zondag 27 september 2020

Lezen is moeilijk

   

     Mijn schoonmoeder hield in boeken niet van de ik-vertelling*. Ze vond dat pretentieus: ik, ik, ik … Zelf heb ik er nogal een voorkeur voor, zoals in David Copperfield bijvoorbeeld, waarvan de eerste zin luidt: ‘I am born’. Op een of andere manier heeft dat voor mij een grotere geloofwaardigheid. Batavus Droogstoppel die als ‘ik’ tot de lezer spreekt, bestaat voor mij échter dan Max Havelaar over wie in de derde persoon gesproken wordt, hoewel dat eerste personage verzonnen is, en het tweede een wat geïdealiseerd portret is van de echt bestaand hebbende Eduard Douwes Dekker.

     En dan heb ik nóg een probleem met die hij-vertelling. Wie is ‘hij’? In een normale tekst verwijst ‘hij’ naar het laatstgenoemde mannelijke onderwerp. In de hij-roman kan die ‘hij’ echter ook onaangekondigd verwijzen naar het hoofdpersonage. Neem nu die trilogie van Hilary Mantel over Thomas Cromwell. Als er in dat boek ‘hij’ staat gaat het vaak over Cromwell. Maar je weet het nooit zeker. Het kan ook kardinaal Wolsey zijn, of koning Henry, of de Thomas More, of de hertog van Norfolk, of nog iemand anders.
    Het volgende stukje gaat over kardinaal Wolsey die in ongenade is gevallen en intriges spint om weer in de gunst van de koning te komen.

 ‘De strijd is nu om de koning alleen te spreken, om zijn intenties te achterhalen, als hij ze zelf al kent, en tot een overeenkomst te komen. De kardinaal heeft dringend vlottende middelen nodig. Dag in, dag uit wacht hij op een onderhoud. De koning steekt een hand uit en neemt met een blik op het zegel van de kardinaal de brieven aan die hij hem voorhoudt. Hij kijkt hem niet aan, en mompelt enkel een afwezig ‘Bedankt’. 

     Ik geloof dat met de eerste ‘hij’ de koning bedoeld wordt, met de tweede en de derde ‘hij’ Cromwell, met de vierde ‘hij’ weer de koning. Dat is toch allemaal niet zo gemakkelijk.
     Er komen overigens wel meer moeilijke stukjes in het boek. Het volgende stukje gaat over de band tussen Thomas Cromwell en zijn zuster Kat. 

‘En Kat … ach, de laatste tijd had ze haar broer ongeveer even goed begrepen als ze de bewegingen van de sterren begreep: ‘Ik misreken mij voortdurend aan je, Thomas, zei ze vaak, wat zijn eigen schuld was, want wie had haar tenslotte op haar vingers leren rekenen en de facturen van een koopman leren ontcijferen?’ 

     Hoe zit het nu? Begrijpt Kat haar eigen broer nu goed of niet goed? ‘Even goed als ze de bewegingen van de sterren begreep.’ Maar hoe goed begreep ze die bewegingen? Ze ‘misrekent’ zich voortdurend. Dat zou kunnen wijzen op onbegrip. Maar ze heeft veel van haar broer geleerd. Dat zou kunnen wijzen op juist wel een goed begrip. Misschien bestaat dat begrip hieruit dat ze zich snel van haar misrekeningen bewust wordt.
     Als je wat langer bij die passages blijft mijmeren, kom je allicht tot een lezing waar je mee kunt leven, maar erg lang mijmeren zou ik niet aanraden, aangezien de trilogie 2570 bladzijden telt. Het is overigens meeslepende lectuur, maar niet, geloof ik, door ingebouwde vaagheid. Duidelijkheid is minstens even meeslepend, zolang ze niet vervalt in wijdlopigheid of uitleggerij. (Zie ook hier). 


* Tot de minst boeiende dingen die je over literatuur kunt uitleggen is het verschil tussen een ik-vertelling en een hij-vertelling, het ‘vertelperspectief’, de ‘ruimte’, de ‘verteltijd’ en de ‘vertelde tijd’, zaken die in de handboeken soms ‘verhaalaspecten’ worden genoemd. Ik heb daar als leraar zo weinig mogelijk over gesproken, en ik raadde mijn leerlingen aan om er ook in hun presentaties niet te veel over te vertellen. Of het moest zijn dat ze er iets interessants bij konden opmerken.

“Keep on with your sewing, ladies,” zegt Melanie, “and I’ll read aloud. ‘The Personal History and Experience of David Copperfield. Chapter one. I am born. To begin my life with the beginning of my life, I record that I was born...’”

Geen opmerkingen:

Een reactie posten