Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

vrijdag 12 mei 2023

Reynebeau en de canon – een klucht.


     Intellectueel-links Vlaanderen geeft ruiterlijk toe dat het met zijn kritiek op de aangekondigde Vlaamse canon wat voorbarig is geweest. ’t Is schattig – want hoe hadden die lui zich de canon wel voorgesteld? – maar ’t is ook altijd mooi als iemand iets toegeeft. Bijvoorbeeld in dit geval dat die meneer Canon dan toch geen ongeschoren ploert is, met een ooglapje, die in Vlaanderen rondsluipt om, als een oom Claudius, nationalistisch gif in ieders oren te laten sijpelen. Oef! Wie zijn mes gewet had, stak na het lezen van de teksten, dat mes weer in het foedraal. Een hunner echter, Marc Reynebeau, bleef koppig vasthouden aan zijn op voorhand ingenomen standpunt. Reynebeau is, zo blijkt, een echte flandrien: niet opgeven, nooit opgeven. Ondanks zijn exotische geboorteplaats is hij de incarnatie van de Vlaamse identiteit.
     Die Vlaamse koppigheid van Reynebeau lost voor mij een grote moeilijkheid op. Af en toe mag ik graag eens polemisch stukje tegen hem schrijven, en ik heb altijd geleerd dat je je daarbij moet proberen voor te stellen dat je tegenstrever ongeveer even slim en even eerlijk is als jezelf. Maar bij Reynebeau vind ik dat moeilijk. Zijn columns bevatten zoveel onredelijks dat ik aan die slimheid en eerlijkheid ga twijfelen. Maar nu weet ik dat dat twijfelen niet hoeft. Iemand die slim en eerlijk is, maar koppig als een flandrien, kan al eens iets onredelijks schrijven zonder dat hij het zelf merkt. De flandrien kijkt alleen naar zijn stuur en naar de twee meter kasseien vóór hem.
     Reynebeau begint overigens heel redelijk. Hij ziet de Vlaamse canon, net als de makers ervan, als een ‘uitnodiging tot discussie en debat*.’ Maar dan blijkt helaas dat er in ons eigen Vlaanderen toch een ongeschoren ploert rondloopt die dat debat verboden heeft. Lees even mee: ‘De opdrachtgever van deze canon, minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA), sloot elke discussie gisteren al meteen af door ze elke legitimiteit te ontzeggen. Eventuele kritiek is volgens hem uitsluitend ingegeven door verkramping en identiteitsschaamte.’ Heeft Weyts dat zo gezegd? Of heeft Reynebeau de woorden in zijn opwinding wat vrij vertaald? Als Weyns het zo gezegd heeft, dan ben ik niet met hem eens**. Ik zal mij de mond niet laten snoeren! Desnoods ga ik ’s nachts clandestien leuzen kalken: Leve Elsschot! Leve Gezelle! Leve pater Damiaan! Maar als Weyts nu gewoon gezegd zou hebben dat kritiek à la Reynebeau door verkramping en identiteitsschaamte is ingegeven, ja, dát zou wel eens kunnen.
   Reynebeau gaat nog even door op de kwestie. Volgens hem propageert N-VA een ‘complexloos zelfbewustzijn’, en –  let nu goed op – ‘complexloos’ betekent hetzelfde als ‘niet bediscussieerbaar’. Is dat zo? Dat is raar. En Reynebeau schrijft ook iets raars over de canoncommissie. Die ‘beweert’ namelijk zich niets aangetrokken te hebben van de ideologie van N-VA. ‘Dat kan de politieke ambiguïteit alleen aanscherpen,’ schrijft Reynebeau. Hoezo ambiguïteit? Ofwel heeft de commissie alleen haar eigen inhoudelijke criteria gebruikt, en is er géén ambiguïteit, ofwel heeft de commissie een compromis gezocht tussen haar eigen criteria en die van N-VA. Of om het nog anders te zeggen: ofwel liegt de commissie met haar ‘bewering’, ofwel vertelt Reynebeau onzin als hij schrijft dat het resultaat een ‘lastig compromis is tussen wetenschap en politiek.’ En o ja, Weyts, de onverlaat, wil ook nog de leerkrachten, ‘wier broodheer hij is, “overtuigen” om de canon te gebruiken.’ Mooi woord, broodheer; en overtuigen staat tussen aanhalingstekens, want we weten allemaal, nietwaar, wat dat zogezegde “overtuigen” betekent voor de leerkracht: geen canon, geen brood!
    Bij de koppigheid van Reynebeau hoort een olifantengeheugen. De journalist is Het Verhaal van Vlaanderen nog lang niet vergeten.  ‘Veel historici,’ schrijft hij, ‘beoordeelden de reeks als alterhaald, fragmentair en onkritisch.’ Veel historici, dat geloof ik zo. En er waren ook veel historici die aan de reeks meewerkten. Dat doet mij denken aan die open brief van 300 wetenschappers – veel wetenschappers dus – die de klimaatopwarming in twijfel trokken. Steven Pinker reageerde met een open brief van 300 andere wetenschappers die de klimaatopwarming niet in twijfel trokken en die allemaal Steven heetten. Die 300 Stevens, legt Pinker uit, waren gemakkelijk te vinden want het was een populaire naam in zijn generatie.
