Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zaterdag 13 mei 2023

Vier vrienden met een canon-probleem, en andere canon-kortjes


Vier vrienden met een canon-probleem
Onlangs waren we met vier Facebookvrienden iets aan het eten in een Gents café. Op zeker ogenblik, hoe gaat dat, kwam het gesprek op de buitenechtelijke dochter van Keizer Karel. Hoe heette die ook weer? Er werden enkele suggesties gedaan, maar niemand wist het met zekerheid.
      Het zal de komende generaties niet overkomen dankzij de nieuwe canon, met onder andere het plaatje van de troonsafstand van Keizer Karel. Het bijschrift geeft aan dat het meisje naast de keizer diens dochter is, dat ze Margaretha van Parma heet, en dat ze later voogdes van de Nederlanden wordt. Hopelijk verwarren de komende generaties die Margaretha van Parma niet met Margaretha van Oostenrijk, de tante van Keizer Karel. Die is ook voogdes van de Nederlanden geweest, en komt uitgebreid in de canon ter sprake als mecenas van de Vlaamse kunst.

Keizer Karel
Keizer Karel –  de canonieke Jacques Brel zou hem misschien Charles Vé genoemd hebben – komt weliswaar aan bod in de canon maar naar mijn smaak niet uitgebreid genoeg. Onze buurman, een timmerman van beroep, placht zijn kroostrijk gezin verhalen te vertellen over ‘onze goede keizer Karel’. Dat waren tijden. In de Spaanse geschiedenisles wordt Keizer Karel echter stiefmoederlijk behandeld. Daar is hij een ‘flamenco.’ Zij hadden hun ‘goede koning Filips’.  

Evenwicht en vooringenomenheid
Velen, waaronder ikzelf, herkennen in de canon de poging tot evenwicht. In de samenstelling van de commissie*, de keuze van de vensters en de verwoording van de teksten zie je dat men eenzijdigheid heeft proberen te vermijden. Dat sluit een enige vooringenomenheid niet uit. De canon laat een zekere sympathie uitschijnen voor het feminisme, ecologisme, liberaaldemocratisme, pacifisme, integrationisme en antikolonialisme. Dat komt goed uit want ik heb voor al die dingen ook enige sympathie, al zou ik die niet helemaal op dezelfde manier invullen als de canonisten. Ik geef hieronder vier voorbeelden.

Voor en tegen
In hun streven naar evenwicht pogen de canon-auteurs de argumenten weer te geven van voor- en tegenstanders. Dat evenwicht wordt maar bereikt als men de beste argumenten weergeeft van de twee partijen. Dat is niet goed gelukt in de alinea over stemrecht voor vreemdelingen. Ik citeer: ‘Niet-Europeanen stemrecht geven, lag moeilijker. Voorstanders … zagen het migrantenstemrecht als een belangrijke stap naar participatie. Tegenstanders zagen een grotere invloed voor de groeiende groep migranten vooral als een maatschappelijke bedreiging.’
         Hier krijgen de voorstanders een goed argument en de tegenstanders een slecht argument toebedeeld. Je kunt dat gemakkelijk omdraaien. Voorstanders van het stemrecht vond je bij de linkse partijen die op die manier hoopten een nieuw kiespubliek aan te trekken. Tegenstanders vonden dat migranten eerst hun participatiewil moesten bewijzen door de Belgische nationaliteit aan te vragen ter vervanging van de vroegere nationaliteit. Het zou even onbillijk zijn.

Stinkfabriek
In de canon de industrie een paar keer nogal eenzijdig in verband gebracht met milieuvervuiling. Een liedje uit de zeventiger jaren gaat door mijn hoofd spelen. ‘En is dat hier geen stinkfabriek? Ja, dat is een stinkfabriek.’ Wie zong dat ook al weer? Vuile Mong en zijn vieze gasten?
     Van de multinationals die zich in Vlaanderen kwamen vestigen, wordt gezegd dat ze naar hier kwamen voor de relatief lage lonen (in vergelijking met andere landen). Zelf zou ik benadrukt hebben dat ze vooral relatief hoge lonen uitbetaalden (in vergelijking met de andere lonen in ons land.) 

