Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

woensdag 27 maart 2024

Eruditie

 


     Ik noem mijzelf op een onbewaakt ogenblik wel eens een libertair én een conservatief, maar ik zou dat eigenlijk niet mogen doen. Dat er grote verschillen zijn tussen het conservatieve en libertaire gedachtegoed, is daarbij nog de minste moeilijkheid. Erger is dat ik de twee idealen niet goed durf dóórdenken tot in al hun implicaties. Als ik een boek lees van een libertair voel ik mij na elke bladzijde conservatiever, en als ik een boek lees van een conservatief voel ik mij na elke bladzijde libertairder. 
     Laatst volgde ik de raad van een FB-vriend om een boek te lezen van een échte conservatief: The Decadent Society van Ross Douthat, een katholieke bekeerling, strijder tegen abortus en pornografie en pleitbezorger van kroostrijke gezinnen. Ik nam als voorzorg een antihistaminicum tegen de jeuk en begon te lezen, met de verwachting dat ik op elke bladzijde wel iets aan te merken zou hebben. Het verliep enigszins anders. Ik had inderdaad op elke bladzijde wel wat aan te merken, maar de auteur was mij altijd voor. Als hij een stelling formuleerde op de eerste helft van de bladzijde, gaf hij op de tweede helft van de bladzijde de kritiek mee die de stelling kon oproepen. Dan heb je er niet veel aan om ‘een kritische lezer’ te zijn.
     Douthat schrijft genuanceerd, verfijnd, elegant, met af en toe een woord of uitdrukking in een vreemde taal. Je zou zijn stijl met wat slechte wil ‘decadent’ kunnen noemen. Hij schrijft op de maniëristische manier van een Amerikaanse filmcriticus. Nou ja, hij is ook – among other things – een Amerikaanse filmcriticus. Verder gebruikt hij in zijn proza veel erudiete verwijzingen.
     Je kunt als auteur die verwijzingen op twee manieren aanpakken. De eerste manier is door duidelijk aan te geven waar je naar verwijst. Neem het volgende voorbeeld waarin Douthat verwijst naar Marx’ beroemde vergelijking tussen Napoleon I en Napoleon III. Douthat schrijft:

Misschien zullen we later terugkijken op het Trump-tijdperk en begrijpen dat het geen toneeltje was, maar een soort generale receptie voor een dreigende tragedie – vergelijk het met de uitspraak van Karl Marx over de geschiedenis die zich herhaalt, eerst als een tragedie en dan als een klucht, maar dan omgekeerd.

     Dat is een leuke benutting van een leuk citaat, en de lezer hoeft De 18de brumaire van Louis Bonaparte niet gelezen te hebben om de vondst en de gedachte te appreciëren. Maar het kan ook verfijnder. Als contrast met de huidige tijd, somt Douthat een hele reeks technische prestaties op uit het verleden – hij neemt de formulering over van een zekere Perry Miller – maar dat verandert niet veel aan wat ik wil zeggen:

Het stoomschip, de spoorweg, Henry Adams dynamo, de lopende band in de Fordfabrieken, de Hooverdam, de Golden Gate Bridge, de wolkenkrabbers, het straalvliegtuig, de atoomboom en de maanlanding – al deze technologische majesteit komt samen om naast de ‘sterren aan de hemel en de morele wet in ons binnenste’ de typische Amerikaanse drie-eenheid van het Sublieme te vormen.

      Hier zullen toch enkele lezers zijn die niet weten wat ze aanmoeten met die ‘dynamo van Henry Adams’ of met die ‘sterren aan de hemel en de morele wet in ons binnenste’. Anderzijds kunnen die lezers de zinnen ook wel begrijpen zonder bekend te zijn met de theologie van Immanuel Kant of met de mémoires van de achterkleinzoon van Amerika’s tweede president. Zelf herkende ik toevallig die verwijzingen: ik bezit van voornoemde memoires een exemplaar van de eerste commerciële uitgave, meer nog, ik herinner mij de dynamo-passage – , en ik had een collega die het sterrencitaat van Kant wel eens aanhaalde.
      Maar er waren ook veel zinsnedes in Douthats boek waarbij ik dacht: oei, hier ontgaat mij iets. Alleen, met Google is dat geen probleem meer. Eruditie ligt vandaag op straat, klaar om opgeraapt te worden. Je moet alleen nog – klein detail – aanvoelen dat er iets is dat kan worden opgezocht. Als je dat een keer aanvoelt, vind je de nodige zoektermen wel. Voor dat aanvoelen heb je echter een soort voorafgaande eruditie nodig. Je moet met andere woorden een zekere eruditie hebben om eruditie te herkennen. ‘t Is wat een middelbare school zou moeten aanreiken, in plaats van de leerlingen plechtig een techniek of zelfs een ‘metastrategie’ van ‘zoektermen’ en ‘prompts’ bij te brengen. Die vinden de leerlingen zelf wel, en veel is er niet over te vertellen.
     Nu kan de verkeerde indruk ontstaan dat eruditie bij Douthat vooral dient om te schermen met terloopse verwijzingen. Niets is minder waar. Ook is hij niet het soort auteur die alleen boeken van meer dan 200 jaar oud de moeite vindt. Hij is erudiet in de eenvoudige zin van heel brede belezenheid - zo breed dat hij thuis is in verschillende onderwerpen, en dat hij over die onderwerpen zoveel gelezen heeft dat hij een beetje kan oordelen wat de moeite waard is.
      Voor sommige onderwerpen is eruditie een manier van denken, en het onderwerp van Douthat, decadentie, is er zo een. Een auteur die daarover schrijft moet voortdurend speculeren over waar de maatschappij naartoe gaat. Dan kom je er niet met statistieken, want die gaan over het verleden. Je kunt er geen experimenten voor opzetten zoals in de psychologie. Je komt er ook niet met streng logisch te redeneren vanuit vaststaande beginselen, want die zijn er evenmin. Wat je nog het beste doet, is kennis nemen van zoveel mogelijk speculaties van anderen, en die zorgvuldig tegenover elkaar af te wegen, zodat er uiteindelijk een diagnose ontstaat die op enige plausibiliteit kan bogen. Veel meer kun je niet bereiken. En het behoort tot de erudiete cultuur om dat te beseffen.
    Douthat beseft dat, hij houdt voortdurend een slag om de arm, en het maakt hem enigszins onkwetsbaar. ’t Is erg frustrerende lectuur voor een criticaster. Morgen zal ik toch eens kijken of ik de auteur geen vlieg kan afvangen. 

5 opmerkingen:

  1. You can do it if you really try :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. (Vorige reactie was van mij, ik wilde geen anonieme reactie posten)

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Na het lezen van deze recensie heb ik het boek al besteld.

    BeantwoordenVerwijderen
  4. "Dan kom je er niet met statistieken, want die gaan over het verleden."

    Het aardige aan statistieken van het verleden is dat ze dienen als een maat voor de toekomst. Dat valt soms tegen, zoals voor de spreekwoordelijke kalkoen die op kerstavond geen graan krijgt maar de genadeslag, maar bookmakers zullen blij zijn dat de naïviteit vooral de kant kiest dat morgen àlles evenzeer mogelijk is.

    Ik doe bijvoorbeeld voor mijn plezier voorspellingen op een voetbalforum over de Play-Offs. Daar zijn nogal wat supporters die geloven dat Antwerp of Club Brugge nog kampioen kunnen worden. Als ik zeg dat die kans wel heel klein is, dan antwoorden ze dat voetbal geen wiskunde is.

    Nu vernauw ik "de toekomst" een beetje moedwillig en weet ik wel dat het voorspellen van waar onze maatschappij heen voert een ander paar mouwen is dan de play-offs. Er zijn immers meer parameters dan puntenverschil en winstpercentage thuis of uit. Een statistiek over dergelijke ruime context is niet beschikbaar. We kennen zelfs de vraag niet.

    Dieter

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een aardige film over statistiek en sport is 'Moneyball'. Een aanrader, mocht je die niet gezien hebben.

      Verwijderen