Europa-expert professor Hendrik Vos schrijft in De Standaard van vandaag een stuk onder de schreeuwerige kop De flagrante leugens in het migratiedebat. Aangezien ik een strengere definitie van het woord ‘leugen’ hanteer, zal ik het stuk van Vos omschrijven als een aaneenschakeling van flagrante halve waarheden*, waarbij de lezer het oxymoron maar voor lief moet nemen.
Ik wil graag spaarzaam omgaan met het woord ontkenner: klimaatontkenner, corona-ontkenner, racisme-ontkenner …. meestal zijn dat helemaal geen mensen die het bestaan van het klimaat, van het coronavirus of van het racisme ontkennen – neen, het zijn veeleer lui die de betrekkelijkheid benadrukken van de problemen dienaangaande, en die een radicaal beleid terzake overbodig vinden. Zo iemand is Vos in verband met immigratie. In een milde bui zou ik hem een migratierelativist of een migratie-optimist noemen, maar ik ben niet in een milde bui: ’t is een smerige migratie-ontkenner, dat is hij!
De ontkennerij van Vos neemt bij wijlen potsierlijke vormen aan. Zo schrijft hij dat bij ons vóór de migratie ‘ook niet alles gesmeerd liep en er net zo goed sprake was van maatschappelijke spanningen, misdaad of ontsporende begrotingen.’ Hier polemiseert Vos blijkbaar, zo niet met stromannen, dan toch met simpele zielen die denken dat álle maatschappelijke problemen enkel en alleen in de massamigratie hun oorsprong vinden. Uiteraard is dat niet geval. Neem de misdaad. Die heeft altijd bestaan. Sterker nog: ik hoop dat die altijd blijft bestaan. Ik moet er niet aan denken hoeveel politie, camerabewaking, biometrische controles en gevangenissen er nodig zouden zijn om de samenleving volledig misdaadvrij te maken. Alleen heb ik graag weinig misdaad en weinig geweldsdelicten, en bepaalde vormen van migratie hebben de cijfers daaromtrent de hoogte ingestuwd. Of wil Vos dat ontkennen?
De sluwste truc van Vos bestaat erin verwarring te zaaien tussen verschillende soorten migratie: arbeidsmigratie, familiehereniging en asiel. Men richt, klaagt Vos, alle aandacht op de asielmigratie terwijl die maar 15 procent uitmaakt van de totale migratie. Tja, maar met betrekking tot het ‘samenleven met veel culturen’ gaat het natuurlijk om die 15 procent, en niet om de Nederlanders, Fransen en Duitsers die naar hier komen om te werken. Als ikzelf denk aan een migratiestop denk ik nooit aan Nederlanders, Fransen en Duitsers, en eigenlijk ook amper aan Polen, Roemenen en Bulgaren. ‘Over die arbeidsmigratie wordt weinig gezegd,’ schrijft Vos, ‘want politici maken niet graag ruzie met werkgevers.’ Dat geeft met die ‘werkgevers’ weinig te maken. Het is gewoon niet de arbeidsmigratie, maar de asielmigratie, die de pers haalt, die de maatschappelijke onvrede veroorzaakt, en die in haar eentje verantwoordelijk is voor de aanwezigheid van illegalen.
De mooiste trouvaille van Vos vind ik dan weer die waarbij hij het getal van 30.000 asielzoekers per jaar in een levendig beeld probeert te vatten. Rechts stelt die 30.000 nieuwkomers voor als elk jaar een nieuw middelgroot dorp dat erbij komt. Dat is enigszins bedrieglijk, want dat dorp wordt niet echt gebouwd. Meestal komen de asielzoekers uiteindelijk terecht in enkele grote steden. Vos heeft een ander beeld verzonnen. Die 30.000 asielzoekers stelt hij verhoudingsgewijs voor als een groepje van 20 mensen in een bomvolle Lotto Arena-zaal. 20 mensen op een zaal van 8000, dat is toch geen tsunami, schrijft Vos. Die 20 worden volgens hem dan nog eens ‘homeopatisch’ verdund in de grote massa. Als met die homeopathische verdunning verwezen wordt naar een snelle integratie, vrees ik dat de professor zich aan wishful thinking bezondigt.
En wel hierom. Laten we het beeld van de Lotto Arena even aanhouden. Ons land telt ongeveer 2 miljoen mensen met een niet-EU migratie-achtergrond (18 procent van de bevolking). In de Lotto Arena wordt dat een groep van 1440 mensen op een totaal van 8000. Nu is die groep van 1440 mensen geen aaneengesloten blok: daar zijn mensen bij uit gemengde huwelijken, daar zijn goed geïntegreerde derde-generatie-migranten bij, enzovoort, en die kunnen dus best onopvallend verspreid in de zaal zitten. Misschien maken ze wel meer dan de helft van die 18 procent uit. Zulke zaken zijn hoe dan ook maar in graadverschillen te vatten. Maar dan blijft nog altijd een grote groep over die wel op zichzelf is teruggeplooid is en als apart blok zichtbaar is. Wie ooit toezicht heeft gedaan op de speelplaats van een school, weet wat ik bedoel.
Ik ben optimistisch over de perspectieven om die groep op lange termijn te integreren in onze samenleving, zelfs als die groep om demografische redenen nog toeneemt. Maar om dat te bevorderen zou ik oppassen dat daar niet niet jaar na jaar nog eens een groep nieuwelingen bijkomt. Ik sprak onlangs met een Poolse professor op bezoek in ons land. De aanwezigheid van niet-EU vreemdelingen in ons land bekeek hij als een geamuseerde antropoloog. ‘You’re in for a lot of trouble,’ zei hij, ‘but in the very long run, things will sort themselves out. People always find a way. We had communism for so long.’ Ik wou van hem nog weten of hij in verband met integratie eerder voorstander was van pampering dan wel van tough love. ‘The best you can do,’ zei hij, ‘is combining optimism with dark humor’.
Over één punt heeft Vos gelijk. Hij zegt dat de instroom van asielzoekers minder bepaald wordt door de samenstelling van de nationale regeringen dan door internationale crisissen. De oorlog in Syrië zorgde ervoor dat er onder migratiebeperker Theo Francken meer asielzoekers naar hier kwamen dan nu. Maar Vos heeft weer maar half gelijk als hij beweert dat Vlaams Belang en N-VA het onmogelijke beloven als ze nu beweren het aantal asielzoekers terug te kunnen brengen tot ‘zo goed als nul.’ Vos heeft maar half gelijk want zo’n operatie is vandaag wél mogelijk aangezien het recente Europese migratiepact een achterpoortje opent voor landen die minder asielzoekers willen opnemen op voorwaarde dat ze de EU een afkoopsom betalen. Dat maakt de weg vrij om via politiek getouwtrek de asielmigratie in een land tijdelijk te beperken. Maar tegelijk is het niet meer dan een lapmiddel, en moet de politieke aardverschuiving inderdaad op Europees niveau tot stand komen. Dat weet Europa-expert Vos ook.
Bij één passus van Vos zijn artikel moest ik lachen, maar dat was buiten zijn schuld. Hij wil de ‘insinuatie’ weerleggen dat de asielaanvragen alleen van alleenstaande mannen komen. Daarnaast echter heeft de Standaard-redactie een foto geplaatst van vluchtelingen die zich aanmelden bij de Dienst Vreemdelingenzaken … allemaal mannen. Ook de weerlegging van Vos zelf is zwak: ‘In werkelijkheid is een op drie asielzoekers vrouw.’ Zo is dat. En 66 procent zijn dus mannen. In dezelfde alinea schrijft Vos dat die asielzoekers heel weinig aanvragen indienen om gezinsleden te laten overkomen. ‘Het zijn er jaarlijks niet meer dan een paar honderd.’ Hier zou ik graag preciezere cijfers hebben. Er werden vorig jaar 18.000 asielaanvragen erkend. Hoeveel nabije gezinsleden volgen dan op korte en langere termijn? Ik denk dat het er meer dan 200 zijn.
Trouwens, in De Standaard van 3-4 februari las ik dat er in 2022 niet minder dan 59.000 migranten ons land binnenkwamen in het kader van gezinshereniging (waarvan 33.000 van buiten de EU). En Vos schrijft dat ‘maar’ 10 procent van de aanvragen tot gezinsherenigingen van vluchtelingen komen. Met die weinig precieze gegevens kan ik alleen maar een ordegrootte vermoeden, en die is 59.000 x 10 procent = 5.900 in plaats van ‘een paar honderd’. Als iemand preciezere cijfers heeft, houd ik mij aanbevolen.
‘Dossiers van vluchtelingen worden buitengewoon streng beoordeeld,’ schrijft Vos. Hij geeft als voorbeeld dat de helft van de Afghaanse vluchtelingen geen erkenning krijgt. Mag ik daaruit besluiten dat hij vindt dat élke Afghaan die asiel aanvraagt eigenlijk recht heeft op zo’n erkenning? Dat zou best mogelijk zijn als men de criteria versoepelt. Je zou zo’n versoepeling dan ‘genereus’ kunnen noemen. Zelf ben ik voorstander van een verstrenging van de criteria. Hier speelt een verschil in de waardenhiërarchieën die Vos en ik aanhangen, en ook een verschil in inschatting van hoe de wereld werkt en hoe de mensen zijn. Hoe moeilijk of gemakkelijk zal de integratie verlopen tussen oudkomers en nieuwkomers? In welke mate wordt zoiets beïnvloed door een verdere toename van het aantal nieuwkomers? In welke mate is integratie stuurbaar door een beroep te doen op de goede wil van alle betrokken partijen?
Ik geloof dat Vader Tijd, zoals zo vaak, zijn werk zal doen, maar we mogen het dat weerbarstige parsonage niet te moeilijk maken door het aantal nieuwkomers blijvend te laten toenemen.
* Met een titel als Enkele misverstanden over migratie had ik het waarschijnlijk de moeite niet gevonden om dit stukje te schrijven.
Goed zo! accoord.
BeantwoordenVerwijderenVos schrijft: "Het debat over migratie is hatelijk geworden en zit vol venijn." Dat geldt ook voor zijn tekst, die een deel is van het debat. Een woord dat ik nooit lees of hoor tegenwoordig, in geen enkel debat - eigenlijk is debat een synoniem geworden voor scheldpartij- is "voorzichtigheid". Waar is de voorzichtigheid gebleven?
BeantwoordenVerwijderenGroeten. Marcus.
Prachtige repliek
BeantwoordenVerwijderenJe rekent zonder het mohammedanisme, Philip. Als de tijd zijn werk zou doen, betekent de dood van alle niet-mohammedanen.
BeantwoordenVerwijderenHet hangt ervan af hoe de tijd zijn werk zal doen. Bijvoorbeeld: komt er veel geloofsafval. Dat zal onder andere beïnvloed worden door hoe groot de mohammedaanse groep is. Een argument om de immigratie van buiten de EU min of meer te stoppen.
Verwijderen