkwestie in dit land niet in de eerste plaats een zaak van feitelijke pensioenleeftijd?
    Bepaalde groepen - zoals militairen, leraars, ambtenaren - hebben nogal een tendens gehad relatief jong op pensioen te gaan, zonder dat daar een goede reden voor is, behalve dat zij het kunnen.
    Als de effectieve gemiddelde pensioenleeftijd hoger wordt, is er ruimte voor hogere pensioenen en wordt het makkelijker onevenwichten herbekijken. De grote pensioenwinst zit in de verhoging van de effectieve pensioenleeftijd.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Voor leraren is er in elk geval een evolutie naar een normale situatie. 25 jaar geleden, gingen de collega's nog op pensioen op 55 en 57. (Daarvoor is het voor regenten nog 48 geweest). Nu gaan ze op pensioen op 62-63. Binnen een paar jaar wordt het al 65, 66 en 67.
      In mijn stukje reken ik die korte loopbaan bij de kwesties 'die er niet rechtstreeks mee te maken hebben', omdat ze een aparte oplossing vereisen (namelijk afschaffing van de speciale regelingen van vervroegd pensioen).

      Verwijderen
    2. Ik ben geshockeerd door de lage leeftijden die je citeert. Hoe is het in godsnaam mogelijk?
      Bovendien heb je een wildgroei van 'brugpensioenen', op 52 jaar mensen op pensioen sturen in plaats van dat geld te gebruiken voor wat extra scholing. Nu lijkt me er wel een tweespalt te zijn in dit land, waar Vlaanderen al dichter bij de 80% werkgelegenheid komt, in het zuiden houdt het feest niet op (alhoewel, feest is dat ook niet, zij houden enkel relatieve armoede in stand ....).

      Als je die problemen oplost is het probleem van een hoger minimum pensioen ook oplosbaar zonder schuldopbouw of extra belastingen.

      Verwijderen
    3. Correctie: 80% werkzaamheidsgraad, natuurlijk.
      Vl zit aan 75% ver boven het zuiden van dit land.
      80% wordt als streefdoel beschouwd, onder andere omdat andere landen met hoge welvaart en beperkte staatsschuld daarrond zitten. En op basis van schattingen van wat realistisch haalbaar is.

      Verwijderen
  2. Hoewel het als onvermijdelijk wordt voorgesteld zijn de keuzes omtrent relatief pensioenbedrag en pensioenleeftijd politieke keuzes passend binnen een ideologisch visie. De verhouding tussen bnp en het bedrag dat aan pensioenen gespendeerd wordt is per land (wereldwijd) erg verschillend. De consequentie is natuurlijk dat je een euro (of dollar) maar één keer kan uitgeven, en dat vereist keuzes. Jammer dat die keuze niet tot bij de burger geraakt.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het beste zou zijn als die keuze grotendeels bij de individuele burger lag. Zodat die kan beslissen of hij liever op jonge of late leeftijd veel inkomen heeft, en ook of hij liever lang werkt voor een hoog pensioen, dan wel vroeg stopt met werken voor een laag pensioen.

      Verwijderen
    2. Inderdaad, maar ik bedoel het ook breder. Het beleid van de gezondheidszorg (toch de grootste uitgavenpost) richt zich al decennia op een verlengde levensduur, terwijl er bij de burger vooral vraag is naar meer levenskwaliteit. Er is een transitie nodig bij farma -en rust -en ziekenhuizen om dit passend te krijgen met hun huidig verdienmodel. Uiteraard spelen er ook politieke dogma's mee.
      Bovendien zou de burger ook moeten mee kunnen beslissen over die euro die je maar één keer kan uitgeven of die naar pensioenen moet of iets anders. Als je bijvoorbeeld het rapport over de kostprijs van migratie in Nederland leest, dan kan ik me moeilijk voorstellen dat dit op dezelfde manier zou plaatsvinden indien de keuze bij de burger zou liggen. Veel omtrent de overheidsuitgaven is niet transparant, bijvoorbeeld subsidies. Om keuzes te kunnen maken heb je eerst kennis en gegevens nodig en dat vereist transparantie. Het lijkt me dan ook politiek tactisch dat er zo weinig transparantie is.

      Verwijderen