Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

maandag 26 december 2022

Wevelgem: het grote bloedbad dat net NIET plaatsvond


 
      Het heeft niet veel gescheeld of Wevelgem had een vooraanstaande plaats gekregen in de vaderlandse annalen door een bloedbad dat op 4 augustus 1944 had kunnen plaatsvinden, maar niet plaatsvond. ’t Is een verhaal dat ik als kind vaak heb horen vertellen, door mijn grootmoeder, door mijn moeder, en door ooggetuige GvO die nog een jong meisje was toen de feiten plaatsvonden. Ik vond het verhaal ook uitgebreid terug in het boek van Arnold Seynnaeve waar ik gisteren een stukje aan wijdde*.
     Alles begint met de familie Denijs in de Nachtegaalstraat. Dat was, zoals mijn grootmoeder het krachtig uitdrukte, crapuul van volk**. De vader, Henri Denijs, en zijn twee zonen Valère en André, 22 en 21 jaar oud, stonden in contact met het verzet, en meer bepaald met het Onafhankelijkheidsfront geleid door de onderwijzers Silverans en Van Keirsbilck. Het contact was wisselvallig omdat de Denijsen nogal loslippig waren, onbetrouwbaar, en omdat ze ook ‘acties uitvoerden voor eigen rekening en de buit onder elkaar verdeelden’, zoals Van Keirsbilck later in een verslag schrijft. Anderzijds waren het de geknipte mannen voor gevaarlijke opdrachten.
     Bij één zo’n opdracht hebben vader Henri en zoon André, samen met een zekere Oscar Vandamme, een aanslag gepleegd. Ze hadden op 24 juni 1944 de Vlaamse ‘gestapo’ Maurits Pille op straat doodgeschoten. Heel professioneel was dat niet gebeurd, want de verzetslui hadden ook op elkaar geschoten en André was daarbij aan wang en mond gewond geraakt.
     Het is niet helemaal duidelijk of de verdenking voor deze aanslag meteen op de de Denijsen viel. Misschien was er verdachte activiteit bij hun huis opgemerkt. Misschien waren ze om een ándere reden verklikt. In elk geval werd een kleine maand later aan hun huis aangebeld door een officier en een onderofficier van de Feldpolizei. De Denijsen waren op voorhand verwittigd van dat bezoek, schoten de Duitsers dood en sloegen op de vlucht. In het verhaal dat ik als kind hoorde, werden de Duitsers met een mes de keel overgesneden, maar Arnold heeft voldoende documenten verzameld die bewijzen dat ze met revolverschoten werden omgebracht.
     De gevolgen waren niet te overzien. Een groot aantal Duitse soldaten kwam de Nachtegaalstraat afzetten. Iedereen werd van zijn bed gehaald en stond in nachtkledij langs de straat opgesteld, onder hen ook GvO die, zoals ik al zei, nog een meisje was. De leiding van de operatie was in handen van luchthavencommandant Major Schüler die ermee dreigde iedereen te laten fusilleren als represaille. Met vrouwen en kinderen zou dat gemakkelijk een bloedbad met tachtig slachtoffers opgeleverd hebben. Had men alleen de mannen gefusilleerd, dan waren dat er nog een kleine dertig. 
    In een film zou zoiets een spannend moment zijn. De huiverende mannen en vrouwen in hun nachtkledij, de angstige gezichten, de huilende kinderen, close-ups van gehelmde soldaten, geweren in de aanslag. Hoe kan dat nog goedkomen?
    Dan verschijnt oorlogsburgemeester Byttebier ‘op het toneel’ – zoals men zegt. Byttebier is klein van gestalte, krijgt soms de bijnaam ‘het ventje’, maar straalt autoriteit uit. De zet hij als het moet ook om in daden. Wanneer bijvoorbeeld een volksvrouw bij voedselbedeling even uit de rij stapt, gaat Byttebier daarnaartoe en geeft haar een klap in het gezicht. Ordnung müss sein. Hij onderhield goede betrekkingen met de Duitse officieren, hielp het Duitse beleid toepassen in Wevelgem, en zorgde voor the business as usual. Daarbij was hij niet fanatiek, onthield zich van openlijke politieke propaganda en groette iedereen op straat, ‘wit’ of ‘zwart’. Ook waren zijn nazisympathieën fel gaan verminderen naarmate de Duitse nederlagen zich opstapelden. Tegen het einde van de oorlog hielp hij zelfs de jonge mannen die zich wilden onttrekken aan de verplichte tewerkstelling in Duitsland, iets wat hij bij het begin van de oorlog altijd verontwaardigd weigerde met de trotse woorden ‘Mijn zoon werkt ook in Duitsland.’
     Hoe heeft Byttebier de zaak in de Nachtegaalstraat aangepakt? Daar heeft Arnold helaas geen documenten over gevonden. Ik hoop dat de burgervader het met een bulderende redevoering heeft gedaan. ‘Burgers van de Nachtegaalstraat! Wat hier gebeurd is, tart elke verbeelding. Het is Wevelgem onwaardig. De terroristen van de zogenaamde weerstand vertegenwoordigen in niets de burgers van onze gemeente. Het is gespuis. We gaan hun huis in brand steken. Elke Wevelgemnaar veroordeelt de sluipmoord op Duitse soldaten. De schuldigen aan deze schanddaad moeten en zullen worden gevonden en zullen de hoogste straf krijgen. We kunnen geen wetteloosheid dulden. De valse vaderlanders zijn niets meer of niets minder dan bandieten en misdadigers van gemeenrecht. En ook tot u, geachte Majoor, richt ik het woord. Ik sta persoonlijk in voor al de burgers die hier staan. Zij zullen allemaal, net als, ik al het mogelijke doen om de daders van deze moordpartij te vinden en over te leveren voor hun gerechte straf.’
     Of Byttebier aldus gesproken heeft, weet ik niet. Misschien heeft hij alleen staan fluisteren tegen de majoor. Fluisteren werkt soms beter dan bulderen. Of misschien heeft hij afwisselend gebulderd en gefluisterd. Wat hij ook gedaan heeft, het heeft geholpen. Het huis van de Denijsen werd in brand gestoken en daar bleef het bij. Geen enkele bewoner van de Nachtegaalstraat heeft iets ergers opgelopen dan een longontsteking. Niemand werd gefusilleerd. Wevelgem heeft haar plaats gemist in de annalen van de barbarij. 

* Over het boek van Arnold Seynnaeve, zie mijn stukje hier. 
** Mijn grootmoeder kende de Denijsen niet persoonlijk en had haar oordeel uit de tweede hand. Het boek van Arnold Seynnaeve bevat een brief van partizanenleider Van Keirsbilck die dat oordeel ondersteunt. Hoewel Van Keirsbilck met de Denijsen had samengewerkt wilde hij niet dat ze het statuut zouden krijgen van gewapend weerstander. Als dat zou gebeuren, schreef Van Keirsbilck, ‘dan zou de ganse bevolking van Wevelgem zich hieraan ergeren en de zwarten zouden ons nog meer als een vuige bandietenbende discrediteren.’ Maar het statuut kwam er toch.

1 opmerking:

  1. Zeno vertelde me onlangs, toen ik de bestelde boeken bij hem thuis bracht, dat zijn vader, Michel Byttebier, het geweten van majoor Schüler bespeeld had. Schüler wilde toch de dood van tientallen onschuldige burgers niet op zijn geweten hebben voor de rest van zijn leven, nu de oorlog op zijn einde liep ... Byttebier "onderhandelde" over het "tarief", de vergeldingsmaatregelen voor het doden van Duitse militairen (normaal gezien het fusilleren van x aantal burgers voor het doden van 1 Duitser) en stelde als alternatief het opblazen van de woning Denys. Dat werd aanvaard.

    BeantwoordenVerwijderen