Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

zondag 7 augustus 2022

Kortjes

Caroline Pauwels. Ik heb ooit horen vertellen over iemand die Alexander Decroo een goed mens vond. ‘Je ziet dat gewoon als hij op televisie komt,’ had die man gezegd. Zelf beschik ik over te weinig mensenkennis om zulke uitspraken te doen. Maar toen ik gisteren op televisie een paar flarden interview met Caroline Pauwels zag, maakte ik spontaan een uitzondering. Dat moet toch een goed mens geweest zijn, dacht ik. En ik was de enige niet. Zelfs zo’n ruwe man als Pieter Auwaerts schreef op Facebook dat Pauwels ‘een vrouw was waar de goedheid van afdroop.’ Die indruk had ik dus ook. Maar ik heb, zoals gezegd, weinig mensenkennis. Die van Pieter vertrouw ik meer.

Opwarming van de aarde. De aarde warmt ongetwijfeld op, maar op sommige plaatsen warmt ze meer dan op andere. Op de parkeerplaats van onze Proxy Delhaize is het altijd twee graden warmer dan ergens anders. Als we het wat koud hebben, gaan we gewoon even boodschappen doen.

Wales. Mijn zoon is met enkele vrienden vertrokken naar Wales voor een wandelvakantie. Dat roept voor mij meteen enkele literaire reminiscenties op. Captain Fluellen in Henry V. The Old Devils van Kingsley Amis. Maar vooral, vooral, A Man for Alle Seasons: ‘Why Richard, it profits a man nothing to give his soul for the whole world … but for Wales!’ ‘t Is even geestig als Elsschots dodelijke zinnetje. ‘Was het nog een mof of een Rus, maar een Pool!’ Probeer daarna Wales, of de Polen, maar eens ernstig te nemen. 

Plaisure-pain ratio. Als het goed is, moeten we het ook zeggen. Thuis studeer ik piano op een Yamaha B3 en in Oostende op een digitale Casio Celviano AP-470. Als ik enkele dagen op de Celviano gespeeld heb en dan weer overschakel op de Yamaha, ervaar ik een genotsgevoel, op gang gebracht door de vollere klanken en de natuurlijker respons van de toetsen. Als ik omgekeerd na enkele dagen Yamaha overschakel op de Celviano voel ik een ontgoocheling. Maar – nu komt het – het genot van de ene overschakeling is intenser en duurt langer dan de ontgoocheling en pijn van de andere. Mag ik daar metafysische conclusies uit trekken, of bewijst het alleen nog maar eens dat ik van nature een zonnetje in huis ben?

Taiwan. Columnist Nico Dijkshoorn maakte zich van de week vrolijk over mensen die nu plots een mening over Taiwan hebben. Ik heb daar al langer een mening over. Ik geloof niet dat China, zoals Japan indertijd, héél Zuid-Oost-Azië militair wil inpalmen, maar ze willen, moeten en zullen wel minstens Taiwan inpalmen. ’t Is vreselijk voor de Taiwanezen die, neem ik aan, in grote meerderheid gehecht zijn aan hun kapitalisme en hun democratie. Wat de Amerikaanse bondgenoot van Taiwan in deze kan doen, weet ik niet goed. Afwisselend dreigen en sussen? De hele zaak op de lange baan helpen schuiven? Een gunstiger overgang bedingen? Ik zou als Amerikaanse president voor die kwestie zeker geen oorlog voeren. Zeker niet. Omgekeerd, mocht die oorlog er toch komen, dan duim ik voor de Amerikanen en de Taiwanezen.

Hiernamaals. De meeste westerlingen  van vandaag geloven dat ze na hun dood in het niets verdwijnen, wat geen prettige gedachte is, maar wel een geruststellende. De anderen, een minderheid, geloven dat ze in de hemel komen als ze niet te veel medemensen hebben vermoord. Maar het is ooit anders geweest. Het hiernamaals voor de Christenen is eeuwenlang een te vrezen toekomst geweest. De kans was groot op een eeuwige foltering in de hel, of minstens enkele honderdduizenden jaren foltering in het vagevuur. Je moest daarvoor niemand vermoord hebben. Als je in staat was geweest om iemand te vermoorden was dat genoeg. Dat je niemand vermoord hebt, is misschien een kwestie van geluk, of van ‘the Grace of God’, zoals John Tyndale meende. Velen van mijn generatie en de generatie ervoor vragen zich af waartoe ze in staat zouden zijn geweest mochten ze door omstandigheden in een Einsatzgruppe terechtgekomen zijn.

Bertrand Russell. Het toneelstuk De paradox van Russell, dat ik gezien heb met Theater aan zee, gaat niet over de manier waarop Russell zijn logisch systeem sluitend wilde maken, noch over de manier waarop Gödel die poging ondermijnd heeft. Het gaat over het conflict tussen rede en gevoel, ratio en emotie, logos en pathos. Ik had, voor één keer, de indruk dat ik een toneelstuk helemaal begreep, wat een plezierig gevoel is. Maar iets anders zat mij dwars. Ik heb twee jaar geleden het boek Intellectuals van Paul Johnson gelezen. Stond daar nu wel of niet een hoofdstuk over Russell in, vroeg ik mij af. Het kon bijna niet anders. Maar zeker wist ik het niet. Thuisgekomen controleerde ik het even: jawel hoor: 28 bladzijden over Russell. Nu ik erover nadenk weet ik ook weer wat het zwaartepunt van Johnsons betoog was: de overgang van Russells oorlogstaal in de periode 1945-1953 naar zijn pacifisme in de jaren erna. Johnson ziet daar geen grote tegenstelling tussen: de twee standpunten zijn vergelijkbaar door hun extremisme. Ik herinnerde mij die passages over Russells oorlogstaal, geloof ik, omdat ik van veel vroeger al van die oorlogstaal afwist, van lang voor ik Johnson gelezen had. Als ik dingen lees die ik vroeger ook al wist, herinner ik mij ze veel beter. 

Bertrand Russell 2. Russell was eigenaardig genoeg zelf een groot tegenstander van extremisme. Ook daar was hij extreem in. ‘Geen enkele mening moet met vuur verdedigd worden. Niemand beweert met vuur dat zeven maal acht zesenvijftig is, omdat we weten dat dat het geval is. Een vurige uiteenzetting is alleen nodig als de verdedigde mening twijfelachtig is, of aantoonbaar vals.’ En lord Russell heeft veel vurige uiteenzettingen gehouden.

Liberaal-ironisch. In het toneelstuk De nieuwe man maakt de rechtse Natali een eigenaardig verwijt aan het adres van haar linkse ex-minnaar Peter. Die zou er een ‘liberaal-ironisch’ wereldbeeld op nahouden. Daar moest ik even over nadenken. Maar enkele dagen later woonde ik, alweer in het kader van ‘Theater aan zee’, een lezig bij van Hendrik Vos over ‘Europa na Oekraïne’. Nu weet ik precies wat liberaal-ironisch betekent.

1 opmerking: