Omdat ik om medische redenen niet te veel koffie mag drinken, dronk ik
op school meestal bruiswater. Maar soms heeft een leraar, na een rumoerige
klas, behoefte aan een troostende warme drank. Daar had ik de volgende
oplossing voor. Ik nam enkele kartonnetjes dieetsoep van Knorr mee naar school
om daar op te warmen. Ik eet dat thuis ook. Die soep is echter niet te
eten, vind ik, zonder extra zout. Ik kocht dus een klein busje zout, niet
zo’n groot pak van Nezo, maar een klein busje van Jozo.
Veel soep heb ik op school niet
gegeten, want ik had weinig rumoerige klassen, en toen ik op pensioen ging
was het busje nog bijna vol. Ik nam het mee naar huis en mijn vrouw gebruikt
het nu als we frietjes eten. En gisteren aten we frietjes.
Toen de conversatie aan tafel even haperde,
nam mijn vrouw het busje zout en las aandachtig de aanwijzingen die op de
verpakking stonden gedrukt. ‘Ten minste houdbaar tot 06.03.20.’ Dat begon
slecht. Misschien hadden we nu gif op de frietjes gestrooid. En verder: ‘De
extra fijne korrels van Jozo zijn ideaal om te verwerken in vers pastadeeg of
voor op een eitje. Jozo is daarnaast in combinatie met kruiden en specerijen
een heerlijke coating op geroosterde noten.’ Dat hebben we goed begrepen. Niet in de soep. Niet op de frietjes. Maar als
we voortaan ‘s avonds noten roosteren, halen we het Jozo-zout erbij.
Volgens Karl Radek was onder het
communisme de specialisatie in de Russische economie zo ver doorgedreven dat ze
een reusachtige fabriek hadden gebouwd die niets anders deed dan email platen
te produceren met het opschrift ‘Lift werkt niet’. Het kapitalisme, ook niet
mis, is erin geslaagd een zoutsoort te produceren speciaal voor geroosterde
noten. En vers pastadeeg. En eitjes.
Grappig. Ik ga nu even opzoeken wat de houdbaarheidsduur van zout is.
BeantwoordenVerwijderen