Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

vrijdag 26 januari 2024

Naïef egalitarisme


Het humanistisch egalitarisme
    Als ik in mijn stukjes lelijke dingen schrijf over het egalitarisme bedoel ik het sociaal-economisch egalitarisme, de opvatting dat de staat op een of andere manier moet ingrijpen zodat verschillen – of grote verschillen – tussen rijk en arm worden weggewerkt. Maar er bestaat ook een humanistisch egalitarisme. Dat is de filosofie van de Amerikaanse Onafhankelijkheidsverklaring: ‘We hold these truths to be self-evident, that all men are created equal, that they are endowed by their Creator with certain unalienable Rights, that among these are Life, Liberty and the pursuit of Happiness.’
     Van dat soort egalitarisme ben ik een grote voorstander, zoals vandaag de dag ongeveer iedereen. Maar eigenlijk rust het niet op een solide basis. Jefferson, die de Verklaring opstelde, is zo slim geweest om er het woord ‘self-evident’ in te gooien, en alsof dat nog niet genoeg was, ook de Schepper als gezagsargument te gebruiken. Maar het is moeilijk een echte redenering op te zetten waaruit de gelijkheid van de mensen zou blijken.
 
     De Spaanse filosoof Unamuno heeft het ooit geprobeerd in een artikel waarin hij de ‘absolute waarde van de mens’ bespreekt. De verschillen van mens tot mens, bijvoorbeeld die tussen een filosoof en een landarbeider, vergelijkt hij met een temperatuurverschil tussen 10 en 20 graden Celsius. Het lijkt heel groot, maar je moet dat verschil uitrekenen op de schaal van Kelvin, dus vertrekkend van min 273 °C.  Dan is dat verschil heel wat kleiner. Of nog anders: het verschil tussen de ene mens en de andere verzinkt in het niets bij het verschil tussen een mens, gelijk welke mens, en een chimpansee. Unamuno, die toen hij dat artikel schreef nog socialist was, trok daar allerlei conclusies uit.
     De kritische lezer zal na enig nadenken begrijpen dat je met de naïeve Unamuno-redenering niet ver geraakt. Het zegt te weinig over het verschil tussen mijn pianospel en dat van Lang Lang, te weinig over het verschil tussen Cesare Lombroso en Albert Einstein, te weinig over het verschil tussen Adolf Hitler en Albert Schweitzer. Het is daarom veel beter om het humanistische gelijkheid niet definiëren als een feit maar als een plicht: de plicht om alle mensen evenveel  vrijheid toe te kennen. In dat gelijke recht op vrijheid schuilt de humanistische gelijkheid. Zodra mensen met die vrijheid iets doen, begint de ongelijkheid.

 Het 1 op 5-egalitarisme
      Er bestaat een naïef egalitarisme dat inkomen en rijkdom zou willen verdelen volgens geleverde inspanning en talent. De filosoof van het dorp ziet het zo: ‘Er is geen enkel koerspaard dat dubbel zo snel rent als een ander, of dat dubbel zoveel haver nodig heeft.’ En de schoolmeester van het dorp kan er een vraagstuk van maken. ‘De directeur van het bedrijf is anderhalf keer zo slim als de gemiddelde werknemer in het bedrijf, werkt anderhalf keer zo hard en werkt het dubbele aantal uren. De gemiddelde werknemer verdient 3.507 euro per maand. Hoeveel moet de directeur dan verdienen? Welke formule heb je gebruikt om aan die uitkomst te komen?’
     De leerling die het vraagstuk oplost moet in zijn formule het gemiddelde loon vermenigvuldigen met 4,5. Dat is ongeveer de loonspanning die een naïeve egalitarist instinctief aanvaardbaar vindt. De Belgische premier verdient met 18.000 euro per maand 5,5 keer meer dan de mediane Belg. Daar kan de naïeve egalitarist nog net mee leven, maar het verschil mag niet groter worden. Dat verklaart waarom er in Nederland een Balkenende-norm bestaat: een topambternaar zou niet meer mogen verdienen dan de premier. Dat verklaart ook waarom de Christelijke Mutualiteit een premier-norm wil voor de inkomens van arts-specialisten: die zouden niet meer mogen verdienen dan de 18.000 die Alexander De Croo verdient.
     Niet iedereen kan zich vinden in dat instinctieve 1 op 5-egalitarisme. Als jonge PVDA-militant vertelde ik aan wie het horen wilde dat hooggeplaatste politici maximaal 3 keer zoveel mochten verdienen als een ‘geschoolde arbeider’, zoals dat in het rode China de gewoonte was. De huidige PVDA is op dat vlak nog radicaler geworden. De partij stelt voor om de parlementaire wedden van 8.500 euro per maand te halveren, dus naar 4,250 euro per maand, wat vergeleken met het mediane loon van 3.500 euro een verhouding oplevert van 1 op 1,2. Dat is wel heel egalitair.
     Je kunt het ook in de tegenovergestelde richting zoeken. Ik had ooit een FB-discussie met M.E. Die vond dat een inkomenspanning van 1 op 50 wel voldoende was. Als man van liberale principes kon ik M.E. niet openlijk bijvallen. De vrije markt moest maar bepalen hoeveel A betaalt aan B. Maar bij mijzelf dacht ik: hé, 1 op 50, ja, misschien is dat wel genoeg. Ik vraag mij af welke naïeve redenering daar bij mij achter zit.

Decadente consumptie
     Een van de nadelen van grote rijkdom is de decadente consumptie die eruit volgt: lawaaierige feesten in donkere nachtclubs zoals je die ziet in films, de 3000 paar schoenen van Imelda Marcos, de 14 Ferrari’s in de garage van een oliesjeik, die verdieping te veel op het jacht van Bezos, de gouden waterkraan in de badkamer van George Simenon, de 7 verschillend gekookte eitjes voor het ontbijt van King Charles III zodat hij er het beste uit kan kiezen, de flamingotongetjes en pauwenhersentjes die de Romeinse patriciërs op hun diners aanboden, de glazen constructie die Fernand Huts dan toch niet op de Boerentoren zal plaatsen, het Neues Palais van Frederik II dat zo ongunstig afsteekt bij het bevallige Sanssouci 
     Dat zijn allemaal nadelen van grote rijkdom. Maar hoe zit het met de voordelen? Dat prachtige jacht Britannia was denk ik nog veel duurder dan dat van Bezos, maar er was voor mij niets decadents aan. Wat had ik meedelijden met de Engelse koningin toen ze in het vijfde seizoen van The Crown afscheid moest nemen van  haar geliefde schip. Die familie in de film Saltburn is decadent tot op het bot, maar ik kan niet anders dan blij zijn bij de gedachte dat er zo’n kasteel bestaat, en dat het bewoond wordt, en niet omgebouwd is tot een hotel. Toen Rome in de vlammen was opgegaan, liet Nero een nieuw paleis bouwen, het domus aureus. Er blijven alleen ruïnes van over, en misschien was het in zijn tijd wel een toonbeeld van wansmaak, maar Nero zelf was er tevreden over. ‘Ik kan eindelijk een beetje leven als een mens,’ zei hij. Dat is een mooi streven.
     Maar dan moet ik weer aan de film Saltburn denken. De Cattons zijn eigenaar van dat kasteel. Ongeveer halverwege de film gaan ze buiten in het gras zitten. Ze zijn erg in hun nopjes met het mooie weer. Er komt een populair liedje uit de radio. ‘Oh bliss, bliss, bliss,’ zegt Elisabeth Catton. Maar, als je erover nadenkt, om die ‘bliss’ te ervaren hoef je niet rijk te zijn. Iedereen met een klein grastuintje en een radio kan, als er wat zon is, precies hetzelfde meemaken als wat de steenrijke Elisabeth Catton op zo’n moment beleeft. 
     ‘De zon schijnt hetzelfde voor iedereen,’ zou de dorpsfilosoof zeggen. Misschien is al die ongelijkheid inderdaad niet nodig. Of omgekeerd is het misschien niet nodig om je daar druk om te maken. 

Ive Marx en de ongelijkheid.
     Wie zich niet druk maakt om de ongelijkheid, en om de rijkdom van de 10 of 1 procent, is Ive Marx. In zijn laatste column in De Standaard heeft hij een treffende formulering te pakken. ‘Het belasten van de 1 procent kan misschien 1 procent van het armoedeprobleem oplossen.’ Ik wou dat ik erop gekomen was. 

Eerste en tweede klasse
     Dat we nog altijd in een klassenmaatschappij leven, merk je als je de trein neemt. Er zijn enkele wagons 1ste-klasse voor de adel en de rijke burgerij, en een hele rij wagons 2de-klasse voor het gewone volk. In mijn jeugd was het verschil duidelijker: zitplaatsen met pluche bekleed in de ene soort wagons, houten banken in de tweede soort. Vandaag bestaat het verschil vooral in de bezetting: er zijn minder passagiers in de 1ste-klasse en dus zit je er ruimer en rustiger.
     Dat klassenonderscheid in het treingebeuren levert een mooie illustratie op van een van de gelijkheidsparadoxen. Veronderstel dat een trein maar bestaat uit 2 wagons, met elk een capaciteit van 100 passagiers. Er zijn 200 passagiers in totaal die allemaal dezelfde bestemming hebben. Dan kunnen we ons twee scenario’s voorstellen. Het eerste scenario is er een met 1ste- en 2de-klassekaartjes. 50 passagiers kopen een 1ste-klassekaartje van 100 euro, en reizen als koningen. De andere 150 passagiers betalen een 2de-klassekaartje van 50 euro en hun reis verloopt heel wat minder comfortabel omdat er om te beginnen al 50 van hen rechtop moeten staan. In totaal ontvangt de NMBS 12.500 euro van de twee soorten passagiers.
     Nu stellen we ons een tweede scenario voor, waarbij de plaatsen op gelijke manier verdeeld worden Geen aparte wagons meer, geen prijsverschillen meer. Iedereen heeft een zitplaats. Maar dan rijst een andere vraag: hoeveel kosten die kaartjes au prix unique? De NMBS wil nog altijd haar 12.500 euro innen om al was het maar een klein deel van haar kosten te dekken. Daarom moeten alle reizigers 62,5 euro betalen. De man van de adel of rijke burgerij betaalt 37,5 euro minder, en daarvoor moet hij zich het gezelschap van het gepeupel laten welgevallen*. De man van het volk daarentegen betaalt 12,5 euro meer*, terwijl hij het zo al moeilijk heeft om de eindjes aan elkaar te knopen. In ruil daarvoor krijgt hij de garantie op een zitplaats en kan hij genieten van de gedachte dat iedereen democratisch gelijk is.
      De egalitair heeft een instinctieve voorkeur voor het tweede scenario. One man, one seat! Iedereen moet op een menswaardige manier kunnen reizen. Geen luxewagons voor de enen en beestenwagons voor de anderen. De libertair daarentegen vindt dat de vrije keuze belangrijker is. De reiziger moet zelf kunnen kiezen wat hij het liefst heeft, een gewaarborgde zitplaats of een goedkoper kaartje. 
     Zelf zou ik niet snel voor het duurdere kaartje kiezen. Ik betaal het vaste bejaardentarief van 7,80 euro. Onlangs heb ik van mijn zoon geleerd hoe ik dat met mijn mobieltje kan klaarspelen. Ik reis op rustige uren en dus krijg ik vaak het voorstel om een upgrade te doen naar 1ste-klasse. Ik ga daar nooit op in, maar ik ben blij dat ik kan kiezen.

Veralgemening
     Er bestaan in het politieke debat twee soorten veralgemeningen. De ene hoor je wel eens bij fanatieke mensen van rechts. Alle vreemdelingen leven van het OCMW 
 dat soort uitspraken. Dat is een rechtstreekse veralgemening, die je makkelijk kunt corrigeren met de juiste cijfers. Bijvoorbeeld: 51,1 procent van 25- tot 64-jarige personen met een nationaliteit van buiten de EU werkt wél. Die juiste cijfers laten ook zien dat er een grond van waarheid zit in de veralgemening: slechts de helft van de vreemdelingen is aan het werk, terwijl dat voor de doorsnee bevolking driekwart is.
     De andere soort veralgemening vind je vaak in de egalitaire hoek. Neem de campagne van Oxfam België. Michel Doukeris, ceo van ABE-InBev verdient 7.240.000 euro per jaar. Belg met gemiddeld loon verdient 42.084 euro per jaar. De cijfers zullen wel correct zijn. Maar die agitprop methode om de boodschap over te brengen met een spectaculair voorbeeld houdt de impliciete veralgemening in dat alle ceo’s zo schandalig veel verdienen. Ook dat soort veralgemening kun je makkelijk corrigeren door de brede cijfers op te zoeken. Bijvoorbeeld: het gemiddelde salaris voor een ceo in België is niet 7,2 miljoen euro, maar 145.000 euro per jaar. Daar komt nog een aanvullende vergoeding bij van gemiddeld 30.000 euro bij. Ook die cijfers laten zien dat er een grond van waarheid in de veralgemening zit. Die ceo’s verdienen inderdaad erg goed hun brood. Maar de meeste van hen zitten met hun loon ónder de 1 op 5-verhouding.  

 

* De erg rechtse ‘anarcho-kapitalist’ Hans-Hermann Hoppe vindt het een van de belangrijste mensenrechten om je niet in ongewenst gezelschap te moeten bevinden. 