     Halverwege zijn tekst zegt Reynebeau iets redelijks over de moeilijkheid om geschiedenis en geografie samen te brengen. Kun je Vlaanderen als geheel behandelen terwijl de samenstellende delen gedurende lange tijd geen politieke band hadden? Kun je Vlaanderen apart behandelen, zonder er Wallonië bij te betrekken, of de Noordelijke Nederlanden? Dat is vragen om de kwadratuur van de cirkel. De uitmuntende Pirenne behandelde Vlaanderen in een Belgische context en de uitmuntende Geyl behandelde Vlaanderen in een Groot-Nederlandse context. Twee mooie oefeningen, en geen van beide is ‘juist’ of ‘fout’. Als de populaire geschiedsschrijving dan hedendaagse politiek-culturele eenheden als geografisch uitgangspunt kiest – Vlaanderen, of Duitsland, of Italië, of de Verenigde Staten – dan begrijp ik niet dat daar zo over gezeurd wordt. Je moet toch, zoals Archimedes, érgens een vast punt hebben. 
     Maar Reynebeau zeurt liever. Als het in de Vlaamse canon over de Guldensporenslag gaat, had het eigenlijk over een opstand in Luik moeten gaan – anders krijgt 1302 te veel ‘uitzonderlijkheid’ – als het over de Leuvense socialisten gaat die betogen voor het algemeen stemrecht, dan had het eigenlijk over de Waalse socialisten moeten gaan die met dat betogen begonnen waren, en als het over Marie Belpaire gaat met haar volksscholen voor meisjes in Antwerpen, had het eigenlijk over de Marie Popelin moeten gaan die als eerste vrouw een diploma in de rechten behaalde aan de Université libre de Bruxelles. En over de Brusselse Isabelle Gatti de Gamond die al ‘eerder en systematischer dan Belpaire’ voor meisjesonderwijs opkwam. Reynebeau lijkt er een wedstrijdje van te maken: wie de eerste was, en wie de ‘uitzonderlijkste’ was, of juist niet. Soms ook krijg je de indruk dat voor hem de Vlaamse canon gewoon vooral over Wallonië moet gaan. 
     Reynebeau laat hier trouwens kansen liggen. De Vlaamse canon heeft een heel venster op de Slag van Gaver (1453) waarbij de Gentenaars tegen de Boergondische hertog vochten. Kon dat eigenlijk niet beter over de 600 Franchimontezen (1468) gaan, die immers ook tegen de Boergondische hertog vochten? Over die 600 Franchimontezen, ook al waren het Walen, leerden we trouwens op de lagere school, net als over de revolutionairen van Risquons-tout, en over Brussel waar het druppelde als het in Parijs regende.
     Op één punt moet ik Reynebeau gelijk geven. ‘Wel een venster op de IJzertoren,’ schrijft hij, ‘geen aandacht voor de zoveel talrijkere acties van de ‘nationale’ oudstrijdersbonden in het interbellum.’ Ik geloof  dat die ‘nationale’ oudstrijdersbonden inderdaad talrijker waren dan de ‘Vlaamse’. Mijn grootoom was secretaris van de belgicistische NSB in Wevelgem en hij sprak altijd meewarig over de flamingantische concurrenten van de VOS. Als de NSB een filmvoorstelling organiseerde – in de jaren 60 was dat meestal, op algemeen verzoek, Miracle of the White Stallions – dan was dat voor een volle zaal. Als de VOS een filmvoorstelling organiseerde, dan was dat, zei hij, terwijl hij met genoegen aan zijn Lipizzaners terugdacht – voor drie man en een paardenkop.’ Maar alles samengenomen had ik in de canon toch een grotere plaats ingeruimd voor de IJzerbedevaart*** dan voor de filmvoorstellingen van mijn grootoom. Een beetje zoals ik in het venster op Mei 68 – dat helaas ontbreekt in de canon! – meer aandacht besteed had aan de gauchisten op de barricades dan aan de silent majority die thuis hun lessen aan het leren waren in het Frans of in het Nederlands.
     Laat ik met een mooitje eindigen. Reynebeau neemt aanstoot aan de volgende passage in de canontekst die het einde van de Tweede Wereldoorlog behandelt: ‘Die straatrepressie bleef in het collectieve geheugen gegrift. De collaboratie en haar bestraffing zorgen tot vandaag voor maatschappelijke discussie.’ Herlees die zin, en wik elk woord. Wat is er fout aan? Ik zie het niet, maar Reynebeau ziet het wel: ‘Die visie praat de frustraties na van de zich onheus bejegend voelende Vlaams-nationalistische collaboratie.’ 
Nou-nou-nou-nou****. En hoe had het dan wel gemoeten?  Ik probeer maar wat. Straatrepressie na de Tweede Wereldoorlog kwam er niet. Ze bleef ook niet in het collectieve geheugen gegrift. Bovendien was ze gerechtvaardigd. De collaboratie en haar bestraffing zorgen vandaag niet meer voor maatschappelijke discussie.

* Voor mijn eigen bijdrage aan het debat, zie mijn stukje hier. Ik ga maar beter niet in op de geschiedenisfilosofie van Reynebeau. Hij schrijft dat in een overzicht van de geschiedenis ‘altijd nieuwe inzichten, interpretaties en accenten denkbaar zijn. De discussie daarover is wat de historiografie tot een wetenschap maakt.’ Bedoelt Reynebeau wat hij hier geschreven heeft, of bedoelt hij eigenlijk wat Pieter Geyl korter zei: ‘De geschiedenis is een discussie zonder eind.’ In het laatste geval ben ik het met Reynebeau eens. In het eerste geval hebben Reynebeau en ik de historiografie weer tot wetenschap gemaakt. En doe ik dat op café wel vaker.

**Wat Weyts gezegd heeft was: “Als het gaat over Vlaanderen of de Vlaamse gemeenschap zijn er altijd mensen die in een kramp schieten. Ik vind het zinvol om terug te blikken. Zonder complexen, zonder schroom, maar ook zonder taboes en zeker zonder schaamte.” En partijgenoot Jan Jambon zei van zijn kant dat de canon “géén afgesloten verhaal” is en dat het nu tijd is voor een “intellectueel eerlijk, onderbouwd en respectvol debat”. Mijn voorstel is om het stuk van Reynebeau voor de gelegenheid “intellectueel eerlijk, onderbouwd en respectvol” te noemen, zodat de discussie althans voor hem niet wordt afgesloten.

*** Al was het maar om commissielid Jan Dumolyn de kans te geven dat mooie plaatje op te diepen van communistische betogers die zowel met de Vlaamse Strijdvlag als met de Hamer en Sikkel zwaaien.

