Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 18 december 2022

De economische logica van kerstcadeaus


     In zijn memoires beschrijft mijn vader een kerstfeest met bijhorende cadeaus. Hij huurde toen een kamer in het huis van zijn Amerikaanse tante en kreeg van haar een elektrisch scheerapparaat cadeau.  Als levenslang adept van mes, schuim en kwast, moest hij zijn uiterste best doen om zijn teleurstelling te verbergen. ’t Is geloof ik een gevoel dat velen van ons kennen. Ik hou erg van de gezelligheid van pakjes openmaken, maar vooral als iemand anders pakjes openmaakt die hij of zij ook van iemand anders gekregen heeft. Het talent om blij te zijn met de cadeaus die ik zelf ontvang of geef, heb ik slechts in geringe mate. Ik ben jaloers op mensen die het wel hebben.
    Over cadeaus geven en krijgen valt heel wat te zeggen. Een vriend van mij die filosofie studeerde, is ooit aan een doctoraat over het onderwerp begonnen. Cadeaus kun je bekijken als een filosofisch vraagstuk, of als een ethisch, een antropologisch, een psychologisch, een opvoedkundig, of zelfs een relatiedynamisch vraagstuk. En dan heb je nog de economische kant van de zaak.
     In Friedmans Free to Choose kwam ik jaren geleden een schema tegen over geld uitgeven dat mij is bijgebleven. Wanneer je geld uitgeeft, schreef Friedman, kun je ofwel je eigen geld, ofwel dat van een ander uitgeven; je kunt dat geld ook ofwel voor jezelf ofwel voor een ander uitgeven. Een combinatie van die twee alternatieven levert vier situaties op:


