Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

maandag 16 juni 2025

Rik Torfs badineert

     De stukken van Rik Torfs op Doorbraak lees ik meestal graag. Vaak ben ik het ook met hem eens, als hij bijvoorbeeld de linksheid van professoren uitlegt als een gevolg van statusincongruentie, of als hij betoogt dat de mensenrechtenideologie de democratie kan bedreigen, of als hij in erfenissen en bezit een verdedigingsmuur ziet tegen de almacht van de staat. Ook hou ik van Torfs zijn badinerende schrijfstijl, een stijl die ikzelf ook betracht.
     Een badinerende stijl komt echter ook met enkele gevaren. Een ervan is dat men overdrijft. Dat is niet zo erg want een beetje lezer kan zon overdrijving plaatsen. Een groter gevaar is echter dat je onzin schrijft. In zijn laatste stukje ‘Artificiële Intelligentie, hoera!’ steekt Torfs de draak met hypocriete teksten zoals mission statements van bedrijven. Zulke teksten zijn zo stereotiep dat je ze makkelijk door AI kunt laten schrijven, schrijft Torfs. Je geeft in je prompt aan welk product of welke dienst je aanbiedt, en je vraagt om een reeks woorden te gebruiken zoals ‘duurzaam’, ‘kwaliteit’, ‘eigentijds’ en nog enkele andere. In een paar seconden krijg je een tekst waar een commissie anders vele uren over moet vergaderen.
     Maar neem nu deze alinea:

 Als een universitaire masterproef met een paar toetsen door ChatGPT kan worden geschreven, bewijst zulks dat ze overbodig is … Iedereen weet dat veel masterproeven obligaat en nutteloos zijn. Er is geen hond die ze leest. Behalve, onder morele dwang, de toekomstige ex-partner van de student.    

      Dit is enerzijds een overdrijving. Niet alle masterproeven waren nutteloos, want ze konden wel eens nuttig zijn als onderdeel van een onderzoeksproject. En het is zelfs niet uitgesloten dat zo’n onderzoeksproject zelf ook enig nut had. Maar die overdrijving, met die toekomstige ex-partner die de tekst onder morele dwang leest, is best leuk. Het gaat mij om iets anders. Masterproeven zijn nooit in de eerste plaats bedoeld geweest om een bijdrage te leveren aan de wetenschap. Het was in de eerste plaats een oefening, een proef, waarin een student moest bewijzen dat hij iets kon opzoeken, dat hij een redenering kon ontwikkelen, en dat hij die ook nog eens verstaanbaar onder woorden kon brengen. Ze hadden dezelfde functie als een verhandeling op de middelbare school. Die werd alleen door de leraar gelezen, en dan nog alleen met frisse tegenzin. Maar het was een goede oefening. Een leerling die er zijn best op deed, kon er veel uit leren.
     Een van de uitdagingen van het onderwijs is om gelijkwaardige oefeningen te bedenken in een tijdperk van artificiële intelligentie. Voor verhandelingen in het middelbaar is dat haalbaar. Je geeft de leerlingen een onderwerp op – bijvoorbeeld: vergelijk de stijl van Selma Lagerlöf met die van Flaubert’ – en dan laat je die tekst schrijven in de klas, met de hand. Maar hoe gaat men dat oplossen aan de universiteit? Want de masterproeven die ik geschreven heb, die konden inderdaad grotendeels door ChatGPT worden geproduceerd en wel in een perfecte masterproefschrijfstijl. Ik had daarvoor enkele honderden prompts moeten verzinnen, maar dat is toch een minder fundamentele vaardigheid dan zelf redeneren en formuleren.
      (DS 3/6)      

Geen opmerkingen:

Een reactie posten