**** Ach nee. De straatrepressie is, zoals veel van wat met de oorlog te maken heeft, in het geheugen van mijn beide ouders gegrift. Toch waren geen van beiden Vlaams-nationalistisch, collaboratiegezind, of geneigd tot frustratie. Zie bijvoorbeeld mijn stukje hier.



7 opmerkingen:

  1. Zelf ben ik meer onder de indruk van de West-Vlaamse canon. (Flor): https://www.focus-wtv.be/nieuws/van-gerrit-callewaert-tot-dikken-en-t-skelet-maak-kennis-met-de-west-vlaamse-canon

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Als Reynebeau dáár één vinger naar uitsteekt, hak ik hem eraf.

      Verwijderen
  2. Ik mis de uitleg van het tweede sterretje.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Bij mij was het net omgekeerd: bij voorbaat mild voor het initiatief, omwille van de door jou geduide onontkoombaarheid van eender welk perspectief op cultuur en geschiedenis, maar achteraf enigszins beledigd door de bijna betuttelende partijpolitieke inslag. Maar ik reken mezelf niet tot intellectueel-links Vlaanderen, eerder tot dwars Gent, of querulant Europa. Intussen heb ik wel al meer tijd gespendeerd, op facebook, hier en elders, aan het schrijven over de canon, dan aan het lezen ervan.

    Over Reynebau nog dit: hij was mee auteur en samensteller van "Een wereldgeschiedenis van Vlaanderen", een bijzonder interessante bloemlezing. Dat had niet de pretentie van een canon, had nadrukkelijker het venster op de wereld dan op Vlaanderen, dat eerder gepresenteerd werd als een participant in de wereldgeschiedenis, dan als een op zichzelf staande identiteit, en door die bescheidenheid, maar vooral door het gebrek aan stennis voor en na, heeft het in heel zijn bestaan minder verkocht dan de canon op die paar dagen. Hard werken en niks verdienen: je zou van minder kromgebogen over het stuur, tegen de wind ... om dat deel van de groot-Dietse canon nog eens te parafraseren. - Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Het blijft mij verbazen dat je een partijpolitieke inslag ontdekt in de teksten. Ik zie die niet, met de beste wil van de wereld. Ik ontdek in de teksten eigenlijk geen enkel standpunt dat niet zou kunnen worden gedeeld door CD&V, N-VA, Vooruit, Open-Vld en zelfs Groen (cf. de reactie van Elisabeth Meuleman). Als alle partijen het ongeveer eens kunnen zijn, dan kun je moeilijk spreken over 'partijpolitieke inslag', waarmee toch meestal bedoeld wordt de invloed van één partij. (Alleen Vlaams Belang, hoor ik, doet lastig over de inhoud.)
      Dat de toon van de tekst betuttelend is, daar ga ik mee akkoord. De teksten hebben een typische hedendaagse bias. Ze zijn geschreven in de stijl van geschiedenishandboeken. Ze zijn zelfs ietsje beter geschreven dan die laatste, maar met de vergelijking had ik de lat ook heel laag gelegd. Nu, het is een moeilijk genre. Een beetje leesbare tekst met onweer dezelfde inhoud zou drie of vier keer langer moeten zijn.
      De Wereldgeschiedenis van Vlaanderen heb ik in handen gehad, maar niet gelezen. Misschien iets voor later.

      Verwijderen
    2. Zijn ‘die lui’, zoals je ze noemt, van een andere soort dan jouw lui? Behoort Bruno De Wever tot ‘die lui’? En is hij dan van een andere soort (lui) dan zijn broer Bart? Groet, Flor.

      Verwijderen
  4. 'Die lui', ja dat weet ik niet hoor. Kun je mensen volgens hun opvattingen - politieke of andere - in soorten indelen? Ik lees daar af en toe iets over, over 'de autoritaire persoonlijkheid' enzo. Maar ik heb daar geen mening over. En dan heb ik nog een solitaire levensstijl waardoor ik heel, heel weinig mensen persoonlijk ken die tot mijn 'lui' zouden behoren. Groet, Philippe.

    BeantwoordenVerwijderen