Dat voorvoegsel ‘neo’ van daarnet in ‘neo-eersteklassers’ kom je vaak tegen in de filosofie en in de kunst: neoplatonisme, neothomisme, neopositivisme, neoromantiek, neoclassicisme … Dat is allemaal in orde, als je daar van houdt, behalve dat laatste, want classicisme betekent eigenlijk al neoklassiek, en met neo-neoklassiek krijg je wel erg slappe thee.
In de politiek ligt het moeilijker. Daar heb je neonazi’s en neofascisten en die deugen niet, maar de oude nazi’s en fascisten deugden ook al niet; dat ‘neo’ verandert daar niets aan. Neomarxisten hoeven zich dan weer voor niets te schamen en neoconservatieven al evenmin. Ik heb ooit een bundel essays van Irving Kristol gelezen en die bundel heette ‘Neoconservatism’. Kristol was daar helemaal niet beschaamd over.
Met het woord neoliberaal is dat anders. Onlangs vertelde Etienne Vermeersch op tv dat de NVA weliswaar ‘liberaal’ was, maar niet ‘neoliberaal’. Zó extreem was de Alliantie echt niet, vond de professor, en met Bart De Wever was het leuk praten op Reyers Laat.
Er zijn, bedenk ik nu, helemaal geen Vlaams-nationalisten, maar ook heel weinig liberalen, hoe radicaal ook, die zichzelf ‘neo-liberaal’ noemen. Het woord wordt eigenlijk alleen door tegenstanders gebruikt. Het voorvoegsel ‘neo’ zorgt hier onmiskenbaar voor een negatieve bijklank. En dat is niet eerlijk, vind ik, want bij alle andere woorden is ‘neo’ onpartijdig en betekent het alleen ‘een nieuwe versie van’.
Naschrift op 9 maart 2017. Vandaag lees ik op Wikipedia dat ‘neoliberalisme’ oorspronkelijk ook de neutrale betekenis had van ‘nieuwe en afgezwakte versie van het klassieke liberalisme’.
Oorspronkelijk geplaatst op 27 mei 2015
Geen opmerkingen:
Een reactie posten