Nogal wat leerkrachten zijn misnoegd, lees ik in De Standaard, over de maatregel van Ben Weyts om de directeurs – in samenspraak met de vakbonden – extra-loon te laten uitbetalen aan door henzelf uitgekozen leraars-specialisten. ‘Hoezo specialisten? Wij zijn allemaal specialisten*,’ heet het. Men vreest voor onduidelijke criteria, willekeur, vriendjespolitiek, jaloezie, ruzie en misschien zelfs neoliberalisme. Zelf maak ik mij niet druk, want ik ben gepensioneerd, en als ik het niet was, zou ik mij ook niet druk hebben gemaakt. Ik zou nooit van mijn leven in aanmerking gekomen zijn voor zo’n specialistenstatuut, en die zekerheid zorgt voor een gerust gemoed. Ik zou mij tijdens de vakantie nooit hebben moeten afvragen: zal ik er bij zijn?
In mijn ideaal schoolsysteem is een verschillende verloning de normale gang van zaken. Scholen concurreren onder elkaar om leerlingen aan te trekken en proberen daarom goede, of minstens populaire, leerkrachten aan te trekken. De Engelse schrijver Robert Bolt gaf enkele jaren les aan een Engelse public school. Toen hij met zijn toneelstukken bekend raakte, straalde zijn prestige af op de school en werd zijn loon verdubbeld. Ik weet dat sommige mensen zoiets schandalig vinden. Ik respecteer die mening, maar begrijp ze niet. Je kunt over zulke principes heel moeilijk discussiëren. Als er voor die principes heel veel geld moet worden betaald, wil ik wel eens uit mijn slof schieten, maar het plan van Weyts zou geloof ik 30 miljoen euro kosten, op een onderwijsbudget van 14,7 miljard. Dat is dus niet zo heel veel.
Ondertussen geloof ik dat de maatregel van Weyts weinig goeds zal opleveren. Je maakt het beroep er niet aantrekkelijker mee voor jongeren, want het specialistenstatuut kun je maar krijgen met 10 jaar anciënniteit – als het te laat is dus. Weyts beweert dat hij met zijn plan twee vliegen in een klap slaat. ‘We doorbreken de vlakke loopbaan en we versterken de onderwijskwaliteit,’ zegt hij. Tja. Ik heb nooit begrepen waarom de ‘vlakke loopbaan’ doorbroken moest worden, en voor de versterking van de onderwijskwaliteit zal wel iets helemaal anders nodig zijn dan een loonbonus, en ook iets dat veel moeilijker is om te verwezenlijken: het verlaten van de ‘onderwijsvernieuwing’, het heroriënteren van de onderwijsinspectie, het herstellen van de discipline in de klas, het respecteren van de autonomie van de leerkracht, het ontmantelen van de bureaucratie en het uitbreiden in plaats van afbouwen van de vrije schoolkeuze van de ouders.
Zal de loonbonus leerkrachten ertoe brengen om beter les te geven? Dat is erg twijfelachtig. Natuurlijk, in elk beroep wordt de inzet bepaald door een mengsel van extrinsieke en intrinsieke motivatie, maar dat mengsel wil nogal verschillen van beroep tot beroep. In de schoolcultuur heeft de intrinsieke motivatie, ook wel ‘idealisme’ en ‘roeping’ genoemd, altijd een grote rol gespeeld. Dan zal een loonbonus, hoe welkom ook voor de ontvanger, daar weinig aan veranderen. In zijn mooie boekje The Pursuit of Happiness werkt de libertarische socioloog Charles Murray een mooi gedachte-experiment uit waarin hij speculeert dat een algemene loonsverhoging in het onderwijs een groter aantal opportunisten zou aantrekken en de onderwijskwaliteit zou doen dalen.
En hoe gaan de directeurs de loonbonussen inzetten? We mogen veronderstellen dat ze die graag zullen geven aan leerkrachten die hún werk – dat van de directeurs – vooruit helpt. Naast lesgeven moet er op de school nog van alles georganiseerd worden, van open-deurdagen over vakvergaderingen tot teambuildingsactiviteiten, en niet elke leerkracht voelt zich daar in gelijke mate tot aangetrokken. Wellicht zijn de haantje-de-voorstes op die terreinen de eersten die in aanmerking komen voor een bonus. Ik zou dat toejuichen. Misschien kan het zelfs helpen om het lerarentekort op te vangen, want vandaag worden die leerkrachten soms ‘beloond’ door vrijstelling van een aantal lesuren. Voortaan zouden ze financieel kunnen worden vergoed.
Een andere besteding zou ik minder fijn vinden. Directeurs willen natuurlijk ook graag een gunstig inspectieverslag krijgen als een ‘doorlichtingsteam’ langskomt. En die inspecteurs behoren meestal tot de oude school van de onderwijsvernieuwing, met veel begeleid zelfstandig leren, groepswerk, communicatief taalonderwijs, peer evaluation, portfolio’s, co-teaching, studiekeuzebegeleiding, vakantietaken in plaats van herexamens, en informatica in elke les. Met de loonbonus kunnen enthousiaste adepten van die oude nieuwlichterij worden aangemoedigd om nog verder die richting in te slaan en de andere collega’s ook in die richting te sturen.
Nee, voor onderwijskwaliteit en de aantrekkingskracht van het beroep zal de loondifferentiatie weinig goeds opleveren. Maar er is een andere reden waarom loondifferentiatie, een ándere loondifferentiatie, moet worden overwogen: elementaire billijkheid. Het werk van de ene leerkracht is voorspelbaar zwaarder dan dat van de andere. Het is bijvoorbeeld een schreeuwend onrecht dat leerkrachten in een concentratieschool hetzelfde verdienen als leerkrachten in een prestigieuze school te midden van een rustieke omgeving – een school dus zoals de mijne er een was. Nee, concentratieschoolleerkrachten moeten meer verdienen.
Zelfs in de school waar ik les gaf was er een aanmerkelijk verschil tussen Nederlands geven aan een aso-klas als 6 Latijn of aan een TSO-klas als 6 Techniek-Wetenschappen. Vaak gingen de aso-klassen naar leerkrachten die een tso-klas niet aankonden. Zelf had ik altijd een ‘gemengde’ opdracht, maar ik was niet te beroerd om bij mijn jaarlijkse desiderata aan te geven dat een extra Latijnse klas mij welgevallig zou zijn. Ik had echter een collega, een erudiet geschiedkundige, die elk jaar aandrong om alleen tso-klassen te krijgen. Die kinderen verdienden ook om goede geschiedenis te krijgen, zei hij. En ook al kun je zoiets niet op een goudschaaltje afwegen, ik vond toch dat mijn idealistische collega gerust wat meer mocht verdienen dan ikzelf. Hij viel trouwens binnen de criteria van Weyts want in De Standaard lees ik dat een leraar-specialist ook iemand kan zijn ‘die goed omgaat met moeilijke klassen’.
* Natuurlijk zijn leerkrachten in zekere zin allemaal specialisten. In De Standaard lees ik dat het bij leerkrachten-specialisten onder andere kan gaan ‘om iemand die veel expertise heeft in bijvoorbeeld wiskunde.’ Dat is wel een erg onzinnige formulering.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten