Ik heb maar half geluisterd toen het Nieuws berichtte over het jaarverslag van de Vlaamse Onderwijsinspectie. Veel scholen functioneerden niet goed, hoorde ik, en dat geloofde ik zo. Maar uit mijn eigen pijnlijke ervaringen heb ik onthouden dat de Onderwijsinspectie zelf ook niet goed functioneert en bij haar beoordeling ongeveer de slechtst denkbare criteria aanlegt. Die inspecteurs zijn allemaal benoemd in de tijd van de ‘communicatieve vaardigheidspedagogie’.
Als gepensioneerde leraar denk ik er niet aan om dat jaarverslag te lezen, maar gelukkig heeft Christophe De Greef van Doorbaak.be dat voor mij gedaan. Hij citeert uitgebreid uit het onderdeel ‘Nederlands’. Ik vraag de lezer niet om het pompeuze proza van de inspecteurs helemaal te lezen. Ik heb in vet cursief aangeduid bij welke woorden mijn maag zich omkeert.
Uit de kwalitatieve analyses blijkt hoe belangrijk het is dat scholen het onderwijs vorm geven vanuit een duidelijke schoolvisie. Het schoolbeleid moet duidelijke prioriteiten stellen en deze planmatig uitrollen via doelgerichte maatregelen en afspraken die tot op de klasvloer reiken. … ‘Vele basis- en secundaire scholen kunnen nog een krachtigere leeromgeving uitbouwen … ‘Door een activerende, samenhangende en taalontwikkelende aanpak te gebruiken, door in te zetten op de metacognitieve vaardigheden en door de leerdoelen expliciet te maken. Differentiatie en remediëring kunnen effectiever vorm krijgen door sterker hoge verwachtingen te stellen voor alle leerlingen. Leraren laten kansen liggen om de diversiteit van de leerlingengroep aan te grijpen om leerlingen van elkaar te laten leren. Feedback zal leerlingen meer aan het denken zetten door deze ook te richten op het proces en de zelfregulatie en te vertrekken vanuit de doelen en de stappen daarnaartoe. … Voor Nederlands moeten in het basis- en secundair onderwijs zowel spreken, luisteren, schrijven als lezen voldoende aandacht krijgen met het oog op het versterken van het communicatieve handelen van leerlingen ... Werken met authentieke contexten draagt ertoe bij om dit te realiseren. Het taalbeleid van scholen kan sterker vorm krijgen door duidelijke strategische keuzes te maken afgestemd op de context van de school, door doelgerichte maatregelen voorop te stellen die van leerlingen betere taalgebruikers maken en door deze te laten landen op de klasvloer.
Op een personeelsfeest op onze school heeft een creatieve leerkracht ooit een bingo-spel bedacht. Bij elk van die gecursiveerde woorden, en nog vele andere, kon een kruisje worden gezet op het kaartje. Nu weet ik het weer. Het spel heette de bullshit-bingo. Voor wie een decodering nodig heeft:
- Schoolvisie, prioriteiten, taalbeleid = vergaderen en rapporten
- Krachtige leeromgeving, zelfregulatie, activerend = niet gestructureerd doceren
- Samenhangend = artificiële verbanden ten koste van de systematische opbouw
- Communicatief handelen = geen kennisoverdracht
- Proces = zo weinig mogelijk kennistoetsen
- Differentiatie, diversiteit, leerlingen van elkaar laten leren = chaos
- Remediëring = de verantwoordelijkheid van slechte prestaties bij de leerkracht leggen
- Expliciet = formeel afvinken van ‘doelstellingen’
- Metacognitieve vaardigheden = in plaats van kennis en oefenen-oefenen-oefenen
- Zowel spreken, luisteren, schrijven als lezen = verwaarlozing van de klassieke schrijfvaardigheid.
- Diversiteit = geen idee of hier verwezen wordt naar ‘verrijkende multiculturaliteit’ of naar de al zo vaak weerlegde theorie van de ‘verschillende leerstijlen’.
P.S.
Ik ben in de hele kwestie natuurlijk maar een ervaringsdeskundige. Ik ben dan ook graag bereid naar het oordeel van de experts te luisteren. Naar dat van Wouter Duyck bijvoorbeeld op x.com: ‘Het VTM-nieuws opent met een school in Genk die na een ongunstig advies van de onderwijsinspectie ‘ingezien heeft’ dat ze ‘interactiever moeten lesgeven’ met meer ‘dynamische werkvormen’. Ziedaar op televisie hoe onderwijsinspectie de problemen niet oplost maar erger maakt. Onvoorstelbaar.’
Ik heb twintig jaar in het hoger middelbaar onderwijs in de afdelingen ASO, TSO en BSO. Ik ben begonnen in 1973 maar ging iets anders doen in 1983 en keerde terug voor een tweede periode van tien jaar in 2000. Het verschil tussen die twee periodes is doodgewoon onbeschrijfelijk groot.
BeantwoordenVerwijderenEen voorbeeld. In 1973 stopten ze me op het secretariaat een “leerstofprogramma” in de hand dat bestond uit een zestal aan elkaar geniete gestencilde blaadjes met een kleine schets van wat je de leerlingen op drie jaar in die TSO-afdeling moest bijbrengen. De nadruk lag daarbij op grammatica. 27 jaar later was dat een heel ander paar mouwen. Je moest zelf je programma’s aanvragen en dan kreeg je na maanden wachten een dik pak bedrukt papier in je “bakske” in de leraarskamer met god weet wat voor “doelstellingen” en “pedagogische raadslagen” enzovoorts, opgesteld in een jargon waar ik voorheen nooit iets mee te maken had. Ik herinner me dat ik daar oprecht weinig van begreep en als ik dat stuk in Doorbraak lees beginnen, zelfs na zestien jaar, hoe de braakneigingen opnieuw opkomen.
Om een lange uitleg kort te maken. Het onderwijs is, zoals men dat zegt in dit deel van de wereld: Naar De Kloten. Ik heb geen zin om in dit kort bestek met de vinger gaan te wijzen naar de schuldige, want dat is een zeer ingewikkelde zaak. De algemene leiding en inspectie van het onderwijs heeft natuurlijk een nefaste rol gespeeld door het onderwijs volgens pedagogische theorieën en/of ideologische overwegingen te besturen. Ik zie nog altijd voor mijn ogen hoe op een pedagogische studiedag een Verlicht Persoon van het ministerie stond te oreren: “Maar dat ruikt allemaal nog veel te veel naar kennis...en kennis willen we niet!” en dat met de allure van een Dominicaan die de “missies” preekte in de jaren vijftig.
Als men uit dit slop wil geraken zal men moeten afstappen van ideologieën en theorieën bij het bepalen van de richting die men wil volgen. Het is beter om zich te beroepen op aloude principes zoals: wil je iets leren, dan moet je er moeite voor doen. Je moet luisteren naar wat de leraar zegt, oefenen, herhalen, blokken en kritisch leren nadenken. Om maar een paar dingen te noemen. Ik weet het: het is uit de mode. Maar ik vrees dat het niet anders zal gaan. Als we al eens begonnen met goedkope eenvoudige schriftjes te kopen in plaats van dure invulmappen, stonden we een stuk verder. En de smartphones afgeven aan de ingang alsjeblieft.
Groetjes,
Marcus