Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

woensdag 10 mei 2023

Mijn canon en dé canon


    
 Sinds ik weet dat de Vlaamse canon gepubliceerd is, ben ik erg zenuwachtig. Dat werd nog erger toen ik de website bezocht en ik zeeziek werd van de bewegende lijnen en cirkels. Het volstond echter om even op Lijst te klikken, en de rust keerde op het scherm terug. Nu moet die nog terugkeren in mijn gemoed. Misschien helpt het om een en ander neer te schrijven.
     Bij links-intellectueel Vlaanderen lijkt de opluchting in elk geval groot te zijn. Velen waren bang geweest dat er uit de canon een Vlaamse identiteit – horesco referens – naar voren zou komen en ze hadden daarom maar meteen het hele begrip ‘canon’ zelf tot voorwerp van hun aanvallen gemaakt. Ik heb daar toen enkele stukjes over geschreven*, want dat begrip ‘canon’ was mij juist wel sympathiek, en de voorbarige kritiek maakte mij kregelig. Anderzijds vreesde ik dat de canon niet mijn canon zou zijn, zoals links Vlaanderen vreesde dat de canon niet hun canon zou zijn. Maar zelf ben ik in zulke zaken nogal verdraagzaam.
     Ik heb de canon ondertussen vluchtig gelezen, en er is veel dat mij tot tevredenheid stemt. Mijn geboortestadje Wervik wordt drie keer vermeld: een keer in verband met de Romeinse heirweg, een keer in verband met de Beeldenstorm, en een keer in verband met de Frans-Nederlandse Oorlog en de Vrede van Nijmegen (1678). Jammer genoeg wordt het schandelijke Verdrag van Utrecht (1713) er niet bij betrokken, verdrag waardoor Wervik tot op vandaag opgedeeld blijft in een Vlaams stuk, een een stuk dat door de Fransen wordt bezet. Er is veel onrecht op de wereld. Ook mijn vrouw mag trouwens niet klagen want haar geboortestadje Nieuwpoort krijgt twee vermeldingen: een keer als het meest noordelijke punt van het loopgravenfront in WO I, en een keer wegens de folkloristische heksenstoet rond Jeanne Panne. Weer jammer dat de Slag bij Nieuwpoort niet vermeld wordt, want dat is aan de KU Leven een jaarlijks terugkerende vraag op het examen van kandidaat-orthopedisten.
     En er is meer wat mij bevalt. Veel van wat ik onthouden heb van de geschiedenisles in de lagere school, veel van wat ik in mijn eigen lessen Nederlands benadrukte, en veel van wat mij op een andere manier kwam aanwaaien – veel dus van mijn Vlaamse canon, heeft zijn weg gevonden naar de Vlaamse canon: de Romeinse heirwegen, Karel de Grote, de Vlaamse Primitieven, de sluwe Filips de Goede en de roekeloze Karel de Stoute, de Geldwisselaar van Quinten Metsys, de polyfonie, het Lof der Zotheid van Erasmus, Peter Paul Rubens, zijn verfijnde leerling Anton van Dyck, onze wetenschappers van de zestiende eeuw met Simon Stevin, Mercator, Vesalius en Dodoens als boegbeelden, de hagepreken, Marnix van Sint-Aldegonde (die trouwens ook zijn plaatsje teruggekregen heeft in de inkomhal van het Arenberg – dubbel goed nieuws!), de goede keizerin Maria-Theresia (FB-vriend Hugo Maes zal tevreden zijn), de Boerenkrijg, en Napoleon. En voor de latere tijd: de eerste treinrit tussen Mechelen en Brussel, de vrijmaking van de Schelde, de spotprent van Leopold II die voorgesteld wordt als een wurgslang, de ‘drie kraaiende hanen’, de schilders Ensor en Permeke, de beeldhouwer Meunier, en verder kardinaal Cardijn, de film Mira, dokter Willy Peers en nog veel meer.
     Soms mis ik wat drama: de plunderende Noormannen, de wrede hertog Alva en zijn ‘Bloedraad’, de Gentse Stroppendragers die blootsvoets en in hun hemd door de straten moesten lopen, de terechtstelling van Egmont en Hoorn die in heel West-Europa voor commentaar zorgde. Zo lezen we wel over het communautaire Egmontpact (1978), maar niet over de graaf Egmont (1522-1568) die, langs zijn kasteel om, voor de naam van dat pact gezorgd heeft. Ook stoort het mij dat Jozef II ter sprake komt zonder dat zijn volkse bijnaam ‘keizer-koster’ vermeld wordt. Ook wordt hij een aanhanger van het ‘verlicht absolutisme’ genoemd terwijl ‘verlicht despotisme’ zoveel beter en vertrouwder in de oren klinkt. En dat de Brabantse revolutionair Van der Noot vermeld wordt en zijn kompaan Vonck niet, getuigt bijna van kwade wil. Hetzelfde geldt voor de namen van de drie eerste Belgische locomotieven. De Olifant wordt vermeld, maar waarom de Pijl en de Stephenson achtergesteld? In de lagere school moesten we ze alle drie kennen.
    In zo’n overzicht als de Vlaamse canon komen onvermijdelijk lacunes voor. Ik mis bijvoorbeeld een nogal typisch Vlaams verschijnsel als de Rederijkersbeweging. Of een foto van het Gruuthuuse liedboek. Het Egidiuslied is vaak het enige wat de leerlingen mooi vinden in de Middelnederlandse literatuur. Of nog: Guido Gezelle. En toch is daar allemaal géén plaatsje voor gevonden. Dat heeft natuurlijk veel te maken met het dwangmatig ordenen van de informatie in een aantal thema’s of ‘vensters’**. Ik neem aan dat de canonmakers bijvoorbeeld wel weten hoe belangrijk  Anthonis de Roovere, Jan Moritoen of Guido Gezelle waren en zijn, maar als daar toevallig geen interessant venster is waar ze bij passen, vallen die namen tussen de mazen van het net. 
     De verhouding tussen namen en vensters kan eenvoudig zijn. Als je een venster op de Vlaamse Primitieven wil – en wie wil dat niet? – dan weet je meteen ongeveer welke schilders je gaat opnemen: de gebroeders van Eyck, Dirk Bouts, Hans Memling en Rogier van der Weyden. Je opent groot met de belangrijkste en bekendste: de gebroeders van Eyck en hun Lam Gods. Maar soms moet het omgekeerd gegaan zijn. Iemand in de commissie zegt: 
‘En Brel, die heeft toch over Vlaanderen gezongen. Soms wel wat grof, maar toch. Zouden we die niet opnemen?’ Daar is iedereen het mee eens. Maar dan moet er daar een venster voor worden gemaakt. ‘Franstalige cultuur in Vlaanderen,’ zegt een van de commissieleden. Dat wordt goedgekeurd. En dan gaat men namen zoeken. 
- ‘Tijl Uilenspiegel, was dat geen Frans boek van een zekere Charles De Coster?’ vraagt er een.
- ‘Maurice Maeterlinck,’ zegt een tweede. ‘Nobelprijswinnaar. La vie des abeilles was een wereldsucces. L’oiseau bleu is nog verfilmd met Elizabeth Taylor.’ 
- ‘Hoe heet die dichter ook weer,’ vraagt een derde, ‘waar Stefan Zweig zo wild van was? Emile Vermaeren? Emile Verhaeren?’ 
- ‘En dan die film van Roland Verhavert over Brugge,’ vraagt een vierde, ‘was dat geen verfilming van een Frans boek? Bruges-la-morte, of zoiets. Van een of andere Rodenbach, geloof ik. Op zijn Frans uitgesproken.’
     ’t Wordt een vruchtbare uitwisseling van gedachten, maar het resultaat is dat Charles De Coster, Maeterlinck, Emile Verhaeren en George Rodenbach, ten koste van anderen, in de selectie terechtkomen. Toevallig heb ik als romanist drie van die vier auteurs gelezen, maar als ik moest kiezen had ik toch liever Buysse, Streuvels, Timmermans, Walschap en Elsschot gekozen. Van die laatste wordt zelfs de naam niet vermeld***. Helaas, voor een heel venster op de vooroorlogse literatuur was geen plaats meer, want dan waren er 61, en dat is geen rond getal. Zonder die venstergeschiedenis echter zouden die namen er wel ingekomen zijn, samen met Brel en met de mythologie rond Tijl Uilenspiegel.
     Voor de náoorlogse literatuur is er overigens wel een venster voorzien, waarin vooral Hugo Claus de aandacht trekt. Er wordt een mooie regel uit zijn bekendste moedergedicht geciteerd. Hij wordt de ‘veelzijdigste’ van de artistieke generatie na 1945 genoemd. Dat is inderdaad een grote verdienste. Een andere verdienste is dat allerlei namen aan hem kunnen worden vastgehaakt die anders de canon misschien niet hadden gehaald. Paul van Ostaijen, Gerard Walschap en Herman Teirlinck hadden de eer om Claus vooraf te gaan, en zelf deed hij Vondel, Streuvels en Timmermans de eer aan om hun schrijfsels te bewerken tot eigentijds toneel of tot filmscenario’s. 
     Ik zou overigens niet schrijven dat Claus zijn kindertijd in het college in Aalbeke en in Kortrijk heeft doorgebracht. Van Kortrijk weet ik het niet, maar Aalbeke heeft bij mijn weten nooit een college gehad. Wel was er een kostschool voor lager onderwijs. Hugo Claus heeft daar inderdaad op de schoolbanken gezeten en in de chambrettes geslapen. Ik ook.

