woensdag 14 april 2021

Populisme en elitisme (2)

 


     In mijn stukje van gisteren* schreef ik iets over reëel bestaande, ‘zichtbare’ elites:  jonkers, zakenlui, kerkleiders, generaals, professoren, theaterregisseurs, hoofdredacteurs en voetballers in Eerste Klasse. Ze vormen een soort clubs, waar de toelatingsvoorwaarden min of meer bekend van zijn. Met een morele elite is het anders gesteld. Die is onzichtbaar, niemand weet wie er lid van is – nog het minst de leden zelf. En als zo’n morele elite toch een echte club gaat vormen zoals de Farizeeën, de Puriteinen, of de Orde van de Politiek-Correcten, dan loopt het niet goed af. Je eindigt bij Molières onsmakelijke held Tartuffe. Ach, zo erg is dat ook weer niet. Een maatschappij zonder zulke exemplaren is eigenlijk niet goed denkbaar.
     De ware ellende begint als men, zoals Plato, Lenin, Himmler en Roeland Raes, naast moraal en elite, er ook nog eens de politieke macht bij betrekt. Het is nochtans de meest logische gedachte ter wereld: vertrouw de macht toe aan de besten in de maatschappij. Maar ’t is een drogreden. In de praktijk gebeurt het tegenovergestelde: degenen die de macht hébben, vertellen aan iedereen dat zij, en niemand anders, de besten zijn en dat je hen maar beter gelooft, want anders zwaait er wat. Op die aristocratische drogreden heeft de filosoof Karl Popper een goed antwoord uitgewerkt. Hij draaide de zaken om: of je de macht toevertrouwt aan de besten, kun je op voorhand niet weten. Het kan achteraf blijken dat het  de slechtsten waren. Zorg dus voor een plan B – regelmatige verkiezingen – waarmee je die slechtsten weer in alle rust en kalmte naar huis kunt sturen. Daarmee onderbouwde hij de bestaande democratische praktijk met een stevige theorie.
     Onze representatieve democratie omzeilt de kwestie van de ‘besten’ en de ‘slechtsten’. De macht komt bij de verkozenen en iedereen bepaalt mee wie verkozen wordt: van profvoetballers tot professoren en van dokters tot straatvegers. En het mooie is: die dokters en straatvegers stemmen ongeveer op dezelfde partijen, misschien niet uit dezelfde overwegingen, en misschien niet in gelijke mate, maar toch ongeveer. Als we alleen dokters of alleen straatvegers, zouden laten stemmen, zou dat zeker een verschuiving geven, maar die zou helemaal niet zo groot zijn als je zou verwachten. We denken bij een Brexit-stemmer aan een lager opgeleide bejaarde, maar uit de onderzoeken blijkt dat er ook heel wat hoger opgeleide jongelui bij waren – minder natuurlijk, maar niet zoveel minder als je zou denken.
     Zeker, als alleen een heel specifieke elite aan verkiezingen mocht deelnemen, zoals  theaterregisseurs of  onderzoekers in de menswetenschappen, dan zou je een aardverschuiving naar links en naar politiek-correct krijgen, maar daarmee is nog niet gezegd dat dat een wenselijke aardverschuiving zou zijn. Er is een tijd geweest dat veel theaterregisseurs en onderzoekers in de menswetenschappen voor de nazi’s of voor de communisten stemden, en ondertussen weten we dat dat eigenlijk geen wenselijk stemgedrag was.
     Wie nu denkt dat het elite-probleem in de politiek verdwijnt door verkiezingen, vergist zich. Door de representatieve democratie ontstaat een nieuw elite-probleem. Die verkozenen worden zelf weer een aparte elite, met een eigen mentaliteit, voorkeuren en gewoontes. Of ze als elite nog andere kwaliteiten hebben dan de gave om zich te laten verkiezen en af en toe te luisteren naar mensen die wél op de hoogte zijn**, dat is niet helemaal duidelijk. Maar veel zakenlui, professoren en topvoetballers hebben ook geen andere gave dan die ene waar ze zo’n succes mee boeken. Ook is het waar dat binnen de elite van verkozenen weer nieuwe elites ontstaan, van partijvoorzitters en ministeriabelen, die zich afscheiden van de bankzitters. Daar valt weinig tegen te beginnen. We kunnen ons troosten met de gedachte dat plan B ook die elite binnen de elite naar huis kan sturen als ze het té bont maken. ’t Is moeilijker, want het werkt onrechtstreeks, maar moeilijk gaat ook.
     Men heeft vroeger wel eens gedacht dat de aparte mentaliteit van de politieke verkozenen – eerder elitistisch dan elitair – op mysterieuze wijze veroorzaakt werd door het pluche van de stoelen waarop ze zaten. Dat is een nogal esoterische verklaring. Zelf zou ik veeleer denken aan de macht der gewoonte, de tunnelvisie van de vergaderkamer, de techniciteit en verwevenheid van de problemen, de internationale complexiteit, de fragiliteit van de evenwichten ... Dat alles leidt ertoe dat men zich voor het gemak op oude problemen richt en naar vertrouwde oplossingen grijpt, vooral als men die oplossingen een nieuwe naam kan geven. Een probleem waar men geen vertrouwde oplossing voor heeft, is een probleem waar men liever niet over spreekt, of waar men juist heel veel over spreekt om er niets wezenlijks aan te doen. Het migratieprobleem is een voorbeeld van het eerste, de opwarming van de aarde een voorbeeld van het tweede. En dat terwijl grote delen van de bevolking de genegeerde problemen scherper zien of zelfs op een directe manier ervaren***.
     Het is geloof ik vooral die directe ervaring van genegeerde problemen die leidt tot het ontstaan van populistische partijen en stromingen. Technische oplossingen – referenda, lotto-democratie, online bevraging en gemengde burgerpanels – zijn hier niet het beste en zeker niet het enige antwoord. Een beter antwoord is dat men een dialoog aangaat met de populisten en hen aan de macht laat deelnemen,****, en dat de centrumpartijen hun best doen om de verzuchtingen van het populisme over te nemen en in realiseerbare plannen om te zetten. Dat zijn taken voor een verantwoordelijke elite. En dan houdt zo’n elite best voor ogen dat niet alle populistische verzuchtingen terecht zijn, en dat ze niet allemáál in realiseerbare plannen kunnen worden omgezet.

 

* Mijn stukje van gisteren vind je hier

** Mensen die wél op de hoogte zijn, technocraten dus, hebben hun eigen plannen, voorstellen en stokpaardjes. Ook die kunnen wel eens mank lopen, of tegenstrijdig zijn met die van technocraten uit een andere sector. Of op mijn zenuwen werken, zoals hier.

 *** Radicale anti-populisten zullen zeggen dat die problemen niet ervaren maar aangepraat worden, zoals indertijd de Duitsers een Jodenprobleem werd aangepraat. Net zoals radicale klimaatontkenners zullen beweren dat de opwarming van de aarde een ‘aangepraat’ probleem is. Of dat zo is, valt moeilijk a priori uit te maken. In werkelijkheid bestaan er zowel echte als aangeprate problemen, zoals er ook problemen bestaan die overdreven en geminimaliseerd worden.  

 **** Je zou die machtsdeelname kunnen vergelijken met de komst van de socialisten in de regeringen, na de Eerste Wereldoorlog. Of die een verandering ten goede heeft meegebracht, laat ik hier in het midden. Zeker is dat het extremisme van die partijen – alles nationaliseren – erdoor werd afgezwakt, eerst in de praktijk, en later in de theorie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten