Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

donderdag 15 september 2022

Schelden en discussiëren op Facebook


     Ik plaatste gisteren een stukje over de recente aanvallen in de pers op Mattias Desmet. Ik begon dat stukje met de naïeve en ook lichtjes hooghartige bekentenis dat ik het boek van Desmet niet gelezen had. Het leverde mij een aantal scheldwoorden op zoals ‘die Clerick’, ‘randdebiel’ en ‘lapzwans’. Het mooiste vond ik ‘feodaal’. Dat hoop ik zelf ooit nog eens te kunnen gebruiken. ‘Smerige feodaal!’ en dan het antwoord krijgen: ‘Je bent zelf een feodaal.’ Waarop ik weer: ‘Ach man, ga ergens anders feodalen!’
     Ik zal niet beweren dat zulke scheldwoorden mij niet raken. Het hangt vooral van het moment van de dag af. ’s Morgens en in de vroege namiddag, kan ik tegen een stootje; ’s avonds voel ik mij wat sneller in mijn ziel geraakt, vooral als blijkt dat de scheldwoorden komen van iemand die mijn stuk niet of maar half gelezen heeft. Hoezo niet gelezen of maar half gelezen? Zijn mijn stukjes dan niet goed, geestig, diepgravend en rechtvaardig genoeg om helemaal en grondig te worden gelezen? ’t Is de ultieme belediging voor wie schrijft. 
    Maar ach, ook dat mes snijdt niet erg diep. Mijn nachtrust wordt er niet door verstoord. Ik ga niet urenlang in bed met nijdige rukken nu eens op mijn ene en dan weer op mijn andere zij gaan liggen omdat iemand mij een ‘idioot’ of een ‘lafaard’ noemde, of, helaas, de moeite niet nam om een stukje van mij goed te lezen. Ik geef een zakelijk antwoord als het mogelijk is, en de ervaring leert mij dat zulke mensen hun woorden wel eens intrekken als ze de kwestie achteraf opnieuw bekijken. 
     Waar ik meer onder lijd zijn de hautaine replieken. Zo’n respons die begint met ‘komaan’ of ‘phulease’ of ‘écht?’. Dan voel ik mij weer even als een klein kind dat terecht gewezen wordt. De leraar die zegt: ‘Je kunt beter’ of ‘dit is onder jouw niveau.’* De loketbediende in het station die je met minachting aankijkt en sneert: ‘Hoezo een ticketje naar Kortrijk? Je bent in Kortrijk. Ook de slimste thuis zeker?’ Dan heb ik het even moeilijk. Ik neem mij dan voor om zelf nooit zulke replieken te plaatsen.



     In de loop der jaren heb ik mij een aantal regels opgelegd voor Facebook-gedrag. Ik denk twee keer na voor ik een kritische opmerking plaats op de pagina van iemand anders. Ik ontvriend niemand – behalve prostituées die per abuus in mijn vriendenbestand zijn terechtgekomen. Ik kom niet tussen in ruzies tussen derden op mijn eigen pagina. En ik probeer mijn eigen replieken zo zakelijk mogelijk te houden. Mijn blogstukjes wil ik wel larderen met af en toe een sneer, een plaagstoot, een denigrerend adjectief of desnoods een scheldwoord**, maar in een digitaal gesprek van mens tot mens begin ik daar niet aan. 
    Wel stel ik soms, aan iemand die op mijn pagina reageert, een vraag. Vaak is dat omdat ik iets niet begrepen heb of niet zeker weet of ik het wel goed begrepen heb. Soms krijg ik op zo’n vraag een boos antwoord. Dat komt, geloof ik, omdat mijn sparring partner mijn vraag ten onrechte als ‘retorisch’ interpreteert***, of als een strikvraag ziet, of geen antwoord klaar heeft, of misschien zijn hele wereldbeeld door die ene vraag bedreigd ziet. Die boosheid heb ik vroeger ook gehad, maar ze is mij ondertussen vreemd geworden. Er zijn veel dingen waar ik geen antwoord op heb en mijn wereldbeeld is soepel genoeg om een stootje op te vangen.
     Waarom ga ik überhaupt discussies aan op Facebook? Ik ben zelf neoliberaal, conservatief inzake onderwijs, anti-immigratie, pro-Westers, pro-Amerikaans en ecorealistisch. Op de as elitisme-populisme sta ik in het radicale centrum. Nu zijn er allerlei heel verstandige mensen die op al die terreinen een andere of tegenovergestelde mening hebben. Zowel hun als mijn wereldbeeld is gegrond op goede en minder goede argumenten. Ik vind het fijn om die minder goede argumenten van de andere kant onderuit te halen, of althans om dat te proberen, en te kijken hoe ver ik daar mee wegkom****.
     Dat klinkt allemaal heel verdraagzaam. Toch heb ik ook mijn onverdraagzaam kantje. Het gebeurt heel soms dat ik in een discussie verzeild raak waar ik naar mijn mening op één punt overduidelijk gelijk heb, en mijn opponent gebruikt smoesjes om dat niet toe te moeten geven. Dan discussieer ik even verder tot ik zeker weet dat er geen sprake is van een misverstand. Als dat niet het geval is, stop ik de discussie, zonder een sarcastisch ‘nog een fijne namiddag’, maar toch vrij radicaal: stop. Ik ga met die persoon nooit meer in discussie. Het is mij in mijn zeven jaar Facebook nog maar twee keer overkomen. Het ging twee keer om heel lieve mensen die ik nooit een scheldwoord heb weten gebruiken. 

    

 *Ik was diep geschokt toen onder een gedicht op FB van Koenraad Goudeseune de commentaar stond: Je kunt beter, Koenraad.’ Ondertekend: Piet Piryns. 

** Ik probeer mijn scheldwoorden dan zo te kiezen dat ik met het lijdend voorwerp ervan nog altijd een koffie zou kunnen drinken in het station van Gent.

*** De laatste tijd pas ik beter op met de vragende vorm. ‘Zou het niet kunnen dat …’ wordt dan tentatief bevestigend ‘Het zou geloof ik kunnen dat …’ Maar dan heb je weer mensen die mij toevoegen dat het hen niet interesseert wat ik ‘geloof’. Je kunt het nooit voor iedereen goed doen.

**** Ik probeer in die discussies zoveel mogelijk binnen de terminologie en het referentiekader van mijn opponent te blijven. Dat is niet alleen een kwestie van welwillendheid, maar ook een poging om niet in elke discussie het hele wereldbeeld erbij te betrekken.

3 opmerkingen: