Ik heb, als neoliberaal, de tijdsgeest niet mee. Overal lees ik dat de overheid meer en steviger moet ingrijpen. De twee belangrijkste argumenten die worden aangevoerd zijn ‘het klimaat’ en ‘de herverdeling’. Soms worden ze ook samengevoegd. Die argumenten kunnen door een leek moeilijk worden weerlegd omdat ze voor het klimaat teruggaan op gespecialiseerde wetenschap en voor de ‘herverdeling’ op morele beginselen waarover je nu eenmaal moeilijk overeenstemming bereikt. Maar als ik zie dat mijn tegenstanders een logisch steekje laten vallen, of een redenering niet afmaken, ligt het niet in mijn aard daarover te zwijgen.
Een nieuwe slagzin
Het begon toen ik het commentaar van Ruben Moojman in De Standaard (7/12) las, en meer bepaald één zinnetje. ‘Onze overheid is niet te klein, integendeel. Ze is vooral ondoelmatig.’ Ik heb zelf het woordje ‘integendeel’ voor de duidelijkheid gecursiveerd.
Wat Moojman daar schrijft, is een omkering van de liberale slagzin die vele jaren heeft meegelopen – ook in het linksliberale milieu: ‘De overheid mag gerust wat krimpen als ze maar doelmatiger wordt.’ Die slagzin was eigenlijk erg gematigd. Er werd een soort status quo nagestreefd. Er werd een even grote weldoende rol aan de overheid toegekend als voorheen. Dat kon, althans in theorie, met minder ambtenaren en minder regelementen, maar dan moest men beter nadenken over prioriteiten en werkwijzen: over wat men niet doet, over wat men wel doet, en over hoe men het doet. De nieuwe slagzin daarentegen kiest – zelfs in de theorie – radicaal voor de uitbreiding van de overheidsrol: groter én doelmatiger.
Ik wou er alleen maar even op wijzen. Discussiëren over slagzinnen zal ons uiteraard niet veel verder brengen.
Klimaatmaatregelen én ‘herverdeling’
Wat verder in de krant stond een interessant interview met professor in de armoedekunde Wim Van Lancker, waar ik dezelfde boodschap lees als bij Moojman : ‘We hebben een grotere overheid nodig’ en hij voegt eraan toe dat die op grote schaal moet investeren ‘in fietspaden, warmtenetten en circulaire economie.’ Hier krijgt de ‘grotere overheid’ een duidelijke motivatie.
De redenering van Van Lancker komt hierop neer. Klimaatbeleid kost geld, en dat hakt erin bij iedereen, maar nog het meest bij degenen die het minste verdienen – ‘de arbeiders, de obers, de kassiers en de maaltijd- of pakjesbezorgers’. Dus moet er tegelijkertijd een herverdeling komen van inkomens uit de middenklasse naar de groep van kleinverdieners.
De professor verdient goede punten omdat hij de mogelijke herverdeling plaatst daar waar ze rekenkundig mogelijk is: tussen de grote middenklasse en de grote groep kleinverdieners, en niet tussen de 1-procenters en de rest*. En ten tweede heeft hij gelijk dat een achteruitgang of stagnatie van de koopkracht der kleinste inkomens tot een gevaarlijke polarisatie kan leiden. ‘De elite,’ zegt Van Lancker, ‘heeft er alle belang bij … dat we iedereen meenemen als we de samenleving een beetje leuk willen houden.’ Als ik nu zo’n slecht karakter had als ik zelf soms denk, zou ik nu vragen of de professor misschien een ‘populist’ was. Maar ik zal die vraag niet stellen, omdat ik het met de professor eens ben dat elite in veel betekenissen een bruikbaar begrip is**.
Herverdeling dus. Ik wil hier het grote debat over de morele strekking van herverdeling niet overdoen. Slimmere mensen dan ik, zoals Rawls en Nozick, hebben daarover het nodige gezegd. Maar wie zal mij kwalijk nemen als ik enkele bescheiden kanttekeningen maak?