‘Ruk naar rechts’
Een stukje over de opkomst van fascisme en nazisme krijgt als kop ‘Ruk naar rechts’. Dat is niet fout, maar toch had ik, zelf centrumrechts zijnde, liever een kop gezien hebben als ‘De Nieuwe Orde’. Zou men in een andere context Lenins staatsgreep en Stalins collectivisatie van de landbouw ook een ‘Ruk naar links’ noemen? Dat zou niet fout zijn, maar de centrumlinkse medemens zou zich wellicht aan zo’n formulering ergeren.

Belgische kolonisatie
Professor Ryckbosch in De Standaard vindt dat de veroordeling van de Belgische kolonisiatie niet scherp genoeg is. Ik vind eerder het tegenovergestelde. De goede dingen die de missionarissen in Congo deden worden wel erg eenzijdig voorgesteld. ‘Op plaatsen waar ze scholen stichtten kregen kinderen het katholieke geloof en een westerse manier van leven en denken aangeleerd.’ Ze zullen wel iets anders geleerd hebben ook, hoop ik. In een bijschrift bij een foto van een ziekenhuis, lees ik: ‘De koloniale overheid, bedrijven en kerk waren trots op de ziekenhuizen die ze in Congo bouwden. In realiteit was de toegang tot gezondheidszorg beperkt.’ Ik vind die formulering ook wat beperkt.
    Anderzijds wordt niets gezegd over de ideologische invloed van de kolonialen op mijn generatie. We hadden allemaal minstens enkele ooms, tantes, vrienden en kennissen van onze ouders, leraren, collega-hobbyisten, enzovoort die enkele of vele jaren in Congo hadden doorgebracht en hun verhalen gingen vaak nogal eenzijdig over hoe onbetrouwbaar, wispelturig, bijgelovig en lui hun zwart personeel wel niet was. Die verhalen zijn, geloof ik, amper gekend door de jongere generaties.

Politiek misbruik
Nu de canon inhoudelijk blijkt mee te vallen, en als hij overhelt, dan toch eerder in de linkse richting, komt nu de waarschuwing voor het politieke misbruik ervan. Elisabeth Meuleman verklaarde: ‘Het is nu aan de minister-president om erover te waken dat het eindresultaat niet ideologisch misbruikt zal worden.’  En professor Ryckbosch van zijn kant gaf een voorbeeld van zo’n misbruik: minister Weyts die bij de voorstelling van de canon gezegd had dat we ‘trots’ mochten zijn ‘op de inspanningen van onze ouders en voorouders die ons de huidige welvaart hebben gebracht.’ Maar het is toch juist dat we nu enige welvaart genieten? En het is toch ook juist we die te danken hebben aan de inspanningen van onze ouders en voorouders? 

Karel van het Reve en de canon
Karel was geen voorstander van een culturele canon, die hij met ‘algemene ontwikkeling’ in verband brengt. Hij heeft zijn bezwaren uitgewerkt in het ironische essay Zie ook onder Mozes. Tja, Karel is geen ‘gemeenschapsdenker’. Maar zijn houding is dubbelzinnig. Een van zijn grootste bezwaren tegen het Sovjetcommunisme was het absolute gebrek aan ‘algemene ontwikkeling’ van de gezagsdragers aldaar, terwijl die algemene ontwikkeling in Westerse landen op dat moment, vijftig jaar geleden, nog meeviel.
     
Karels utopie is er een waar elke middelbare scholier vrijwillig de Havelaar leest als hij veertien is, en zijn dystopie is er een waar zo’n scholier verplicht wordt om de Havelaar te lezen als hij zeventien is. Ik ben zoals altijd een voorstander van een compromis. Leerlingen van veertien worden verplicht om het Saïdjah en Adinda-hoofdstuk te lezen (met toets), en leerlingen van zeventien worden verplicht om het eerste Droogstoppel-hoofdstuk te lezen (met een kritische verwerking van Multatuli’s stand-up comedian techniek alsook van zijn houding tegenover de romantiek). 

Voor de kinderen
Wat moet in een historische canon worden opgenomen? Het mooiste antwoord daarop komt van Frits van Oostrom die de Nederlandse canoncommissie voorzat: datgene ‘waarvan je graag hebt dat kinderen het leren kennen.’

Claus of Elsschot
Welke auteur moet de canon naar voor schuiven: Claus of Elsschot? Ik zou zeggen: Elsschot. De canoncommissie heeft beslist: Claus. In zekere zin is dat een rechtvaardige beslissing. Claus is Vlaamser dan Elsschot.

Gezelle 
Dat Elsschot en Gezelle zelfs geen naamvermelding kregen is bitter, maar anderzijds is een canon ook geen plaats om maximaal namen te droppen zonder er iets interessants over te vertellen. Als je die namen niet kunt vasthaken aan een van de zestig vensters, wordt het moeilijk. Gezelle én Elsschot hadden misschien een plaatsje kunnen krijgen in het hoofdstuk over Vlaams taaleigen, als voorbeelden van een taalparticularist en een taalintegrationist. Gezelle had ook kunnen dienen als illustratie van het fenomeen priester-leraar, in het hoofdstukje over de katholieke jeugdbeweging.

Politici en het klaslokaal
Historicus Bruno De Wever, door sommigen de ‘goede’ De Wever genoemd, formuleerde vijf jaar geleden zijn bezwaren tegen de canon. Een ervan was dat ‘politici zich niet moeten bezighouden met wat er in de lessen geschiedenis wordt gezegd. Dat doen ze ook niet voor fysica.’  Niet voor fysica? Ze doen dat wel hoor, goede Bruno.

Leesbaar
De teksten zijn beter geschreven dan die van geschiedenishandboeken of van Wikipedia-artikels. Daarmee heb ik de lat héél laag gelegd, maar ’t is ook een moeilijk genre. Je moet veel informatie in weinig woorden weergeven. Een beetje leesbare versie van de canon zou voor dezelfde inhoud ongeveer vier keer meer tekst moeten bevatten.

Prenten
Als je maar plaats hebt voor één Frankische koning, Childerik I (436-481) of Childeric III (693-754), welke neem je dan? Ik zou Childerik III kiezen. Hij werd door zijn hofmeier Pepijn de Korte onttroond, bij welke gelegenheid zijn lange haar werd afgeknipt, dat symbool was van zijn koningschap. Daar bestaat een prachtige prent van**. Maar helaas, die prent dateert van 1876, en het wordt vandaag de dag als vulgair beschouwd om anachronistische prenten te gebruiken**.  Maar van Childerik I is er iets wat als authentieke illustratie kan worden gebruikt: de gouden bijen die op zijn mantel waren gestikt. Het wordt dus Childerik I, en een foto van de bijen. 

Traditie of vernieuwing
Moet een canon vooral traditionele kennis en visie vastleggen, of moet er vooral veel plaats zijn voor verrassende invalshoeken en moderne gevoeligheden? Als men mij die vraag eergisteren had gesteld had ik meteen gezegd: de traditie, de hele traditie en niets dan de traditie. Maar er is een verschil tussen wat we zeggen, wat we denken, wat we denken dat we denken, en wat we doen. In een reactie op mijn blog schreef D.V. dat een goede canon ‘het spel van verrassing en herkenning’ moest spelen. Kijk, dat was aardig gezegd. En na enig nadenken ging ik niet alleen akkoord, maar begreep ik ook dat ik het zelf nooit anders had gedaan. Middeleeuwse volksballades in verband brengen met traditionals, minnelyriek in verband brengen met moderne liefdesliedjes, Rederijkers in verband brengen met Lennaert Nijgh en Doctorandus P., enzovoort.