** De prijsstijging van 12,5 euro kan natuurlijk vermeden worden: iedereen betaalt 50 euro, en het tekort van 2.500 euro wordt vereffend door belastingen op de 1 procent superrijken.

*** Cijfers van het derde kwartaal van 2013. Met de juiste cijfers is het debat natuurlijk niet opgelost. De rechtse fanatiekeling zal volhouden dat de helft van de vreemdelingen niet wil werken, terwijl de linkse fanatiekeling zal staande houden dat de geringere terwerkstellingsgraad van vreemdelingen komt door discriminatie bij aanwervingen. 

6 opmerkingen:

  1. Het zou mij verbazen mocht je echt iemand kennen die je zei dat 'alle vreemdelingen leven van de OCMW'. Evenmin heb ik nog nooit iemand horen zeggen dat alle Marokkanen crimineel zijn, zelfs niet aan den toog.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik begrijp uw punt. Ik ken minstens een iemand (heel goed) die dat zegt. (Het is trouwens geen rechtse fanatiekeling, maar een apolitiek persoon). Als je die persoon erop wijst dat het niet klopt, dan valt die terug op de verdedigingslinie: 'toch de meesten'. Volgt een rij anekdotes. Die persoon kun je heel moeilijk van de juiste ordegrootte overtuigen: 50 procent van de vreemdelingen en 75 procent van de autochtonen aan het werk. (Waarbij ik geen rekening houd met de allochtone vrouwen die niet aan het werk zijn, maar ook geen uitkering trekken).

      Verwijderen
  2. Er zit een interessante morele paradox in het toekennen van gelijke humane rechten aan elke levende persoon enerzijds, en de steeds sterker opkomende gedachte dat we onze voortplanting collectief wat moeten intomen. Een symbooldossier terzake is de Belgische familie die haar kinderen namen geeft die permutaties zijn van de naam Alex. Ik vermoed dat de meeste mensen zullen vinden dat die familie te veel kinderen heeft (13? 16?), dat dus iedereen vinden dat er een tiental misschien beter niet geboren was, al komt dat dan weer vervaarlijk dicht bij hen minder bestaansrecht toe te kennen, in weerwil van het humanistisch humanisme. Vrijwel niemand zal elk van die kinderen dood wensen. De morele paradox wordt wat bezwadderd door de bizarre naamgeving, alsof de familie eigenlijk zelf vindt dat hun ikstien kinderen er maar eentje waard zijn.

    Er zijn zo nog interessante morele vraagstukken. Nadat ik het boek "How to measure everything" gelezen had, probeerde ik het antwoord te geven op de vraag hoeveel een mensenleven waard is. De kunstgreep van het boek is om niet een vast getal te beogen bij een schatting, maar een confidence interval te bepalen. Mijn overwegingen namen de omvang aan van een boek. Een van de passages in het boek behandelt het feit dat, aangezien mensen voor elkaar waarde hebben, de waarde van een mensenleven fluctueert met wie er nog is. Als er nog twee mensen op de wereld overblijven, en zeker als ze zich nog kunnen voortplanten, is de waarde van elk van beiden zeer groot, althans voor de mensheid. Maar als één van hen er aan gaat, is de andere ook niks meer waard.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. oei oei, iedereen vindt, en humanistisch egalitarisme

      Verwijderen
  3. Belasten van de rijken.
    Het punt is niet dat de rijken kapot belast moeten worden. Het punt is dat ze hun belastingen correct moeten betalen volgens hun 'inkomen dat beantwoordt aan hun levensstandaard', en niet volgens hun (creatieve) 'boekhoudkunde'.

    Mensen zouden moeten aangemoedigd worden om economisch meer actief te zijn, en een goed en zelfs groot inkomen te verwerven. Er is niets verkeerd aan om goed te verdienen, integendeel, zolang het op 'legale manier' wordt gedaan.
    Afgezien daarvan worden het inkomen in België veel te hoog belast voor iedereen, en is het verschil tussen werken en niet-werken te klein.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. Egalitarisme is altijd naïef. Er zullen altijd armen en rijken, leiders en volgelingen, ondernemers en achterblijvers bestaan. Dat is nu eenmaal de aard van het beestje mens. Oei! Dat mag je tegenwoordig niet meer zeggen, het begrip "menselijke natuur" is niet opgenomen in de politiek correcte canon die nu aan de orde is.
    Groeten, Marcus

    BeantwoordenVerwijderen