Van Lancker laat verstaan – minstens impliciet – dat de middenklassen vandaag een cadeau krijgen in de vorm van subsidies voor zonnepanelen, elektrische wagens, isolatie of renovatie. Dat is waar en niet waar. De middenklassen moeten in naam van het klimaat op allerlei zaken in te leveren. Ze moeten kleiner gaan wonen en zijn verplicht in isolatie te investeren in plaats van in een grotere hobbykamer. Ze moeten een wagen kopen die duurder is en waar ze minder ver mee kunnen rijden. Enzvoort. En die bittere pil wordt verguld door subsidies. Een echt cadeau kun je dat niet noemen. ’t Is op zijn manier ook een achteruitgang, alhoewel die best te dragen valt als men de indruk heeft dat het een vrijwillige keuze is.
De kleinverdieners daarentegen, zegt Van Lancker, ‘zijn razend. Ze worden in een situatie gedwongen waarin ze met hun oude diesel de stad niet meer in mogen, terwijl geknipt wordt in de buslijnen.’ Ik begrijp de frustratie van de kleinverdieners als hun oude diesel wordt ‘afgepakt’. Maar gelooft de professor dat de die frustratie veel minder zal zijn als er miljarden worden uitgegeven voor meer buslijnen en fietspaden? Ik weet ook niet meteen een oplossing, maar een maatschappij waar de middenklasse met elektrische auto’s rijdt en de kleinverdieners zich verplaatsen met de bus of fiets, zal naar mijn schatting voor evenveel polarisatie zorgen.
Dan haalt Van Lancker er de economen bij: ‘Elke econoom zal beamen dat een CO2-taks een efficiënte maatregel is om fossiele brandstoffen af te bouwen.’ Ik beaam dat ook, want ik ben altijd blij als de economen iets eenvoudigs beweren. Dat is hier het geval. Met een CO2-taks maak je CO2-producten duurder, en dan wordt de vraag naar die producten minder. Duurder product, minder vraag - heel eenvoudig. Zo heb ik mijn economie graag. En als de klimaatwetenschappers – dat zijn niet de economen – gelijk hebben dat de fossiele brandstoffen weg moeten, dan is die CO2-taks het pad dat we moeten volgen.
Maar wat moet er gebeuren met de opbrengst van die CO2-taks? Dat is een heel andere vraag. Volgens Van Lancker moet die aan de bevolking worden uitgedeeld***. Hoe graag ik ook geld zou krijgen van de overheid, dit lijkt mij niet meer te stroken met de economische logica. Als CO2-productie inderdaad schade berokkent, dan moet de opbrengst van de CO2-taks gebruikt worden om die schade te herstellen, in de vorm van dijkenbouw, bebossing, windmolens, kerncentrales, koolstofopvang, geo-engeneering, whatever.
Aan het einde van de interview moet Van Lancker een moeilijke vraag beantwoorden. ‘Hebben we geen groei nodig om de transitie te betalen én ongelijkheid weg te werken?’ Zijn antwoord is niet helemaal bevredigend. ‘Er zit geen eindeloze rek op het groeimodel bij ons. Dat komt omdat we geëvolueerd zijn van een maakindustrie naar een diensteneconomie. Decennialang creërden we groei door de productiviteit te verhogen. Meer auto’s per uur van de band laten rollen door betere technologie. Maar bij veel dienstverlening willen we net van dat productiviteitsstreven af.’
Maar hier haalt de professor twee kwesties door elkaar. Je kunt inderdaad veel makkelijker de productiviteit van een fabrieksarbeider verhogen – door automatisering – dan de productiviteit van een leraar. En in een maatschappij met steeds meer leraren en steeds minder fabrieksarbeiders, kan dat misschien tot afname van de groei leiden. Van Lancker en ik zouden dat eens aan een econoom moeten vragen. Maar voor de vraag die Van Lancker moest beantwoorden, maakt dat geloof ik geen verschil uit. Is er economische groei, in de betekenis van betere technologie, nodig om tegelijk de transitie te ‘betalen’ én de verarming te bestrijden? Het antwoord is gewoon ja.
Er is eigenlijk vraag naar twee soorten goederen****. De ene hebben met transitie te maken: windmolens, warmtepompen, zonnepanelen, kerncentrales, batterijen, dijken, isolatiemateriaal enzovoort. De andere hebben met welvaart te maken: huizen, fietspaden, bussen, treinen, gezellige warmte. Als we niet willen dat de productie van de ene soort goederen ten koste komt van de andere, dan is de productiviteitsgroei de enige oplossing. Er moeten om Van Lanckers woorden te gebruiken meer bussen en kerncentrales ‘per uur van de band rollen’, met minder arbeiders, zodat er nog voldoende mensen overblijven om in de woonzorgcentra en in de scholen te werken.
Het klimaatcommunisme
Bekende klimaatactivisten als Anuna De Wever en Greta Thunberg hadden iets meer tijd nodig dan Auguste Dupin, Sherlock Holmes en Hercule Poirot om de dader te ontmaskeren, maar uiteindelijk hebben ze hem gevonden: het kapitalisme. Vroeger moest het kapitalisme worden afgeschaft omdat het de productie afremde, tot oorlog leidde, hongersnood veroorzaakte in de Derde Wereld, onafwendbaar het fascisme voortbracht, of de ‘economische democratie’ onmogelijk maakte. En nu is er dus de klimaatreden.
Ook een zekere Gert-Jan Vanaken zit helemaal op die lijn. Hij is arts, klimaatactivist en onderzoeker in het veld van gehandicaptenstudies. In De Standaard (4/12) had hij een column waarin hij een klimaatslogan besprak: ‘We are unstoppable / Another world is possible.’ Geen perfect rijm vind ik pable/ssible, maar, zegt Vanaken: ‘Het is zo’n slogan die je moet horen – eerder dan hem te lezen. Het best gescandeerd door een menigte, veelvuldig herhaald en lekker galmend tussen de Brusselse hoogbouw.’ Toen ik de leeftijd van Vanaken had, was ik ook gevoelig voor die menigtes, die herhaling en dat lekkere gegalm.
Vanaken was de dag voordien naar de klimaatmars geweest, en eerst had hij er geen goed oog in gehad. De mars gebeurde onder de vlag van de Klimaatcoalitie en die bestaat uit ‘meer dan honderd milieugroeperingen, Noord-Zuidorganisaties, ziekenfondsen en vakbonden.’ Die organisaties blijven dan voorzichtig en schrijven geen ‘radicaal pamflet’ maar een manifest met ‘behoedzame verwoordingen in ngo-jargon.’ Toch viel het reuze mee. Het begin van het manifest drong aan op een ‘verschuiving van het gangbare paradigma’. En op die nog enigszins behoedzame verwoording volgde een duidelijker stelling: ‘Het doel moet zijn om om het totale energieverbruik en het verbruik van nieuwe grondstoffen te verlagen. Dat is niet verzoenbaar met een economie die winstmaximalisatie op de korte termijn nastreeft. Sufficiëntie moet een plaats krijgen naast gezondere vormen van efficiëntie.’
Voor wie wat traag van begrip is, legt Vanaken het nog eens uit: ‘De goede verstaander leest er een analyse in die het kapitalisme met de vinger wijst.’ Dat was tot nu toe de analyse van de ‘radicalere vleugel van de beweging’, maar nu werd ze gedeeld door ‘het bijna totale Belgische middenveld.’
Vanaken is beter geplaatst dan ik om te beoordelen of dat hier om een nieuwe evolutie gaat. Zelf vind ik het niet opzienbarend dat ‘Noordzuidorganisaties, ziekenfondsen, vakbonden, ngo’s en klimaatorganisaties’ allerlei antikapitalistische geluiden laten horen. Het hoort erbij. De honden blaffen en de karavaan trekt verder, al is het hier natuurlijk de karavaan zelf die galmend lawaai maakt.
Overigens ben ik niet zeker of het kapitalisme in dit manifest wel fundamenteel in vraag wordt gesteld. Zo leerde ik dat indertijd op vormingsvergaderingen van Amada-PVDA: het kapitalisme moest fundamenteel in vraag worden gesteld. Het klimaatmanifest ziet helemaal terecht een verband tussen winstmaximalisatie en efficiëntie. En verder wil het een vermindering van de productie. Dat moet bijna door een staatinterventie gebeuren: een verbod om meer dan een bepaald aantal auto’s te produceren, een verbod voor een bedrijf om meer dan een bepaalde hoeveelheid elektriciteit te gebruiken. Maar moet dat dan niet – binnen de opgelegde grenzen – op de efficiëntste manier gebeuren? Dus bijvoorbeeld volgens het principe van de kapitalistische winstmaximalisatie?
Dat zou allemaal eens moeten worden uitgeklaard. Hoe zit dat bijvoorbeeld met de auto’s in de linksgroene toekomst? Ze hebben een kleiner bereik, ze zijn duurder en er zijn er minder. Maar wie kan zo’n auto kopen? Alleen de rijken? Daar gaan de vakbonden en de ziekenfondsen toch niet mee akkoord gaan. Dan zijn er twee mogelijkheden. De eerste is dat je een zodanig radicale herverdeling doorvoert dat er geen rijken meer zijn die een auto kunnen kopen. Dan kom je terecht in een soort communisme.
En dan de andere mogelijkheid. Die bestaat erin dat de staat vastlegt aan wie de auto’s mogen worden verkocht, bijvoorbeeld aan taxichauffeurs, aan ambulante zorgverleners en aan pakjes- en maaltijdbezorgers, allemaal mensen die een auto nodig hebben voor hun beroep. En dan moeten die auto’s liefst aan een door de staat opgelegde lage prijs worden verkocht. Maar als je het zo doet, kun je eigenlijk beter alles aan de overheid overlaten: de auto-industrie, het taxi-wezen, de ambulante zorg, en de maaltijd- en pakjesbezorgerij. En de rest ook. Dan kom je weer terecht in een soort communisme.
Zo bekeken is ‘ontgroeien’ – degrowth, décroissantisme – maar het halve werk. Maar als je het een beetje consequent doorvoert, leidt het naar een algemene verarming, een radicale herverdeling en een strikte reglementering zoals men die in de geschiedenis nog nooit heeft meegemaakt. Of wacht …
* Jammer genoeg vervalt de professor ook in dat simplisme als hij spreekt over de financiering van de transitie: ‘De investeringen kunnen niet blijven komen van de lasten op arbeid. Dus moeten we kapitaal, dat geconcentreerd zit bij een kleine groep, meer belasten.’ Daar zullen dan weer niet ‘alle economen’ het mee eens zijn. Zo’n belasting zou niet veel meer dan een symbolische betekenis hebben. Symbolen hebben hun belang, maar je kunt er geen transitie mee financieren.
** Over elitisme, zie mijn stukjes hier en hier.
*** Van Lanker spreekt van geld uitdelen, niet van een belastingverlaging, wellicht omdat hij vreest dat een belastingverlaging niet ten goede zou komen van de kleine inkomens die weinig belastingen betalen.
**** Twee soorten goederen die weliswaar overlappen, zoals ‘warmtepompen’ en ‘gezellige warmte’. Alleen is een overheidsbeleid om warmtepompen te stimuleren een zeker teken dat dit een extra investering is, anders installeerde iedereen warmtepompen zonder overheidsbeleid.
De verwachting van een CO2-taks is dat de opbrengsten jaar na jaar zullen dalen. = Reden om er geen sociaal beleid mee te financieren!
BeantwoordenVerwijderenLogisch. Al zou ik de strikte transfer van geld die Van Lancker voorstelt geen 'sociaal beleid' noemen.
BeantwoordenVerwijderenDe Belgische overheid is beide, te groot en te ondoelmatig.
BeantwoordenVerwijderenHet doel van de groeiende Belgische overheid is vaak geweest tegemoet komen aan allerlei eisen van zuilen en belangengroepen, d.w.z. het afkopen van politieke kalmte, in plaats van doelmatige overheidsdiensten.
De reden waarom dit in België zo uitgesproken is, is door de verschillen tussen Wallonië en Vlaanderen. Wallonië is uitgesproken overheids-links en geld komt van Vlaanderen. Vlaanderen is weliswaar - verhoudingsgewijs - veel meer ondernemersgericht, maar ondernemers hebben baat bij rust en een niet-overdadig efficiënte overheid is maar beperkt schadelijk. De Vlaamse vakbonden en zuilen gebruiken de obese en slecht werkende Waalse overhied als hefboom om zelf allerlei binnen te halen.
De neo-communisten hebben een nieuw breekijzer of herverdeelmotor aangeboord en die heet: "klimaat en milieu", maar heeft met milieu of klimaat niets te maken. Maar het bekt goed en "jan/trees met de pet" zijn deze keer welin de communistische val getuind.
BeantwoordenVerwijderen