Mei 68
Ik mis een verhelderend venster op de woelige jaren 60, de opstandige jeugd, de cultuuromslag, de studentencontestatie, de radicalisering versus 
de lange mars door de instellingen. Er wordt een poging in die zin ondernomen in het venster op Rock Werchter, door een en ander te verweven met de figuur van Wannes Van de Velde. Ik vind het resultaat niet erg geslaagd.
     Wannes, lezen we, 
had veel sympathie voor de hippies, de provo’s en de hele tegencultuur van de jaren 60.’ Daar kan een leerling, of een jonge leerkracht, niet zo veel van begrijpen, vrees ik. Verder wordt gezegd dat Wannes meewerkte aan de ‘geëngageerde muziektheatervoorstelling Mistero Buffo.’ Het heeft mij altijd veel moeite gekost om in mijn lessen over theater het fenomeen Mistero Buffo bevattelijk en kort uit te leggen. Ik moest daar toch een en ander bij betrekken dat in de huidige Vlaamse canon niet aan bod komt.
      Nog een rare zin in dat stuk: ‘Van de Velde bezong verder de “bejaarden die het getreiter beu zijn” in zijn Ik wil deze nacht in de straten verdwalen.’  Leerlingen die de tekst van het lied opzoeken, zullen tevergeefs naar die bejaarden speuren. Hopelijk vinden ze de weg naar de film waarbij het lied als soundtrack gebruikt werd. Dat zou een en ander verduidelijken.


* De lijst van medewerkers bestaat uit Emmanuel Gerard, Kevin Absillis, Jan Dumolyn, Tinneke Beekman, Frank Willaert, Hind Fraihi, Katlijne Van der Stighelen, Cathérine Verleysen. De laatste twee namen ken ik niet, dus dat kunnen nog extremisten zijn, maar de eerste vijf ken ik als gematigde lieden. Dumolyn, als PVDA’er, is natuurlijk extreemlinks, maar gematigd extreemlinks.

** Eigenaardig genoeg worden Suske-en-Wiske-prentjes wel veelvuldig als illustratie gebruikt.

*** Zie daarvoor mijn stukje hier.

5 opmerkingen:

  1. "Ruk naar rechts": ik deel deze irritatie. Auteurs doen alsof ze politieke gezindheden op 1 as projecteren. Dat is natuurlijk niet waar:
    - extreem rechts is niet "meer van dat" dan "rechts"
    - extreem links is ten opzichte van links niet meer van hetzelfde
    Dit zijn kwalificaties die eerder verhullen dan verklaren, zeker wat de opkomst van het fascisme betreft.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Als eerste benadering vind ik de tegenstelling links-rechts niet waardeloos, maar inderdaad, één as kan verhullend werken en zeker in verband met fascisme. Er is nog een tweede probleem: de emotionele kleur van de woorden. Door de opkomst van het fascisme 'rechts' te noemen, wordt het woord op een oneerlijke manier met een te zware negatieve bijklank opgezadeld.

      Verwijderen
  2. Het spel van verrassing en herkenning is zowat mijn eigen cliché geworden, in het doorgronden van kunst, humor en andere culturele activiteiten. Hoe groter je referentiekader, hoe meer herkenbaarheid ervaren wordt als plat. Hoe kleiner je referentiekader, hoe meer verrassing wordt ervaren als vergezocht. Dat noopt tot bescheidenheid in beide richtingen. Er wordt bijvoorbeeld nogal gemakkelijk schamper gedaan over FC De Kampioenen of TV-producties van Studio 100, terwijl die voor kinderen en andere "instappende" burgers mee een referentiekader scheppen. Met wat goede wil zou je de kantine van de Kampioenen mee in de canon kunnen steken. Aan de andere kant van het spectrum is het, gespeend van historisch kunstbesef, gemakkelijk kritiek leveren op abstracte kunst - "dat kan mijn kleinzoon ook".

    Het omgekeerde bestaat ook. Ik ben een fan van Captain Beeheart maar het gedweep met zijn iconische, meest experimentele plaat komt me vaak als snobisme over. De altijd authentiek gebleven Arno vind ik dan weer infantiel. Het blijft dus subjectief, alle objectivering door referentiekaders ten spijt.

    - Dieter V.

    BeantwoordenVerwijderen