Als je een beetje je best doet kun je je aan alles ergeren. Ik erger mij
aan mensen met een mondmasker ónder de neus, of opgeschoten jongens met een
petje achterstevoren op hun hoofd (zie hier
en hier). Die ergernis is goed voor
de gezondheid, geloof ik. En voor wie stukjes schrijft is het een goudmijn.
Alleen erger ik mij ook nogal snel aan mensen die zich ergeren.
Vandaag schrijft Nico Dijkshoorn in Het
Nieuwsblad iets over mensen die piano spelen in de publieke ruimte, niet van hun
beroep, maar omdat er ergens in een station of een lobby een piano staat opgesteld waar iedereen op mag
spelen.
Het zijn aanstellers, vindt Nico, ze willen gezien worden. Omdat ze vier
noten tegelijk kunnen indrukken, denken ze dat ze recht hebben op een publiek. Ze bewegen hun hoofd, op de beweging van de muziek, naar en van de toetsen weg. Ze stralen iets uit van
rijk en welgesteld, maar ze zijn niet beter dan het plebs dat op de sociale
media aan ‘influencen’ doet. Ze spelen Satie terwijl je dat van Nico alleen
mag doen in je kamer, als er een naakte vrouw in je bed ligt. En ondertussen
luisteren ze, nog volgens Nico, of iemand van de omstanders soms zegt: ‘Wat
moet het heerlijk zijn om zo piano te kunnen spelen!’
Dat laatste, ik zég het soms, maar
ik dénk het altijd.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten