In de politiek schijnt het vaak om ‘signalen’ en ‘perceptie’ te gaan. Ik ben daar niet erg gevoelig voor. Als Joachim Coens een gek jasje draagt, of Conner Rousseau trekt op witte sneakers naar de koning, of Bart De Wever komt op televisie met een fluwelen kraagje, dan denk ik, foei, wat lelijk, maar dat beïnvloedt mijn gunstig of ongunstig oordeel over die politici niet. Als Jambon op een persconferentie moeilijk uit zijn woorden komt, dan denk ik zoals iedereen: kijk hem stuntelen. Maar ik trek daar dan niet de conclusie uit dat hij een onbekwame minister-president is. Ik weet dat gewoon niet. Leidt hij de vergaderingen van de ministerraad in goede banen? Kan hij ruzies ontmijnen? Heeft hij zich omringd met bekwame medewerkers? Kent hij zijn dossiers? Speelt hij op een overleg zijn kaarten goed uit? Ik heb daar allemaal geen flauw idee van. Journalisten schijnen dat te weten, want ze weten veel. Aan hén vroeg de onsterfelijke brandmeester van Godfried Bomans, de heer Koperbuik, welk soort brand hij eigenlijk aan het blussen was. Maar als het over politiek gaat, vertrouw ik die journalisten maar half. Ik zou eigenlijk liever de analyse lezen van een onpartijdig historicus, binnen 100 jaar, als ik dan nog leef.
Of neem Alexander De Croo. Ik lees dat hij goed scoort bij opiniepeilingen. Ik voel een beetje aan hoe dat komt. Hij is beleefd, kijkt vriendelijk en bezorgd tegelijk, en herhaalt dat hij geen ruzie wil maken en een goed beleid wil voeren. Op mij maakt dat niet veel indruk. Ik zag hem zaterdagavond op televisie – ik was per vergissing naar het nieuws van vrijdag aan het kijken – en ik merkte dat hij geen enkele keer een duidelijk antwoord gaf op een vraag die hem werd gesteld. Al wil ik hier geen kwaadspreken van zijn beleid, in mijn perceptie valt zoiets slecht.
Communicatiespecialisten hebben uitgerekend dat voorkomen, gebaren, mimiek, toon en zegging veel meer bepalen welke boodschap overkomt dan wat precies gezegd wordt. De inhoud komt op de tweede plaats. Die specialisten hebben dat zelfs in procenten uitgedrukt. Bij mij is het anders. Ik let eerder op de bottom line. Het laatste CD&V-congres stelt voor om de mensen zelf hun pensioenleeftijd te laten kiezen tussen 62 en 67 jaar, gekoppeld aan een bonus-malus waardoor je minder krijgt als je vroeger op pensioen gaat. Pieter Lesaffer in Het Nieuwsblad vindt dat een ‘verkeerd signaal’ want langer werken mag niet als een last, en pensioen mag niet als een ‘walhalla’ worden voorgesteld.
Ik spreek Lesaffer niet tegen als hij meent dat het voor de ‘economische motor’ van ons land beter is als we wat langer werken. Dat doel van langer werken kan echter geloof ik heel goed worden bereikt door een bonus-malus zoals CD&V voorstelt. Als de malus hoog genoeg is, zullen de meesten wel doorwerken tot hun 67-ste. Die bonus-malus is ook een eerlijk systeem: je krijgt ongeveer terug wat je erin hebt gestopt. Of het zou zo moeten zijn. De journaliste vroeg aan Coens of het systeem niet te veel zou kosten. Ik lette even niet op het geruite jasje van Coens en des te meer op zijn woorden: ‘Nee, dat moet niet zo heel veel kosten,C zei de partijvoorzitter eerder aarzelend. Dat vond ik dan weer fout. Het zou niks mogen kosten, als men alles goed uitrekent. Anders is het inderdaad weer een cadeau dat mensen ertoe aanzet om vervroegd op pensioen te gaan. Ook had Coens zijn bonus-malus beter gekoppeld aan een vork van 62 tot 70 jaar. Dan was het voor mij duidelijk geweest hoe de ‘bonus’ kon worden verdiend: door drie jaar extra te werken.
En verder was die 62-70 beter geweest voor de nachtrust van Lesaffer: het signaal was dan gegeven dat langer werken voor iedereen een goed idee is: voor degenen die bezorgd zijn om de ‘economische motor’ van ons land én voor degenen die als bejaarde graag een hoog inkomen hebben.
Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn
▼
Ik denk altijd dat politici vage antwoorden geven omdat ze het zelf niet weten.
BeantwoordenVerwijderenVaak is dat zo (niet altijd), en er is niets mis mee iets niet te weten.
VerwijderenEr is wel iets mis mee dan één of ander antwoord te verzinnen waarvan iedereen aanvoelt dat het BS is. Zelfs een leugen.
Er bestaan goede manieren om te zeggen dat je iets enkel bij benadering weet, of dat je nu een antwoord schuldig moet blijven, of dat je erop zal terugkomen, of dat de bedoeling is het zus en zo uit te werken.
Zwakke mensen, ook politici, durven nooit hun zwakte tonen, maar kunnen die toch niet verbergen.
Men kan ook vage antwoorden geven omdat men met een duidelijk antwoord een deel van het publiek tegen zich in neemt. Politici als De Wever en Vandenbroucke geven heel vaak wél antwoord op vragen. De Croo is, lijkt mij, van een ander type.
BeantwoordenVerwijderenDe Croo is in de eerste plaats een opportunist.
VerwijderenOpportunisme in het algemeen is niet slecht als zodanig, maar een politicus die dit als voornaamste principe hanteert wordt onbetrouwbaar.
Politici zeggen in de eerste plaats wat hun medewerkers hun hebben gezegd dat de mensen graag zullen horen. Soms zie je ze echt denken: "Wat moest ik hier weer op antwoorden?"
BeantwoordenVerwijderenJa, er zijn er bij die eigenlijk 'oortjes' zouden moeten hebben, zoals in politiefilms.
BeantwoordenVerwijderen@ R. Meulders: Ja.
BeantwoordenVerwijderenMaar je kan niet alle vragen en nuances voorbereiden, de politicus moet ook zelf kennis van zaken hebben om een authentiek overkomend antwoord te kunnen geven.
Bijvoorbeeld De Wever, P. De Roover, Demir, Francken maar ook Mahdi (in moeilijk dep.), Bogaerts zijn veel authentieker dan vele andere politici. Jambon worstelt met de communicatie. Bij Vooruit is er 'vooruitgang' met C. Rousseau in vergelijking met vroegere partijleiders zoals C.Gennez (haar gelijkt zinsnede was 'wat de mensen willen is...).
Heeft ook te maken met de partijcultuur, CD&V is wishy-washy en Coens worstelt daarmee - het lukt hem niet; Mahdi doet veel beter. O-VLD is één en al politiek opportunisme, G.Rutten sprak in clichés met weinig diepgang, Lachaert zou kunnen maar is ook gevangene van zijn partijcultuur.