Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

vrijdag 12 juli 2024

Het libertarisme volgens Raf Njotea


   
 De column van Raf Njotea ‘Libertairen beknotten net de vrijheid’ (DS 20/6) heb ik onmiddellijk  uitgescheurd. Ik beschouw mezelf als libertair, dus wou ik wel eens weten wat Njotea zijn argumenten waren. De columnist heeft een en ander opgezocht over Elon Musk en Milei en weet dus ongeveer wat de libertaire overtuiging inhoudt. ‘Vrijheid is het hoogste goed.’ ‘De ideale samenleving is er een met minimale overheidsinmenging.’ ‘Overheidsfinanciering dient alleen voor het leger, de politie en een rechterlijke macht.’ ‘De vrije markt is een ideaal, neutraal en zelfregulerend systeem.’
      Ik heb daar niet veel aan toe te voegen, behalve dat het libertarisme een huis is met vele kamers. Gematigde libertairen zoals ik zijn niet tegen élke vorm van herverdeling of collectieve voorzieningen, en radicale libertairen aanvaarden helemaal geen overheid, ook niet voor leger, politie en gerecht.
      Daar tegenover stelt Raf dat we juist méér staat en overheid nodig hebben. Als ik de mooie frazen en de zinnen die ik niet goed begrijp weglaat, blijven de volgende argumenten over. De staat     

  1. … zorgt voor herverdeling, meer gelijkheid en meer geluk… 
  2. … is het beste geschikt om het collectieve welzijn te bevorderen, met onderwijs, gezondheidszorg, huisvesting, enzovoort
  3. … heeft een opvoedende rol te spelen voor de lagere sociale klassen
     Raf kan die argumenten in een korte column niet uitputtend behandelen, en ik kan dat ook niet in een kort weerwoord. Maar zijn argument (1) lijkt mij tot op zekere hoogte correct. De welvaarstaat zorgt inderdaad voor herverdeling en voor meer gelijkheid. Ik ben bereid om dat te geloven. De mechanismen van herverdeling zijn zichtbaar en bekend: het zijn allerlei transfers, die beginnen met progressieve belastingen en eindigen met uitkeringen. Wat socialisten en communisten echter onderschatten is dat een vrijere markt ook zijn mechanismen heeft om de ongelijkheid te temperen, zoals bijvoorbeeld dat een schaarste op de arbeidskrachten de lonen omhoog stuwt en dat men door lagere uitkeringen meer mensen aan het werk krijgt – wat ook voor een verhoging van het inkomen zorgt.
     Het is voor een econoom eenvoudig om te berekenen hoeveel de transfers door de overheid op een bepaald moment bedragen. In de meeste geïndustrialiseerde landen levert de vrije markt een inkomensongelijkheid op van ongeveer 50 %. In West-Europa wordt die door transfers teruggebracht tot 30 %*. Maar dat is een statische benadering. Het betekent niet noodzakelijk dat een vrije markt zonder transfers óók een ongelijkheid van 50 % zou opleveren. We zouden het eigenlijk moeten uitproberen om het te weten. Een van de transfers in de VS bestaat bijvoorbeeld uit loonsubsidie. Het is vrij waarschijnlijk dat bedrijven zonder die loonsubsidie verplicht zouden zijn om zelf hun lonen te verhogen**.
      Mijn schatting is dat een volledige afschaffing van transfers – waar ik overigens geen voorstander van ben – in West-Europa zou leiden tot een verschuiving van de ongelijkheid van 30 naar 40 %. Overigens geloof ik niet dat meer gelijkheid als dusdanig zorgt voor een ‘welvarender en gelukkiger samenleving.’ Njotea gelooft dat wel. Hij meent zelfs dat het ‘wetenschappelijk is aangetoond.’ Daarmee bedoelt hij wellicht dat er studies bestaan waarin zoiets beweerd wordt***.
      Met zijn argument (2) wil Njotea naast de omvang nu ook de vorm van herverdeling aangeven. Het is niet genoeg dat die herverdeling zo groot mogelijk is, ze moet ook op een bepaalde manier verlopen. ‘Vaak zien we de herverdeling, schrijft hij, alleen in financiële termen: de overheid neemt wat meer van de vermogenden en geeft wat meer aan de mindervermogenden. Dat is ook hoe er in het van marktfetisjisme doordrongen libertarisme naar herverdeling wordt gekeken.’ 
     Akkoord. Dat is inderdaad ongeveer de manier waarop ik ernaar kijk. Liever woonsubsidies dan sociale woningen, liever studiecheques dan gratis onderwijs, en liever een universeel basisinkomen voor werkenden en niet-werkenden dan een uitkering voor niet-werkenden alleen. De argumentatie daarvoor moet de lezer maar zoeken bij meer beslagen auteurs****.
     Over zijn argument (3) wil ik met Njotea niet te veel ruzie maken. ‘De overheden hebben een rol te spelen in het afraden van ongezonde voeding of gokken, in het aanzetten tot sport, in het sensibiliseren rond het belang van onderwijs, in al die minder tastbare zaken die voor mensen met geld en een netwerk vanzelfsprekend zijn. Als we dat soort zaken aan de markt overlaten, dan wacht ons een bloedbad.’ 
     Ach … een bloedbad … Er is niets mis met wat goede raad. Gezond eten, niet gokken, sporten, flink leren. Als de overheden mij, en de mensen zonder geld of netwerk, wil ‘sensibiliseren’ zal ik als libertair geen moord en brand schreeuwen. Ze doen maar. Als ze overdrijven, zal ik misschien een spottend stukje schrijven.
 

De Franse verkiezingen
    Ik las op Facebook een bericht van iemand die blij was met de Franse verkiezingsuitslag. ‘De overwinning van het ecosocialisme op het neofascisme en het neoliberalisme. Ik zou ‘ecosocialisme’ vervangen door ‘neocommunisme’, om de symmetrie in de voorvoegsels en in de overdrijving te behouden.’
 

 

* De economische ongelijkheid wordt uitgedrukt door de Gini-index, die ik hier in procenten heb vertaald. De cijfers zijn brutale afrondingen. Ik citeer iets preciezere gegevens uit Pinkers Enlightenment Now: ‘In 2013 the Gini index for American market income was a high .53; for disposable income (after taxes and transfers) it was a moderate .38. The United States has not gone as far as countries like Germany and Finland, which start off with a similar market income but level it more aggressively, pushing their Ginis down into the high .20s.’ (Roser, M. 2016. Income Inequality. Our World in Data. https://ourworldindata.org/income-inequality/

**  Misschien doelt Njotea met dat wetenschappelijke bewijs op het succesboek The Spirit Level. Dat boek argumenteert dat allerlei maatschappelijke kwalen zoals slechte gezondheid, korte levensduur, misdaad, wantrouwen, tienerzwangerschappen, alcoholmisbruik, geestesziekten, enzovoort niet alleen gerelateerd zijn aan lage inkomens, zoals men vroeger dacht, maar aan de ongelijkheid op zichzelf. De mensen worden ziek, of leven korter, of worden zwanger op jonge leeftijd, niet omdat ze arm zijn, maar omdat ze rondom zich of op de televisie mensen zien die rijker zijn. 
     Een criticus van de theorie vergeleek het met vliegtuigreizen. De gewone reiziger verlaat het vliegtuig dodelijk vermoeid, geradbraakt en hongerig. Dat komt niet door de slechte stoelen, het gebrek aan beenruimte en de karige maaltijden, maar omdat hij ziet dat de eersteklasreizigers fris en monter en verzadigd het toestel verlaten. Voor wie dieper op de kwestie wil ingaan, raad ik aan om zowel The Spirit Level te lezen, als het antwoord erop, The Spirit Level Delusion van Christopher Snowdon. Al naar gelang je maatschappelijke overtuiging zul je aan minstens van één van die twee boekjes veel plezier beleven. 

*** Iets wat linksen niet nalaten om te onderstrepen. Voor hen zijn loonsubsidies een cadeau aan de werkgevers.

**** Voor het universeel basisinkomen, zie de gematigde libertariër Charles Murray, In Our Hands

  

Geen opmerkingen:

Een reactie posten