Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 11 december 2021

De wet van Lavoisier in de economie


        In mijn polemiekje was ik gisteren aanbeland bij de manier waarop Pascal Cornet econmisch bedrog afleidt uit de wet van Lavoisier *. ‘Handel zonder bedrog is een illusie,’ schrijft Cornet. ‘De structuur van de economie … met concurrentie, met winstbejag als drijvende kracht … vergt ethische excellentie om de kluit niet te belazeren Wie niet op de ene of andere manier bedrog pleegt, of wenst te plegen, stelt zichzelf al marginaal op in het systeem.’
     Ik ben net als Cornet vierkant tegen bedrog, maar mijn omschrijving van dat begrip is heel wat strikter dan de zijne. Wat het callcenter deed was bedrog. Er was een akkoord tussen een firma en de staat, waarbij de firma een prestatie beloofde in ruil voor een royale betaling. In werkelijkheid werd een deel van de prestatie niet geleverd terwijl de royale betaling integraal werd uitgevoerd. Dat is een duidelijk geval van bedrog. Er zijn ook minder duidelijke gevallen. Je vindt een aantal ervan fraai geformuleerd in het hoofdstuk ‘Business’ van Elsschots Lijmen. Maar Cornet gaat veel verder. Hij spreekt al van bedrog zodra bij een handelstransactie een winst wordt gemaakt die een ‘billijke vergoeding’ overschrijdt. En wanneer wordt die ‘billijke vergoeding’ overschreden? Het impliciete antwoord van Cornet is: altijd! Hij verwoordt het zo: ‘Vanaf wanneer wordt winst woekerwinst? Ik geloof heel sterk in het dictum van Lavoisier: Rien ne se perd, rien ne se crée. Er is nooit een winst die niet een winst-ten-koste-van is.’ 
     Lavoisier dus. Ik was als scholier erg onder de indruk van die wet. Die wet heeft mijn kijk op de wereld om mij heen bepaald. Dit ging heel wat verder dan ‘de kringloop van het water’ die de meester ons op de lagere school had uitgelegd. Water verdampt, die damp vormt wolken, en uit die wolken valt regen neer. Zo zat dat dus in elkaar. Regen kwam, om het zo maar eens te zeggen, niet uit de hemel gevallen. Maar Lavoisier betrok er de kwantiteit bij. Als je een zwaar blok hout verbrandt, blijft er wat asse over die haast niets weegt. Maar als je alle roetdeeltjes die bij de verbranding vrijkwamen zou verzamelen en wegen, dan zouden die, samen met de asse, precies evenveel wegen als het oorspronkelijke blok hout. Het was ingewikkelder dan dat, maar dat was het principe.
     Een prachtige wet dus. Maar is die ook van toepassing op handelstransacties? Volgens de meeste moderne economen niet. Zij gaan ervan uit dat het in een ruilproces tussen twee partijen niet zozeer gaat om de fysieke objecten, als om de waarde die die fysieke objecten hebben voor die partijen. En die waarde is subjectief en afhankelijk van de omstandigheden. Een glas water is, voor iemand die dorst heeft, meer waard dan voor iemand die geen dorst heeft. We kunnen ons dus perfect een ruil voorstellen waaruit de twee partijen voordeel halen zonder dat de ene zijn voordeel haalt uit het nadeel van de andere. A is in het bezit van een lekkere wortel maar heeft vooral dorst. B is in het bezit van een glas water, maar heeft vooral honger. De wortel wordt geruild voor het glas water en beide partijen zijn beter af dan voorheen. De ene stilt zijn honger en de andere lest zijn dorst. De twee partijen hebben ‘winst’ geboekt.
     Die dubbele winst doet zich overigens alleen voor als de ruil vrijwillig gebeurt. Als A, die groot en sterk is, een glas water van B afneemt en hem in ruil een piepklein verslenst worteltje in handen stopt, heeft hij rechtstreeks of onrechtstreeks zijn fysieke macht misbruikt. Als A een glas water krijgt waarvan achteraf blijkt dat het stinkt en ondrinkbaar is, heeft B bedrog gepleegd. 
     Komen zo’n dwang en bedrog voor in een vrije markt-economie? Zeker wel, en zelfs vaak. Maar het is, geloof ik, niet de algemene regel**. Ik ben er in elk geval niet vaak slachtoffer van geweest. Toen we ons huis kochten, moesten we een flink bedrag lenen, 2 miljoen frank, als ik mij goed herinner. De bank legde ons een afbetalingsschema voor waaruit bleek dat we 4 miljoen frank moesten terug betalen op 20 jaar tijd. 2 miljoen extra dus. Was dat billijk? We vroegen het aan een andere bank, en daar moesten we ook 2 miljoen extra terugbetalen. We hebben dan maar een contract bij de eerste bank getekend, uit vrije wil. We hadden ook de aankoop van een huis 10 jaar kunnen uitstellen en dan hadden we geen lening nodig gehad. Maar het was zo’n mooi huis, en zo mooi gelegen, dat we die kans niet aan onze neus voorbij wilden laten gaan. Daar hadden we die 2 miljoen extra voor over. Om het meer algemeen te stellen: bij de aankoop van ons huis waren drie partijen betrokken: de verkoper, de koper – wij dus –, en de bank. Zoals ik het zie hebben we alle drie gewonnen bij de transactie. Die driedubbele winst is dus, in zekere zin, uit het niets ontstaan, wat Lavoisier op zijn terrein ook moge hebben beweerd.
     Ik wil niet te streng zijn. Cornet heeft misschien wel een klein beetje gelijk als hij winst voor de ene partij wil zien als verlies voor de andere. Dan moet je winst en verlies in een enigszins andere betekenis gebruiken. Als wij bij de onderhandelingen over de aankoop van ons huis een betere prijs hadden bekomen, dan was dat in zekere zin ‘winst’ voor ons en ‘verlies’ voor de verkoper. Als we na lang zeuren ¼ procent lagere rente hadden afgewongen bij de bank, dan was dat ‘winst’ voor ons en ‘verlies’ voor de bank. Maar de koper was niet verplicht ons die betere prijs te geven, en de bank was niet verplicht ons die lagere rente toe te kennen. De transacties werden vrijwillig afgesloten.
    ‘De wet van vraag en aanbod kan voor mijn part moreel indifferent worden genoemd,’ schrijft Cornet, ‘het gaat om de manier waarop ermee gewerkt wordt in een vrije markt waar er, helaas, onvoldoende mechanismen zijn om de hebzucht van individuen in te dijken.’  Een van die mechanismen is in elk geval dat die markt … euh … vrij is, dat wil zeggen dat de transacties vrijwillig zijn. Je kunt het ook cynischer zeggen: de hebzucht van de individuen speelt aan de twee kanten van de transactie. De Apple-mensen willen zoveel mogelijk van mijn centen in ruil voor een van hun computers, en ik wil zoveel mogelijk van mijn centen houden. Als de Apple-mensen overdrijven met hun prijs, koop ik wel een andere computer, ook al is die minder mooi om naar te kijken en minder aangenaam om mee te werken. De hebzucht van Apple wordt in een vrije markt ingedijkt door mijn hebzucht. Dat maakt het maken van ‘woekerwinsten’ zo moeilijk.
     Tot slot nog dit. Cornet schrijft dat hij ‘van zijn leven nog nooit een grote econoom gelezen heeft.’ Dat is geen schande. Ik heb ook, om maar iets te noemen, de volledige A la recherche du temps perdu niet gelezen. En de meeste economen schrijven niet zo mooi als Proust. Er is echter één boekje dat hij misschien een kans moet geven:  Waarom cola duurder is dan melk. Een filosoof over economische zaken van Bas Haring. Ik heb het indertijd zelf met veel genoegen gelezen. Het is oneindig veel beter geschreven dan Harings eerdere boekje Kaas en de evolutieleer. Het is bevattelijk, geestig en leerzaam. Er wordt niet aan differentiaalrekenen gedaan. Het predikt geen boodschap van links of van rechts. Het meeste van wat in het economische katern van de krant staat, komt niet aan bod. Maar Haring laat zien hoe prettig het is om het leven van alledag voor de verandering eens door een economische bril te bekijken.

 

* Voor de twee eerste deeltjes van die polemiek: zie hier en hier.
** Karl Marx beweerde dat dat machtsmisbruik zich altijd voordeed bij het afsluiten van arbeidscontracten. De werkgever maakte misbruik van de zwakke positie van de sollicitant die elk werk wel moest aannemen, wilde hij niet omkomen van de honger. Of die bewering juist of fout was in de tijd van Marx, laat ik hier buiten beschouwing, maar ik geloof in elk geval niet dat ze recht doet aan de huidige situatie op de arbeidsmarkt.

6 opmerkingen:

  1. Ik wil de discussiepret niet bederven, maar betekent de term “woekeren” in economisch opzicht niet “lenen met overdreven rente”. Dat heeft met het normale handelsverkeer niets te maken. En ik vraag me af hoe lang een handelaar het zou uithouden indien hij geen winst maakte. Hij heeft onkosten, moet misschien iemand in dienst nemen, moet provisie aanleggen voor de toekomst en een reserve voor slechte periodes, zelf ook nog leven en liefst nog beloond worden voor zijn inspanningen. Wat ethiek hierbij komt doen zie ik niet in. Het zal wel aan mij leggen.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Men spreekt ook van 'woekerprijzen'. Pascal Cornet gelooft dat dat de algemene praktijk is binnen het handelsverkeer. Hij gebruikt het in de emotionele zin van het woord (die ook behoort tot de gebruikelijke betekenis ervan).
      Zelf heb ik dat begrip in het eerste deel van mijn polemiek dan maar Miseaans geïnterpreteerd: de hogere winst die gemaakt wordt als de ondernemer profiteert van een onevenwicht tussen vraag en aanbod. Zulke onevenwichten (en zulke hogere winsten) doen zich voortdurend voor, sturen de economische ontwikkeling in een bepaalde richting, maar hebben ook voortdurend de neiging om weer te verdwijnen aangezien het evenwicht tussen vraag en aanbod telkens weer wordt hersteld.

      Verwijderen
  2. Men spreekt ook van 'woekerprijzen'. Pascal Cornet gelooft dat dat de algemene praktijk is binnen het handelsverkeer. Hij gebruikt het in de emotionele zin van het woord (die ook behoort tot de gebruikelijke betekenis ervan).
    Zelf heb ik dat begrip in het eerste deel van mijn polemiek dan maar Miseaans geïnterpreteerd: de hogere winst die gemaakt wordt als de ondernemer profiteert van een onevenwicht tussen vraag en aanbod. Zulke onevenwichten (en zulke hogere winsten) doen zich voortdurend voor, sturen de economische ontwikkeling in een bepaalde richting, maar hebben ook voortdurend de neiging om weer te verdwijnen aangezien het evenwicht tussen vraag en aanbod telkens weer wordt hersteld.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik heb niet alle gerefereerde stukken gelezen, vaak is 'the devil in the detail' - zo mijn excuses daarvoor.

    Maar op basis van wat hier geschreven wordt lijkt Cornet het begrip 'markt' niet te begrijpen. Vanuit een beetje een 'puberale' opvatting van goed en kwaad, zo van 'zou het leven niet mooi zijn indien iedereen altijd lief was'. Dat zou het inderdaad zijn, als het bijbels aards paradijs/de Tuin van Eden zou bestaan, zonder ziekte, overvloed aan eten en kaboutertjes die het werk opknappen.

    De gereguleerde markt-economie in een meer-partijen democratisch politiek systeem is - tot heden - het beste mechanisme om het leven draaglijk te maken.

    Wat mij ten zeerste verwondert is dat in de laat 20ste, vroeg 21ste eeuw er nog mensen rondlopen die zo weinig kaas gegeten hebben van deze dingen, die zelfs de vrije democratie willen opofferen voor idealen die - welgedocumenteerd -zoveel ellende hebben veroorzaakt.

    Wat bezielt deze mensen? Wat is de uitleg voor zoveel irrationaliteit?
    (P.S. Ik zeg niet dat Cornet één van hen is, ik veralgemeen).

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. De markt-economie maakt het leven draaglijk ... Daar ben ik het volledig mee eens. Maar zelfs als je het moraliserend bekijkt, kan je nog altijd wijzen op het ethische voordeel dat de transacties binnen een markt-economie op vrijwillige basis gebeuren.

      Verwijderen