En hiermee ga ik verder met mijn lijstje Alfabetische mijmeringen. Ik ben eindelijk aan de ‘C’.
Caesar - De stormloop van
In de derde of de vierde klas lazen we een hoofdstuk uit De bello civili van Julius Caesar (100 v.Chr-44 v.Chr.). De Romeinse veldheer-politicus vertelt daarin hoe zijn legers en die van Pompeius tegenover elkaar opgesteld stonden bij Pharsalus, met voldoende afstand tussen hen in om op elkaar af te stormen. Maar Pompeius wilde slim zijn. Hij gaf zijn leger het bevel om ter plaatse te blijven staan, zodat Caesars mannen de hele afstand alleen moesten belopen. Ze zouden dan zeker uitgeput zijn van vermoeidheid als ze vijandelijke linie bereikten. Ook zouden ze minder goed hun speren kunnen richten als ze die gooiden terwijl ze aan het rennen waren. Bovendien zouden ze in gespreide slagorde aankomen, want de ene soldaat loopt nu eenmaal sneller dan de andere. Was dat niet slim bedacht van Pompeius?
Caesar dacht van niet. Hij vond dat een generaal zich op het moment van het gevecht met andere zaken moest bezighouden. Hij moest erop bedacht zijn om de natuurlijk aangeboren aanleg tot opwinding (animi incitatio naturaliter innata) en strijdlust (studium pugnae) van de soldaten aan te wakkeren. Daarbij mochten de beproefde handelwijzen van de voorvaderen niet overgeslagen worden: het schallen van de trompetten, het roepen van strijdkreten en het afstormen op de vijand.
Je kunt aan die anekdote verschillende bedenkingen vastknopen. Een: een zelfbedachte slimme werkwijze is niet altijd beter dan de traditionele werkwijze. Twee: een oplossing moet niet alleen beoordeeld worden op haar technische, tactische of strategische voordelen, maar ook op haar effect op het moreel en het enthousiasme van de mensen die ze moeten uitvoeren. Drie: het kan slim zijn om je ‘krachten te sparen’, maar soms is het beter om ‘je volop te gooien’. Het dilemma doet zich voor zowel bij militaire offensieven in de Oekraïne als bij een etappe van de Ronde van Frankrijk.
Catilina – het privé-leven van
De fameuze Catilinarische redevoeringen van Cicero behoren geloof ik nog steeds tot de leerstof van de zesde klas. Dat was zo in mijn tijd, en het was ook zo in de tijd van mijn vader. Quo usque tandem abutere, Catilina, patientia nostra? – door olijke leraren Latijn vertaald als ‘Hoelang nog, Catilina, zul je met onze voeten spelen?’
Onze geliefde Latijnse leraar, Bernard Denijs – meester – , was niet van de olijke soort, en gebruikte de tekst om ons te waarschuwen voor politieke demagogie. Cicero verweet zijn tegenstander Catilina (108 v.Chr-62 v.Chr) dat hij een staatsgreep plande, maar had daarvoor weinig bewijzen. Ook wierp hij hem zijn schandelijke privé-leven voor de voeten, zijn ‘privatarum rerum dedecus.’ Catilina’s ogen hadden schandelijke dingen gezien en zijn lichaam had schandelijke dingen gedaan.
Dat vond meester niet netjes. Je moest een politicus beoordelen op zijn programma en zijn beleid, en niet op zijn karakter, want wat hij in zijn privé-leven deed, of hoe hij zijn seksualiteit beleefde, ging niemand aan. Van een van de oproerige studentenleiders, vertelde meester nog, werd gezegd dat hij homoseksueel was. Ik weet niet meer hoe meester het verwoordde maar zijn commentaar kwam hierop neer: et alors? Meester gaf ook Frans.
We leven gelukkig in een tijd en in een land waar homoseksualiteit of het hebben van een buitenechtelijke dochter geen obstakel meer zijn voor een politieke carrière. Maar de meesten van ons gaan bij het kiezen van politieke vertegenwoordigers toch nog altijd rekening houden met karakter en gedrag in de privé-sfeer. Iedereen zal daarbij enigszins andere grenzen trekken. Voor de enen is plassen in een bloembak een breekpunt, voor anderen is een racistische uitspraak op café een brug te ver, weer anderen zullen een streep in het zand trekken bij overspel, opdringerig gedrag tegenover een 17-jarige, of luchtgitaar spelen terwijl je vrienden een politiecombi vandaliseren.
Geen van bovenstaande voorbeelden – die nochtans veelzeggend zijn voor het karakter van de betrokkenen – zouden mijn kiesgedrag ingrijpend beïnvloeden. Maar ik kan mij niet voorstellen dat ik ooit op Trump zou stemmen, zelfs als ik het met 60 procent van zijn programma eens zou zijn. Een politicus die liegt, dat begrijp ik, maar een politicus die bijna dagelijks liegt over kleinigheden, dat zegt iets fundamenteels over zijn karakter. Zoiets mag meespelen, vind ik. Ik heb Amerikaanse democraten gekend die voor Reagan stemden vanwege diens fatsoen, en Republikeinen die voor Biden stemden, niet vanwege diens fatsoen, maar vanwege het gebrek aan fatsoen van hun eigen kandidaat.
Chamfort – De kersen van
Vier, vijf of zes keer per jaar koopt mijn vrouw kersen. Die eet ik dan op in een welbepaalde volgorde: eerst de mooie rode met een ronde vorm, dan de minder rode, dan de misvormde, dan die met barsten en ten slotte die met een rot plekje of die waaruit de vogels een stuk hebben gepikt. Bij ander voedsel doe ik dat omgekeerd en hou ik de lekkerste brokjes voor het laatst. Hoe zou dat toch komen? Ben ik de enige die dat zo doet? En waarom precies kersen? Allemaal vragen!
De Franse politicus, schrijver en denker Nicolas Chamfort (1741-1794) heeft over het kersenvraagstuk nagedacht. Volgens hem gaat het niet alleen om kersen, maar ook om oesters, gedichten en kwinkslagen: “La plupart des faiseurs de recueils de vers et de bons mots ressemblent à ceux qui mangent des cerises ou des huîtres, choisissant d’abord les meilleures et finissant par manger tout.”
Het verschijnsel doet zich ook voor als iemand zich politiek of ideologisch engageert. Meestal begint zo iemand met alleen sommige programmapunten of sommige leerstellingen te onderschrijven. Hij begint als cherry picker. Maar naarmate hij zich verder engageert slikt hij meer en meer tot het hele programma of de hele ideologie ‘met huid en haar’ eraan moet geloven.
Toen ik als jongeling in contact kwam met de extreemlinkse beweging Amada, gebruikten die organisatie ‘de vijf koppen’ als symbool, dat wil zeggen de koppen van Marx, Engels, Lenin, Stalin en Mao. Die eerste twee, Marx en Engels, dat was geen probleem, dat waren geleerden en filosofen waar zelfs de godsdienstleraar met ontzag over sprak. Mao, daarover werd in de kranten geschreven dat hij de hongersnood in China had opgelost en de ‘boeren had bevrijd.’ Dat was dus ook in orde. Dan Lenin. Wat die gedaan had, daar viel misschien wat op af te dingen, maar wat hij geschreven had, dat was zonder meer juist: de zogenaamde socialisten hielden door hun voortdurende compromissen het kapitalistisch systeem in stand. Bleef over: Stalin. Je begon er met lange tanden aan, maar uiteindelijk werd ook die doorgeslikt. Huid en haar kon je op je bord laten liggen – die behoorden tot de 30 procent ‘fouten’ die hij had gemaakt*.
Over dat geleidelijk ‘slikken’ van Stalin: zie ook mijn stukje hier.
Als er vers brood is en oud brood, eet ik eerst het vers brood. Anders eet je de hele tijd oud brood.
BeantwoordenVerwijderenAls ik niet goed op gang geraak in mijn werk, doe ik eerst dingen die ik leuk vind. Met draaiende motor doe ik dan wel de minder leuke dingen.
Uitstelgedrag wordt meestal negatief behandeld, tegenover de lovenswaardige discipline om alle vervelende klusjes meteen en plichtsgetrouw af te werken. Mocht uitstelgedrag alleen maar negatieve gevolgen hebben, zou Darwin er al lang komaf mee gemaakt hebben, denk ik zo, maar ik dacht onlangs hetzelfde over kinderverkrachting en raakte in de war. In elk geval, uitstelgedrag heeft wel degelijk een gunstige kant: heel wat vervelende klusjes blijken namelijk toch niet zo belangrijk. Nogal wat perfectionisten zijn gefrustreerd dat uitstellers zoals ik vaak wegkomen met ons gedrag. Niet altijd: achterstallige betalingen gaan niet vanzelf weg en worden erger. Een kwelling die de zuiveren van daad niet kennen.
Dieter
Mijn ervaring is grosso modo dezelfde, alleen stel ik écht wel teveel uit. Maar de truuk om bij vervelend werk, eerst met het leukste deel ervan te beginnen, heb ik ook altijd toegepast. Vers brood, idem
Verwijderen