      In situatie (1) bevind ik mij als ik een nieuwe computer wil kopen als de oude te langzaam geworden is. Ik doe dan een uitgebreide marktstudie om een zo goed mogelijke computer te vinden: mooi, snel, gebruikersvriendelijk, duurzaam, prestigieus merk, maar niet te mooi, te snel enzovoort, want dan wordt het te duur. ’t Is een erg moeilijke afweging die maanden in beslag neemt en mij veel kopzorgen bezorgt. Situatie (2) is die van cadeautjes, zie verder, en situatie (3) is die van bedrijfslunches. Bij situatie (4) wordt het politiek interessant. Het is de situatie van een minister of van een burgemeester, die de aankoop van een gevechtsvliegtuig of de heraanleg van een straat moet goedkeuren. Die mensen, zegt Friedman ongeveer, hebben minder kopzorgen: de belastingbetaler neemt de factuur voor zijn rekening terwijl de minister zelf niet met dat vliegtuig moet vliegen en die heraangelegde weg buiten het dagelijkse parcours van de burgemeester ligt. De minister en de burgemeester zijn, volgens Friedman, minder gemotiveerd om de beste prijs-kwaliteit na te streven want hun eigen belangen staan niet rechtstreeks op het spel.
     En wat als die politicus van het zeer idealistische type is die de belangen van de burgers met hetzelfde fanatisme behartigt alsof het zijn eigen belangen betrof? Zou die dan wel even gemotiveerd zijn om de beste prijs-kwaliteit na te streven? Per definitie. Zou die dan dezelfde kopzorgen hebben als wanneer ik een nieuwe computer wil kopen? Allicht. Zou die dan bij dezelfde prijs-kwaliteit uitkomen? Daar vrees ik voor. De kwestie van economische beslissingen heeft niet alleen met motivatie te maken, maar ook met informatie*.
     Vandaag, één week voor Kerstmis, bevind ik mij enigszins in de situatie van de politicus. Ik moet kerstcadeautjes kopen voor mijn vrouw. Ik zal die betalen met geld van de gemeenschappelijke rekening, dus gedeeltelijk mijn geld – situatie 2 – maar ook gedeeltelijk dat van mijn vrouw – situatie 4. En voor die cadeautjes maak ik mij nog meer kopzorgen dan voor aankopen voor mijzelf. De reden is dat ik na al die jaren nog altijd te weinig informatie heb over wat mijn vrouw eigenlijk wil. Als ik iets zoek voor mijzelf, kijk ik vooral naar de afmetingen: hoeveel plaats zal het innemen. Als mijn vrouw iets zoekt, kijkt ze vooral naar de kleur, en de trend op dat vlak verandert elk jaar.
     Maar Clerick, zul je zeggen, hoe is dat mogelijk? Hoe lang ben je al getrouwd? Ken je de smaak van je vrouw nu nog altijd niet? Let je dan niet op als ze in de loop van het jaar voor een etalage blijft staan, en iets mooi vindt? Of als ze commentaar geeft op reclamefolders? Of als ze door de Knack Weekend bladert en opmerkt dat de dames die dat magazine maken, met een loon dat vergelijkbaar is aan het hare, zich ook al die spullen niet kunnen permitteren?
     ’t Zijn goede vragen. Ja, ik ben al lang getrouwd, en dat is in dit geval een nadeel want ik héb al veel cadeautjes gegeven. Ik kan moeilijk twee keer dezelfde CD-box geven. Ik ken mijn vrouw nu redelijk goed, en weet daardoor vooral wat ze niet wil. Als mijn vrouw iets mooi vindt in de etalage, betekent dat niet dat ze dat ook écht wil. Ooit kocht ik een jurk die ze mooi vond in de etalage. Ze heeft die jurk nooit aangedaan. En met die dure spullen in Knack Weekend doe ik haar geen plezier. Daar komt nog bij dat we ondertussen veel rijker zijn dan vroeger, en veel meer spullen hebben. Verder aarzelen we niet om als we voor onszelf een lees- of kookboek willen, dat meteen ook te kopen. Dat zijn allemaal cadeautjes die we niet kunnen kopen.
      De opdracht van de politicus is tegelijk moeilijker en makkelijker dan degene waar ik rond kerstmis voor sta. De politicus heeft geen enkel probleem om een lijstje op te stellen van wat zijn kiezers willen: beter verwarmde zwembaden, hogere pensioenen, meer rijstroken op de autoweg, bredere fietspaden, meer stadsdichters, modernere gevechtsvliegtuigen. Er is altijd wel minstens iemand die zoiets wil. De lijst is zo lang dat ze het staatsbudget ver te boven gaat. Er moeten dus keuzes gemaakt worden, en dan komt de arme politicus in de problemen. Hij weet niet hoeveel mensen écht iets willen. Actiecomités en drukkingsgroepen zijn een slechte graadmeter en opiniepeilingen ook. En er zijn bovendien altijd mensen die liever frissere zwembaden hebben, lagere pensioenen voor anderen, minder rijstroken op de autoweg, minder fietspaden**, geen stadsdichters en géén gevechtsvliegtuigen.
    Ik keer terug naar de kerstcadeaus die ik ooit kocht voor mijn vrouw. Daar zaten leuke dingen bij, maar het waren per definitie zaken – dat is een deel van de charme – die mijn vrouw voor zichzelf niet zou hebben gekocht.  ’t Waren bijvoorbeeld frivole artikels waarmee ik oh en ah oogstte, maar die daarna in de kast verdwenen. Ofwel was het iets nuttigs – dat wil zeggen iets wat ikzelf heel nuttig vond, maar mijn vrouw dan weer niet. Ook koos ik meestal een te duur model van iets***, uit onzekerheid, omdat ik niet voor een krent wilde doorgaan, of omdat ik wist dat mijn vrouw voor mij ook iets duurs had gekocht. 
     Welnu, van elk soort miskoop vind je moeiteloos een equivalent in de politiek. Frivole uitgaven genoeg, net als nuttige uitgaven die vooral de politici zelf nuttig vinden. Van te dure projecten uit zucht naar prestige, of om een aura van generositeit te verwerven, is het ook makkelijk om voorbeelden te vinden. Het laatste ten slotte, een duur project om een ander duur project te compenseren,  heeft in de Belgische context zelfs een eigen naam gekregen: wafelijzerpolitiek, naar de typische bakvorm waarmee je tegelijk twee identieke wafels bakt. In de jaren zeventig en tachtig was het de gewoonte dat een project in Vlaanderen moest worden gecompenseerd door een even duur project in Wallonië en omgekeerd. Maar het probleem gaat natuurlijk veel dieper. Het is eigen aan een economie met grote staatsuitgaven dat de verschillende bevolkingsgroepen, en hun vertegenwoordigers in de politiek en de administratie, er angstvallig voor waken dat als de ene groep iets krijgt, de andere groep ook iets krijgt, en als de ene niet bespaart, de andere ook niet bespaart. 
     De laatste dagen zijn er nogal veel pakjes aan huis bezorgd op naam van mijn vrouw. Daar zit zonder twijfel een en ander voor mij bij. Het is dus hoog tijd dat om te doen wat ik elk jaar zo lang mogelijk voor mij uitschuif: als een gek rondlopen in winkelstraten of sites met cadeautips verkennen. Een wafelijzer komt niet in aanmerking, want dat heeft mijn vrouw al, en het zou ook meer een cadeau voor mijzelf zijn.

 

* Dat is trouwens een van de kernideeën van Friedmans boek: dat een liberale economie beter in staat is om complexe informatie te laten doorstromen naar wie beslissingen moet nemen.

** Kan er iemand voor minder fietspaden zijn? Ja, ik bijvoorbeeld. Soms. Ik fiets zelf vaak en vind het vervelend als ik op een stuk weg zonder fietspad kom. Daar mag morgen al een fietspad komen als het van mij afhangt. Maar soms ben ik ook tégen nieuwe fietspaden. Aan het voetbalveld van Lierse-Jeugd was vroeger een parkeerstrook die bij matchen altijd volledig bezet was. Die moest wijken voor een nieuw fietspad, terwijl aan de overkant van de weg al een fietspad was, breed genoeg om nog 30 jaar stijgend fietsverkeer in twee richtingen te verwerken.
*** Het té-dure-model-voor-de-zekerheid, grote tv, mobieltje met veel geheugen, die ik noch mijn vrouw voor onszelf zouden hebben gekocht, kan achteraf natuurlijk precies zijn wat we nodig hadden. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten