Van het beroemde boek Max Havelaar weet ik nooit met zekerheid of ik het – behoudens de vier eerste hoofdstukken en het Saidjah en Adinda-verhaal – helemaal gelezen heb. Het moet wel. Ik heb er twee keer examen over afgelegd; ik bezit de door W.F. Hermans becommentarieerde uitgave, en op bijna alle bladzijden, ook die van de voetnoten, staan in potlood streepjes, kruisjes en notities in de marge. Het is mijn geschrift. En toch. Ik weet dat er in het boek een Verbrugge meedoet, een Duclari, een Slijmering en een mevrouw Slotering, maar wat die zeggen en doen, dat vergeet ik altijd.
Laatst kreeg ik van een oud-leerling de vraag bij welke ‘literaire stroming’ Max Havelaar eigenlijk hoorde. Hij moest daarover binnenkort examen afleggen. Ik wist wel ongeveer het antwoord, maar ik vond het veilig om het boek nog snel eens opnieuw te lezen. De W.F. Hermans-uitgave heeft een onhandig formaat. Je kunt het boek wel vóór je op tafel leggen, maar je kunt het niet vasthouden als je in bed of op de sofa ligt. Ik heb het boek dus half in die uitgave, en half in de handzame ‘hertaalde en bewerkte’ versie van Gijsbert van Es gelezen. Ik weet ondertussen weer wat Verbruggen en Duclari en Slijmering en mevrouw Slotering zeggen en doen in het boek: niet veel. Dat zal de reden zijn dat ik het altijd vergeet.
Zo’n hertaling of bewerking is normaal gesproken tegen mijn principes (zie hier), maar Van Es kreeg lof toegezwaaid van Multatuli-biograaf Van der Meulen, en van de conservator van het Multatuli-museum. ‘Zó zou Multatuli hebben geschreven als hij nu had geleefd,’ schrijft de biograaf. Ik besloot het erop te wagen. Ook wou ik het boek snel uit hebben, zodat ik verder kon lezen in Hilary Mantel (zie hier). En als ik mij zou ergeren aan de ‘hertaling’, ach, dan kon ik er misschien een stukje over schrijven.
Wat zal ik zeggen? Ook in een bewerking is Multatuli onderhoudend en geestig, twee woorden, geloof ik, die Van Es zou ‘hertalen’. Max wordt in het boek door Stern te hoog de hemel in geprezen, vooral omdat je weet dat die Stern eigenlijk Eduard D.D. is, en die Max is ook Eduard D.D., zodat het dus Eduard D.D. die zichzelf de hemel in prijst. Toch blijft het boeien, de strijd van de voortvarende – medisch gezien wellicht manische – rebel tegen het corrupte baasje in Lebak dat zijn onderdanen uitzuigt om meer moskeeën te kunnen bouwen, en dat beschermd wordt door gemakzuchtige Hollandse bureaucraten.
En natuurlijk héb ik mij geërgerd aan de hertaling. Ik heb vroeger zelf wel eens ‘eindredactie’ gedaan. Je wordt dan per bladzijde betaald om een tekst te corrigeren, maar je krijgt bij jezelf de misvatting moelijk weg dat je per ingreep betaald wordt. Staat er ‘platbranden’, dan wil je er ‘afbranden’ van maken en staat er ‘afbranden’, dan wil je er ‘platbranden’ van maken, zodat je toch íets gedaan hebt voor je geld. En als je zulke dingen doet bij een auteur als Multatuli, dan zal dat niet vaak een betere tekst opleveren.
Neem het toneelstukje waar het boek mee opent (zie hier). Lothario wordt ervan beschuldigd dat hij Barbertje heeft vermoord. ‘Die man moet hangen,’ zegt de rechter. ‘Hoe heeft hij dat aangelegd?’ Dat laatste wordt bij Van Es: ‘Hoe heeft hij het gedaan?’ Dat is geen verbetering, lijkt mij. Ik hou nogal van dat ‘aangelegd’. Multatuli noemt de Mekka-bedevaarders ‘gebedzingende leeglopers’. In de hertaling wordt dat ‘biddende nietsnutten’. ‘Nietsnutten’, tot daar aan toe, maar ‘zingend’ maken ze mij toch bozer dan gewoon ‘biddend’. Dat laatste kan ook in stilte. Als de Havelaars visite krijgen, maar ze hebben geen nagerecht voor hun gasten, stelt Max voor om ‘wat te vertellen, in plaats van gebak.’ Van Es schrijft: ‘in plaats van iets zoets’. In welke wereld is ‘iets zoets’ beter dan ‘gebak’?
Toen Van Es zijn vertaling intikte, naar het schijnt op een pendeltrein, stond hem ongetwijfeld een weinig ontwikkelde gymnasiumstudent voor ogen die het boek moet lezen ‘vanwege de lijst’. Zo’n student mag niet aan het schrikken worden gebracht. In een van de Droogstoppel-hoofdstukken zingt Marie een Frans liedje ‘van Béranger’. Oei. Daar heeft die student nog nooit van gehoord. Moet hij dat kennen voor het examen? Van Es grijpt in. Weg, Béranger*. Helaas, de ingreep helpt niet, want wat later wordt de bibliotheek van Max beschreven, met boeken van Say, Bastiat en … Béranger.
Het ergste vind ik de weglatingen in de Droogstoppel-hoofdstukken, omdat ik die het beste ken. De makelaar in koffie bespreekt de vaderlandse geschiedenis: de Romeinen en de Batavieren, de hertog van Alva ‘die een ondier’ was, de eb van 1672 die ‘expres’ wat langer duurde om Nederland te beschermen en de ‘bey van Tunis die een koliek kreeg als hij het wapperen hoorde van de Nederlandse vlag’. De Romeinen, de Batavieren en de eb blijven staan, maar de hertog en de bey zijn eruit. Nochtans vind ik de zin over de bey nogal briljant, en prima geschikt om in de klas te illustreren met een stukje visueel theater. Ik deed dat graag.
In een bekend stuk geeft Droogstoppel commentaar op Heines gedicht Auf Flügeln des Gesanges, dat Stern heeft voorgedragen aan Marie, Droogstoppels dochter. In dat gedicht wordt het water van de Ganges ‘heilig’ genoemd. Je begrijpt de ergernis van Droogstoppel die recht in de leer is. Hij schrijft een boze brief aan Stern met de vraag: ‘Mag je haar geloof aan het wankelen brengen door te zeggen dat er geen ander heilig water is dan dat van de doop?’ Dat moet ongeveer het omgekeerde zijn.
Veel tijd heb ik uiteindelijk niet gewonnen door de hertaling te lezen in plaats van het échte boek. Al te vaak moest ik, bij een onbegrijpelijke passage, toch het origineel erbij nemen. In het veertiende hoofdstuk wordt Max ervan beschuldigd dat hij weliswaar goedhartig is, maar dat hij ermee koketteert. Stern haalt daarbij aan dat Max in een oceaan vol haaien sprong om een hondje te redden. En wat is de conclusie van Stern, volgens Van Es? ‘Ik vind zo’n uiting van overdreven goedhartigheid moeilijker te geloven dan de goedhartigheid zelf.**’ Dat is wel erg duister, hoe vaak je de zin ook herleest. De arme gymnasiumstudent zal er niets van begrijpen. Ik ook niet.
* Béranger komt met geen enkel lied
in mijn bloemlezing voor van Poèmes francais.
In mijn tweedelige Histoire de la
litérature française krijgt hij één zinnetje. Daar staat tegenover dat Goethe
hem in aanwezigheid van Eckermann veel vaker vermeldt dan Victor Hugo.
17,5 x 23,5 cm (opengeslagen dus 35 cm breed) |
Toen ik nog redacteur was van het ledenblad van onze amteurtoneelvereniging, gaf ik eens n.a.v. het nakende sinterklaasfeest de goedheiligman het epitheton 'makelaar in speelgoederen' mee. Ik had dat namelijk gelezen bij Godfried Bomans. Een leraar Nederlands, die ook lid was van onze toneelvereniging en mijn teksteñ navlooide op fouten, vond 'speelgoederen' geen correcte meervoudsvorm.
BeantwoordenVerwijderenKijk, daar zakte mijn broek van af. Ik antwoordde hem dat als speelgoederen goed genoeg was voor Bomans, dat dat dan ook goed genoeg was voor het ledenblad.
Speelgoederen ... mooi. Bij het herlezen van de Havelaar valt mij op dat hij af en toe wendingen gebruikt die ik typisch voor Bomans achtte.
VerwijderenWeer een knap stukje, een plezier om te lezen. Doet mij denken aan de vertalingen en 'hertalingen' van Homerus. Enkele vertalers permitteren zich een 'vlot' Nederlands dat echt niet past in de epische sfeer van die gedichten. Dat voor mij geen 'Homerus' meer is.
BeantwoordenVerwijderen