Over de canon, zie mijn stukje hier. Over het aanverwante onderwerp van geschiedenisonderwijs: zie mijn stukje hier.

**‘Als je de Nederlandse lijst bekijkt, begrijp je hoe men te werk is gegaan. Van Gogh, Annie Schmidt en Eise Eisinga (die heb ik moeten opzoeken) hebben er hun plaats; Vermeer, Nescio en Huizinga niet. Dat komt omdat de namen als ‘vensters’ moeten dienen om daardoor naar een groot verhaal te kijken. Door het venster van Van Gogh, Schmidt en Eisinga zien we in alle duidelijkheid ‘de moderne kunstenaar’, opdoemen, of ‘de tegendraadsheid in een burgerlijk land’, of ‘de Verlichting in Nederland’. Met Vermeer, Nescio en Huizinga is het moeilijker om de vinger op het grote verhaal te leggen. Ik ken het probleem. Als leraar ga ik ook zo te werk bij het opstellen van een literatuurlijst. Eigenlijk wil ik Zola en Hardy er liever buiten houden, maar tegelijk wil ik graag íets zeggen over het naturalisme, dus dan neem ik ze er maar bij.

*** Het is misschien beter dat de naam van Elsschot geen ‘eervolle vermelding’ krijgt. Het affront zou eigenlijk nog groter geweest zijn.

3 opmerkingen:

  1. Zoals je kon lezen op mijn facebook was ik uiteindelijk niet zo enthousiast terwijl ik het idee a priori nog wel genegen was. Ik vind de partijpolitieke recuperatie al bij al nog te apert. De structuur van vensters werkt wel om alles aan bod te laten komen maar de betiteling van die vensters heeft wat mij betreft nog altijd een te sterke NVA-signatuur, of het is mijn toezichtersoog.

    Nu had ik hetzelfde met het boek "Een wereldgeschiedenis van Vlaanderen" die het multiculturele en inclusieve al te zeer benadrukte, terwijl de verhalen op zich allemaal heel boeiend waren.

    Door dit een canon te noemen, lok je eigenlijk de controverse uit, en dat werkt dan weer prima om het onderwerp ingang te doen vinden. Toch denk ik dat Weyts, zijn paladijnen en zijn rebellen, wij allen dus, een achterhoedegevecht leveren tegen de teloorgang van parate kennis bij de huidige en volgende generaties. Die halen hun mosterd niet bij een canon of de kritiek daarop, maar op Tiktok. Zij lezen Coleen Hoover. Zij volgen influencers waarvan ik het bestaan niet ken. Zij weten niet wie Claus is, voor of na de canon. Zij luisteren niet naar Brel, voor of na de canon. Zij weten misschien zelfs niet wat een canon is, voor of na de canon. - Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Je kan de canon ook via Tiktok verspreiden, niet?

      Verwijderen
    2. rudiger wouters11 mei 2023 om 07:19

      Dieter, ik vrees ook daarvoor. Maar wat van de canon bij hen overblijft zal waarschijnlijk zijn dat ze deel uitmaken van iets - een volk- ( identitair dus toch). Een Vlaams volk, waar geen Nederlands maar Vlaams gesproken zal worden. Teruggetrokken binnen nog kleinere grenzen en zich afsluitend van het Frans ( wegens de taal van de vijanden: de luie Walen en de fransen die hier huishielden onder napoleon… want zo lees ik het nu al bij trolls). De achtergrond van hertogdom Brabant met Worringen en et charter van Kortenberg of de achtergrond van het prinsbisdom Luik-Limburg die zeer verschillend zijn dan Vlaanderen zal in de nevelen der tijden verdwijnen. Jammer

      Verwijderen