Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

dinsdag 8 april 2025

Saturday Night Live, e.a.


Het is een vreselijk idee om ’s morgens bij het ontbijt de krant te lezen. Bijna alles wat ik lees, wekt mijn strijdlust op. Ik weet niet eens met wat eerst te beginnen. 

Saturday Night Live
       Saturday Night Live is een Amerikaans sketchprogramma dat voor het eerst werd uitgezonden in 1975. Over de hectische sfeer die aan die eerste uitzending voorafging is nu een film gemaakt die op Netflix te zien is. In de spreadsheet waarin ik alle geziene films en reeksen noteer heb ik erbij geschreven: ‘de moeite waard om opnieuw te bekijken.’
 
     Maar nu schrijft Sam De Wilde in De Standaard (8/4) een vernietigende kritiek op de film. De film is alleen grappig vindt hij voor mensen die de het sketchprogramma kennen.

Dat John Belushi geen bijenpak wilde aantrekken, is alleen maar leuk voor mensen die weten hoeveel legendarische staaltjes comedy de betreurde grappenmaker nadien in dat bijenpak afgeleverd heeft. En wie hem of zijn collega’s Dan Ackroyd en Chevy Chase überhaupt niet kent, heeft in deze film al helemaal niets te zoeken.’

     Wat een rare recensent is toch die Sam De Wilde. Hij heeft blijkbaar wel de nodige voorkennis over het bijenpak van John Belushi, en toch vindt hij de film maar niets. Ik van mijn kant heb bij wijze van spreken nog nooit van John Belushi, Dan Ackroyd en Chevy Chase gehoord, en vind alles even prachtig. Er moet ergens iets fout lopen met zijn criterium.
     Als De Wilde de film niet graag zag, wat zijn goed recht is, dan had hij toch dieper moeten nadenken over de reden waarom dat zo is. Of werd zijn pret bedorven door de gedachte dat ik geen pret aan de film kon beleven? Dan vergist hij zich. 
Ik kan alvast een reden geven waarom ik de film wél graag zag. Ik hou van films waarin mensen iets proberen te máken. 

NGO’s
     Er is een kritisch rapport verschenen over de EU-financiering van ngo’s. Er zou te weinig transparantie zijn. Krantenstukken waarin het woord ‘transparantie’ voorkomt, sla ik meestal over. Maar de citaatkopt in De Standaard 
(8/4) vind ik wel leuk. Bruno Tobback: ‘Ik vrees dat het rapport misbruikt zal worden door partijen uit rechtse en uiterst rechtse hoek.’ 

Verdachte cijfers
     Ik hecht veel belang aan cijfers, maar mijn vertrouwen erin is sterk aangetast door de Corona-periode. Mijn argwaan wordt nog het meest gewekt als de cijfers onvoldoende breed zijn. Je leest dat de werkloosheidscijfers in de VS laag zijn: 4,2 procent. Dat is prima, maar eigenlijk gaat dat alleen over de mensen die werk zoeken. Het totaal aantal mensen die niet werken is veel hoger: vroegtijdig gepensioneerden, langdurig zieken, eeuwige studenten, gevangenen, huismoeders, bijstandstrekkers … Een breder cijfer is dus dat van het totale aantal ‘actieven’ en ‘non-actieven’.
 
     Ook ben ik snel achterdochtig als cijfers die die met elkaar vergeleken worden. In De Standaard (8/4) lees ik op de economiebladzijden iets wat ik moeilijk kan geloven. 

Met 59,9 procent hebben de VS een zeer lage werkgelegenheidsgraad. België bijvoorbeeld zit aan 67 procent. Ongeveer 90 miljoen Amerikanen tussen de 16 en de 65 jaar werken niet.’ 

Verdacht is vooral de categorie ‘tussen de 16 en de 65 jaar’. Ik lees wel eens cijfers over de Vlaamse, Waalse en Brusselse werkgelegenheidsgraad, maar de 16-jarigen worden daar nooit bijgerekend. Ik heb dus gevraagd aan Copilot om het eens te berekenen volgens ‘gelijke maatstaven’. Dit is het antwoord: 

De werkgelegenheidsgraad van 20-64-jarigen in België bedraagt 72,3% in 2024. De werkgelegenheidsgraad in de VS varieert per bron en methode, maar ligt doorgaans rond 70-75% voor dezelfde leeftijdsgroep. 

Nu weet ik wel dat die Chatbots nogal oppervlakkig omspringen met cijfers, maar Copilot is minstens op de hoogte van de verschillen volgens ‘bron en methode’.

Een eerlijke stem van links over het protectionisme
     Veel van de linkse kritiek op het protectionisme is opportunistisch. Men is tegen omdat Trump voor is, en men vergeet dat men vroeger ook voor was. Het is dan ook verfrissend om het stuk van John Vandaele te lezen (DS 8/4). Vandaele verbrandt niet wat hij gisteren aanbad. Hij blijft bij de oude kritiek op de wereldwijde goederenstroom, met zijn ‘gebrek aan ecologische of sociale normen’. Trump is een gevaar niet vanwege zijn aanval op de vrije handel maar omdat hij de ‘stabiliserende’ organisaties ondermijnt die de vrije handel omkaderden. Of nog duidelijker: ‘Landen hebben het recht om zich meer regionaal te oriënteren en minder mondiaal.’ Landen hebben met andere woorden ‘het recht’ om regionaal importheffingen in te voeren.
 
     Vandaeles kritiek op de monetaire strategie van Trump komt overeen met wat ik elders lees. 

Aangezien de meeste landen de dollar als mondiale reservermunt willen aanhouden, is er altijd veel vraag naar en is haar koers altijd wat sterker dan de economie van de VS. Daardoor is de interest die nodig is om geld op te kunnen halen ook wat lager.

     Over zulke alinea’s moet ik lang nadenken. Dan begrijp ik ze gedurende enkele minuten. Hoe eenvoudig ze ook verwoord zijn, ik moet ze voor mijzelf nog eenvoudiger verwoorden. Alle landen willen dus een voorraad dollars in reserve hebben. Omdat iedereen die dollars wil, zijn ze duur. De VS kunnen daardoor gemakkelijk leningen aangaan in het buitenland, en wel hierom. Als ze beloven die lening in dure dollars terug te betalen, moeten ze slechts een lage interest lener. Degene die het geld uitleent aan de VS denkt: beter een kleine interest in een sterke munt, dan een hoge interest in een waardeloze munt. Maar nu wil Trump zijn export stimuleren. Je kunt dat, leerden we op school, door je munt  in waarde te doen dalen. Maar als Trump dat doet, wordt zijn goedkope dollar minder interessant als reservemunt. En toch wil hij dat de dollar de reservemunt blijft om te blijven profiteren van leningen aan een lage interest.
      Vandaele noemt die politiek terecht: van twee walletjes willen eten. Hij lijkt zoiets onrechtvaardig te vinden omdat Trump de belangen van de VS boven de internationale samenwerking stelt. Ik vind het onrechtvaardig omdat het economische betrekkingen, die vrij zouden moeten zijn, onderwerpt aan chantage door de Amerikaanse overheid. Zonder chantage of overheidstussenkomst leiden zuiver economische betrekkingen van nature tot wederzijds voordeel – ook die tussen ‘zwakke’ en ‘sterke’ landen. 

Trump en Musk
     Met mijn commentaren over Trump maak ik veel mensen ongelukkig, omdat ik Trump te veel verdedig, omdat ik hem te weinig verdedig, omdat ik mij moei met zaken die mij niet aangaan, of omdat ik altijd hetzelfde schrijf. Die laatste kritiek komt hard aan, omdat ik dat probeer wat variatie in mijn schrijfsels te brengen. Maar ik begrijp het wel. Men kijkt naar de bottomline, trekt daar een eigen conclusie uit, en wonder boven wonder is dat altijd een conclusie die in de woordjes ‘pro’ of ‘contra’ kan worden samengevat. En dié woordjes bieden niet veel ruimte voor variatie.
     Eerlijk gezegd heb ik weinig zin in die pro-contra discussie. Ik weet te weinig van Amerika om te oordelen. Een lezer verweet mij onlangs dat ik ‘prat ging’ op mijn gebrek aan Amerikaanse kennis. Dat is een misverstand. Ik schaam mij voor die gebrekkige kennis, ik geef ze voor alle duidelijkheid toe, en stel er Bjorn Soenens, Steven De Foer en De Standaard verantwoordelijk voor. Als die beter hun best deden om voor- en tegenstanders van Trump aan het woord te laten, zou ik het veel makkelijker hebben om bijvoorbeeld hard core Trump-tegenstander te worden, of juist niet.
      Maar af en toe is er iets waar ik zeker van ben. Trump had zijn verkiezingsnederlaag moeten aanvaarden. Trump zit fout met zijn importheffingen. En als er ooit een ruzie komt tussen Trump en Musk (DS 8/4) sta ik aan de kant van Musk. 

Onverkiesbaarheid
     Als zich een actuele kwestie voordoet, gebeurt het dat ik daar mijn mening over wil geven wil reageren. Eigenlijk hoeft dat niet, want als ik even wacht zijn er genoeg andere mensen die dat doen, en daar zal altijd wel een mening bij zijn die gelijkt op die van mij. Een student wordt veroordeeld, zonder straf, omdat hij in dronken toestand geslapen heeft met een meisje dat ook dronken was. Ik weet ongeveer op voorhand dat daarover heel wat inkt zal vloeien, en ik ken de drie, vier argumenten die aan beide kanten zullen worden naar voren geschoven. Ik kan gerust mijn mond houden.
     De kwestie deed zich weer voor toen Franse rechtbank aan Marine Le Pen de straf van onverkiesbaarheid oplegde. Ook daar moest ik niets over schrijven. Mia Doonaert en Boudewijn Bouckaert zouden dat wel voor mij doen. Toch zag ik hier mijn kans schoon om twee excentrieke gedachten in het debat te brengen. Dat men voor partijsubsidiëring even goed soepele dan wel strenge regels kan hanteren. Wat kan het de Franse kiezer schelen of subsidies nu gaan naar FN-mensen die dossiers vreten als medewerker van een Europese verkozene of als medewerker van het partijbestuur? En dan die straf die erin bestaat om iemand zijn politieke rechten af te nemen. Waarom moet men het stemrecht van een pedofiel afnemen? Is men bang dat hij zijn stem zal gebruiken om een voor pedofielen gunstige wetgeving door te drukken?
     Mijn FB-vriend Koen Heynen verwoordde op kernachtige manier mijn probleem met de straf die politieke rechten opschort. ‘De strafmaat,’ schreef hij, ‘moet zich bevinden op hetzelfde vlak van het misdrijf.’ Precies: dat was het wat mij dwarszat: ik vind dat helemaal niet. In De hel van Dante worden zondaars gestraft volgens het principe van de contrapasso. Mensen die vroeger heel erg trots waren, moeten nu in de hel met loden kappen over hun hoofd lopen, zodat ze nederig naar de grond kijken. Van waarzeggers die de toekomst voorspelden wordt het hoofd omgedraaid zodat ze alleen het verleden kunnen zien.
      Ik begrijp dat het principe in de rechtspraak en in de opvoeding soms onvermijdelijk is. Een hardrijder krijgt een rijverbod opgelegd. Een frauduleus failliet verklaarde mag geen handel meer drijven. Een belastingontduiker krijgt een boete. Een pedofiel mag niet meer met jongeren in contact komen. Een leerling die kauwgum in zijn mond heeft, moet alle kauwgum op de speelplaats verwijderen. Een hardhandige echtgenoot moet uit de buurt van zijn ex-vrouw blijven. Een auto waarin drugs vervoerd werden, wordt in beslag genomen. Een student die spiekt op een examen krijgt een nul. Een doctorandus die plagiaat pleegde verliest zijn kans op de begeerde titel. En wie steelt wordt uiteraard de hand afgehakt.
     Het is allemaal zo evident, maar net het opvoedkundige, symbolische en zelfs praktische aspect verminderen in mijn ogen de rechtvaardigheid van de straf. Neem nu de student die spiekt bij een examen met twintig vragen. Veronderstel dat komt vast te staan dat hij bij negentien vragen niet gespiekt heeft, dan stoort het mij dat hij een nul krijgt voor alle vragen. Het gaat er mij niet om dat de straf te licht of te zwaar is – het gaat mij om de aard van de straf. Moet een leerling die tijdens de examens op de speelplaats vecht ook een nul krijgen op zijn examen?     Goed, dit alles was behoorlijk excentriek. Maar over de kern van de zaak neem ik een zo traditioneel mogelijk standpunt in: dat er een scheiding moet zijn tussen de machten. Het is niet aan de rechtbank om te beslissen om kandidaten goed te keuren of te weren. En het is niet aan de wetgever om die macht via een slechte wet aan de rechtbank toe te kennen.
     Pieter van Rooij en Florian Van Tichelt zijn het daar niet mee eens. Die twee doctoraatsassistenten hebben samen een opiniestuk geschreven (DS 8/4). Ik citeer:

Een democratie moet zichzelf kunnen beschermen … De onverkiesbaarheid heeft als straf dus zeker haar plaats in het wetboek … als het misdrijf de democratische rechtstaat aantast: terreurmisdrijven, kiesfraude, ambtsmisdrijven, de verduistering van publieke middelen. Wie zulke misdrijven pleegt, geeft blijk van een gebrek aan democratisch normbesef. Maar het komt nog altijd de rechter toe te oordelen of de onverkiesbaarheid ook in dat concrete geval een gepaste straf is … En zelfs is de straf noodzakelijker naarmate de kans groter is dat de dader een belangrijk politiek mandaat krijgt.

Door de wet omschreven misdaden moeten worden gestraft, ook als het politici zijn die ze begaan. Natuurlijk. En de democratie moet zichzelf kunnen beschermen. Uiteraard. Maar niet door de rechter macht te geven die aan de kiezer toekomt. In een democratie moet een kiezer zich zelf kunnen beschermen, en moet hij niet tégen zichzelf worden beschermd. Als we de redenering van de doctoraatsassistenten volgen, dan zou een goede rechter zelfs de kiespeilingen moeten volgen om te weten hoe populair een kandidaat is, en zou hij strenger moeten zijn voor de kandidaten van wie voorspeld wordt dat ze veel stemmen zullen halen.
     De huidige discussie klampt zich vast aan het geval Le Pen. Maar laten we een ‘veil of ignorance’ werpen over kwestie. Of, als dat te moeilijk is, laten we de discussie verplaatsen naar de VS. Ik lees hier en daar dat Trump erop uit is om zoveel mogelijk hem welgezinde district attorneys en rechters te laten benoemen. Zou men dan die door Trump benoemde magistraten zomaar vertrouwen als ze een Democratische kandidaat veroordelen voor kiesfraude, verduistering of machtsmisbruik. En zou men het dan niet fijn vinden dat het publiek die Democratische kandidaat ondanks de veroordeling toch kon verkiezen als afgevaardigde? 

zondag 6 april 2025

Tien bedenkingen bij het protectionisme


1. De kern van de zaak
     Men vraagt zich af of het plan van Trump zal slagen. Zullen de autofabrieken naar de VS verhuizen, omdat buitenlandse auto’s daar te duur zullen worden door de heffingen? Maar dat is de verkeerde vraag. Er is een reden – een economische reden - waarom die auto’s niet in de VS worden gemaakt. Als ze wel in de VS zullen worden gemaakt, zullen die auto’s duurder zijn door de hogere productiekosten. De Amerikaan zal kunnen kiezen tussen een dure Japanse auto – door de importheffingen – en een dure Amerikaanse auto – door de productiekosten*.

2. Commentaarstukken in DS
      Het commentaar van Ruben Mooijman (DS 4/4) is mooi geschreven en ik kan met ongeveer alles wat erin staat akkoord gaan.  In het commentaar van Lieven Sieon van gisteren vond ik bijna niets om mee akkoord te gaan.

3. Tegenmaatregelen
     Mooijman schrijft terecht dat er geen economische redenen zijn om tegenmaatregelen te nemen: dat vergroot alleen de schade. Maar er kunnen wel politieke redenen zijn. Je dreigt met tegenmaatregelen, en voert ze desnoods uit, met als gevolg escalatie, totdat Trump inziet dat iedereen gediend is met de-escalatie. Maar Trump en ‘inzien’ …  Bovendien zijn de echte gevolgen van protectionisme vooral op de langere termijn zichtbaar en veel waarnemers hebben weinig vertrouwen in Trump als lange-termijnstrateeg.

4. Maatregelen weer intrekken
      Aangezien Trump, in tegenstelling tot vorige keren, geen duidelijke eisen verbindt aan zijn importheffingen, is het niet duidelijk onder welke voorwaarde hij ze eventueel zou kunnen intrekken. Alleen al de kans dat hij de importheffingen later weer intrekt, verhoogt nog eens de onzekerheid van investeerders en consumenten. Aangezien aan willekeur onderworpen onzekerheid, bovenop de onzekerheid van de markt, de economie veel schade berokkent, wil ik mijn steentje bijdrage tot meer zekerheid. Ik voorspel dat Trump zijn importheffingen niet zal intrekken. Maar de lezer kan misschien voor alle zekerheid beter kruis of munt gooien om te weten wat de toekomst hier brengen zal. Ik ben een notoir slechte waarzegger.

5. De importheffingen tégen de VS: de waarheid staat op X.
      Trump toonde woensdagavond een bord waarop de importheffingen stonden die andere landen toepasten tegen de VS. De Europese Unie zou 39 % importheffingen toepassen, en Indonsië 64 %. Ondertussen weet ik dat dat niet gaat om echte importheffingen, maar om ‘handelsbelemmeringen’, ‘oneerlijke handelspraktijken’, ‘wisselkoersmanipulatie’ of ‘BTW-heffingen.’
     Dan moet het toch verscrhikkelijk moeilijk zijn om die belemmeringen precies te berekenen. Op het nieuws hoorden we dat niemand wist hoe de procenten waren uitgerekend. Het was natte-vingerwerk. Gelukkig hebben we x.com. Op dat onvolprezen platform onthulde journalist James Surowiecki hoe de bereking in elkaar zit. Men neemt het handelstekort van de VS tegenover een bepaald land en deelt dat door de export van dat land. Gelukkig voor mij illustreefrt Surowiecki dat met een voorbeeld. ‘De VS hebben een handelstekort van 17,9 miljard dollar met Indonesië. De Indonesische export naar de VS bedraagt 28 miljard dollar. 17,9 gedeeld door 28 = 64 procent.’     Een assistent-woordvoerder van het Witte Huis heeft op X geantwoord dat de formule veel ingewikkelder is, met allerlei wiskundige symbolen en Griekse letters. ‘Dat is waar,’ antwoordde Surowiecki, ‘maar als je die symbolen en letters schrapt hou je over : handelstekort gedeeld door import.’ Zo heeft men het ongetwijfeld aan Trump moeten uitleggen.     ’t Is een ideale gelegenheid om het platform X.com nogmaals te prijzen. Al heb ik die informatie uit De Standaard, die blijkbaar haar account op X nog niet heeft opgegeven. 

6. Tegenstrijdige doelstellingen
    
Trump schijnt twee doelstellingen na te streven met zijn importheffingen. Ten eerste: inkomsten voor de staat waardoor de belastingen kunnen worden verlaagd. Ten tweede: meer zelf produceren en minder importeren. Maar als hij in dat tweede opzet slaagt - als de VS dus minder importeert - dan worden ook de inkomsten uit de importheffingen kleiner. De twee doelstellingen zijn tegenstrijdig. Het is zoals met verkeersboetes waarmee men de veiligheid wil verbeteren en de staatskas vullen. 

 7. Chantage
     De nadelen van het protectionisme gelden in de eerste plaats voor de wereldeconomie als geheel, en in de tweede plaats voor betrokken handelspartners. Maar chantage kan ervoor zorgen dat de nadelen helemaal door één van de handelspartners worden gedragen. Trump kan bijvoorbeeld de Europese export van goedkope goederen naar de VS saboteren door heffingen, en tegelijk de Europeanen verplichten om te dure Amerikaanse producten te kopen, in plaats van Chinese. Wij mogen geen Europese autos produceren, wij mogen geen Chinese autos kopen, wij moeten Amerikaanse autos kopen. Ik geloof niet dat de Amerikanen hier winnen, vergeleken met een situatie van vrijhandel, maar zeker is dat alle verlies bij de Europeanen terechtkomt.
     De eenvoudigste vorm van chantage bestaat uit de dreiging om de militaire hulp via de Navo op te zeggen. Maar een handelsoorlog kan ook een vorm van chantage zijn, omdat niet iedereen even goed toegerust is voor zon conflict. Een klein land, met weinig grondstoffen, en met relatief veel export en import, is kwetsbaarder dan een groot land, met veel grondstoffen en met relatief minder export en import.

8. Economische orthodoxie
      Van de talrijke stukken die De Standaard van 4 april aan de importheffingen wijdt, is er één dat uit de toon springt. Het is geschreven door Martin Kettle en is overgenomen uit the Guardian. Ik citeer:

 Je krijgt het gevoel moeilijk afgeschud dat ook deze beslissing [over importheffingen] voor een groot deel gedreven wordt door de pure kick die Trump krijgt van zijn macht … Maar zet een stap terug en het wordt duidelijk dat Trump logischer handelt dan dat. Hoe dwars en perfers ook, hij handelt zo omdat het internationale economische model is gebroken … Met zijn tarieven grijpt Trump naar strohalmen. Hij kan de tariefinkomsten gebruiken voor orthodoxe neoliberale belastingverlagingen voor bedrijven en rijken, zoals hijzelf … In de vroege jaren dertig hielden regering vast aan economische orthodoxie, met desastreuze gevolgen. Hun falen zette de deur open voor de grote openbare werken van de New Deal  en vervolgens voor het naoorlogse Keynsianisme. Zelf was John Maynard Keynes – en dat is best vermeldenswaardig – geen dogmatisch vrijhandelaar, soms was hij zelfs een voorstander van importheffingen … Trump is geen New Dealer, hij is de gezworen vijand van de New Deal. Op zijn minst ziet hij de noodzaak om de zaken anders aan te pakken. Maar zijn tarieven zijn het tegenovergestelde van het nieuwe paradigma van politieke economie waar de democratische kapitalistische wereld zo duidelijk en dringend behoefte aan heeft.

      Voor één keer wordt Trump nu wel voorgesteld als de man met een plan, al is het een verkeerd plan. Door de verwijzing naar Keynes wordt zelfs de deur geopend naar een verdediging van importheffingen zolang ze maar afwijken van de ‘economische orthodoxie’.
      Ik vrees dat het paradigma dat Kettle voorstelt niet het mijne is. Als hij vindt dat de wereld behoefte heeft aan het ‘tegenovergestelde van de orthodoxe neoliberale belastingen’, bedoelt hij dan dat de oplossing ligt in belastingverhogingen? Ook betrekt Kettle er allerlei zaken bij waar ik niet veel kaas van heb gegeten. Hij spreekt over de bankencrisis van 2008 en over de kwantitatieve geldverruiming, onderwerpen waarover ik wel eens een boek gelezen heb, maar waar ik te weinig van begrepen heb om erover mee te praten.
     Wel is de vergelijking tussen de politiek van Trump en de New Deal van Roosevelt interessant. Ook Nial Fergusson maakt die vergelijking. Trump II gedraagt zich als een politieke stormram, net als Roosevelt I dat deed. De twee presidenten waren kampioen in het uitvaardigen van executive orders. De twee presidenten lijken de afbakening tussen de uitvoerende en de gerechtelijke macht te willen aanpassen. Alleen heeft Roosevelt er alles aan gedaan om de macht van de staat en de bureaucratie op de economie te vergroten, en schijnt Trump die te willen beperken – althans voor wat het binnenland betreft.
     Op welke president gelijkt Trump nu eigenlijk het meest? Op Andrew Jackson (1767-1845) vanwege zijn brutale populisme? Op James Monroe (1758-1831) vanwege zijn terugtrekking op het eigen continent? Of op Franklin D. Roosevelt (1882-1945) vanwege zijn activisme? Ik woonde onlangs een lezing bij van Tinneke Beeckman over Machiavelli. Zij vergeleek Trump met de fictieve politicus Willie Stark in All the King’s Men. Maar dat personage is dan weer gebaseerd op senator Huye P. Long (1893-1935). Is het toeval dat al die politici, in mindere of meerdere mate, voorstanders waren van het protectionisme**. Kon Trump maar wat meer gelijken op Ronald Reagan (1911-2004). 

9. Monetair
     
Er bestaat ook een monetaire uitleg van Trumps protectionisme. Die gaat als volgt. Wat Trump wil is niet de import in zijn land beperken - wat hij wil is de export bevorderen. De klassieke manier om dat te doen bestaat erin om de dollar munt te devalueren. Dan kan men in Europa bij wijze van spreken meer dollars krijgen voor zijn euro
s en daarmee dus meer Amerikaanse spullen kopen. In euro’s zijn die spullen dan goedkoper en dus aantrekkelijker geworden voor Europeanen.
    Het nadeel is van zo’n devaluatie of muntontwaarding is dat dollars zelf minder aantrekkelijk worden om in te investeren. Investeerders kopen graag sterke munten. En de VS hebben buitenlandse investeerders nodig die dollars kopen - of leningen in dollars aangaan - omdat de Amerikaanse staat en de Amerikaanse burgers graag meer uitgeven dan ze produceren.
     De hypothese is nu dat Trump de voordelen van een zwakke en van een sterke munt wil samenbrengen. De importheffingen zijn dan een chantagemiddel om andere landen te verleiden om Amerikaanse producten te kopen én hen tegelijk te verplichten grote leningen toe te staan aan de VS, leningen met een laag rendement gezien de zwakke munt. De lezer zal een betere uitleg krijgen als hij aan een AI chatbot vraagt wat het zogenaamde Mar-a-Lago akkoord inhoudt.

10. Tegenmaatregelen (bis)
     Op mijn bedenkingen kwam een interessante reactie van Joachim Van Wing, die van zulke kwesties oneindig veel meer afweet en daar in heldere staal over schrijft op zijn subtack. Ik citeer de passage over de Europese tegenmaatregelen.

Europese landen zouden moeten afzien van represailles en tegenmaatregelen. Wanneer we in een opbod met de VS terecht komen, dan komen de Europese economieën er snel achter dat we veel minder exportgewicht hebben om die race to the bottom vol te houden. Indien wij (wij... ‘de Europese industrie’ laat ons zeggen) daarentegen gewoon laten begaan en de komende vijf jaar zichzelf - traag maar zeker, immuniseren door veel minder afhankelijk te worden van VS-exporten, dan wint de EU twee maal:  (a) we worden steeds minder onderhavig aan VS invoerrechten, en (b) we kunnen ons richten op een grotere afzet naar echte groeilanden, naar de Global South, BRICS, BRI, AEAN+, Japan, Zuid-Korea, Zwart-Afrika, etc.... En ja, het is zo simpel als het klinkt. Omdat de EU geen andere keuze heeft. In een tarievenslag tegen de VS is al onze munitie na twee salvo-uitwisselingen opgesoupeerd. De VS kan ons blijven bestoken, omdat hun handelstekort met de EU zo groot is.

     


*Wellicht is de Amerikaanse auto-assemblage een slecht voorbeeld omdat juist in die sector nog min of meer rendabel zou kunnen worden geproduceerd. Jeansbroeken en iPhones zouden een beter voorbeeld zijn. Maar het gaat mij om de a priori logica.
** Franklin D. Roosevelt heeft wel, geloof ik, het extreme protectionisme van de Smoot-Hawley Tariff Act (1929) afgezwakt. Zijn voorganger, Herbert Hoover, die de importheffingen had ingevoerd, wordt vaak ten onrechte voorgesteld als een laissez-faire politicus. Dat beeld is zeker al onjuist voor wat de internationale handel betreft.
     

zaterdag 5 april 2025

Notities van een pro-Amerikaans neoliberaaltje


De Amerikaanse gezondheidszorg
      Omdat ik een ouderwets pro-Amerikaans neoliberaaltje ben, wordt mij vaak de Amerikaanse gezondheidszorg voor de voeten gegooid. Die is duur, je moet een privé-verzekering afsluiten – want anders betaal je alles zelf –, en het is een geneeskunde ‘met twee versnellingen’: een hoge kwaliteit voor de rijken en een lage kwaliteit voor de armen. En als gevolg daarvan leven de Amerikanen enkele jaren minder lang dan de West-Europeanen.
      Ik weet niet wat ik daarop moet antwoorden. Ik lees een recensie in de krant over de televisieserie Dying for Sex (DS 4/4). Het gaat over een jonge vrouw een terminale diagnose krijgt en daarop besluit zich niet meer tevreden te stellen met ‘monogamie en de missionarishouding’. De recensente looft de manier waarop de seks ‘opwindend en ongedwongen’ in beeld wordt gebracht, maar heeft kritiek dat ‘de serie grotendeels voorbijgaat aan de financiële en administratieve hel waar langdurig zieken in de VS in belanden.’ 
   
 Eergisteren las ik de column van freelance journaliste Ester Meerman die in Amerika verblijft en lelijk met haar fiets ten val was gekomen. Ze had haar rechterhand was gebroken en het topje van haar linkerwijsvinger moest worden geamputeerd. Gelukkig was ze verzekerd, voor 500 euro per maand, en kon ze met gerust gemoed de facturen tegemoet zien: 4.000 dollar voor een ambulance, 800 euro voor een infuus, 3000 euro voor een dokter die aan het bed verschijnt … alles samen bijna 10.000 euro.
     Een detail riep herinneringen op. Men vertrouwde in het ziekenhuis waar ze was opgenomen haar buitenlandse verzekeringspas niet. 

‘Binnen een half uur nadat ik in de eerste hulp op een bed was gelegd stond er al iemand met een pinautomaat naast m’n bed. Of ik al kermend alvast even 1.600 dollar wilde afrekenen.’

     Dat hebben mijn vrouw en ik ook meegemaakt, meer dan twintig jaar geleden. We waren op vakantie in Ocean City. Mijn vrouw was met mijn zoon in de golven aan het springen, en ze brak daarbij twee tenen, wat erg veel pijn deed. In het hotel raadde men af naar het algemene ziekenhuis te gaan, want daar zouden we heel lang moeten wachten. Er was in de buurt een klein privékliniekje waar alles sneller zou gaan. Zo gezegd, zo gedaan. Maar toen wij bij het privékliniekje aankwamen, moesten we eerst betalen voor men tot diagnose en verzorging zou overgaan. Er waren nog geen pinautomaten waarmee men tussen de bedden kon rondwandelen, en we werden verwezen naar een AT&T-automaat op enkele kilometer daarvandaan waar we geld konden ophalen. Dat geld is achteraf overigens netjes teruggestort geweest door onze Belgische ziekteverzekering
.
     Het was, zoals men ons beloofd had, een sympathiek kliniekje. Er was een soort draagbaar röntgentoestel, zoals ik er nog nooit een gezien had. Men was er, luidens de affiches in de wachtkamer, gespecialiseerd in behandeling van zwaarlijvigheid. Dat was te verwonderlijker aangezien de arts die mijn vrouw behandelde de zwaarlijvigste jonge vrouw was die ik in mijn leven had gezien. Maar verder was ze vriendelijk, professioneel, en ze had een bijzonder knap gezicht.     Ester Meerman klaagt dat haar verzekeringspremie zo hoog is: ‘500 euro per maand, een belachelijk bedrag naar Europese maatstaven.’ Daar ben ik niet zo zeker van. De jaarlijks begroting van de Belgische ziekteverzekering bedraagt 36 miljard. Dat is toch ook bijna 300 euro maandelijks per inwoner. Als je van de inwoners alleen degenen neemt die op een of andere manier bijdragen, dan moet je ook ongeveer op 500 euro per maand uitkomen.
     Iets anders verontrust mij meer. De slechte en bureaucratische dienstverlening.

Zodra je in Amerika ‘planbare zorg’ nodig hebt, kom je in een catch 22 terecht. Je moet namelijk voor iedere scheet een akkoord hebben van een Amerikaanse verzekeringsmaatschappij … Die geven pas een garantie voor betaling als je een afspraak hebt voor een behandeling. Maar de meeste ziekenhuizen weigeren een afspraak voor je in te plannen zonder betalingsgarantie van je verzekering. En dus moet je een hele reeks klinieken afbellen … 

    Dat is het soort kafkaëske toestanden die je van een staatsadministratie verwacht. Van een privé-bedrijf verwacht je dat ze goede dienstverlening hebben om zo klanten af te snoepen van de concurrentie. Dat zou logisch zijn, het is ook vaak zo, maar blijkbaar niet altijd. Wij moeten maar denken aan onze eigen banken met hun vaak bedroevend niveau van dienstverlening. Dat schijnt te liggen aan de klanten die te weinig van bank veranderen waardoor die denken dat ze zich alles kunnen permitteren. Zou het ook zo iets zijn met die Amerikaanse ziekteverzekeringen?
      Meerman besluit haar stuk als volgt:

De meeste Amerikanen weten dat hun gezondheidszorg tot op het bot ziek is … Maar zodra je over het alternatief begint, een sociaal zorgsysteem, krijgen ze rode vlekjes in hun nek en beginnen ze te sputteren over socialisme en het einde van de markt. Dat iedereen maar zijn eigen kostje moet betalen en niet op gemeenschapsgeld moet leunen. De liefde voor het kapitalisme en een rotsvast geloof in de veerkracht van het individu is sterker dan het vooruitzicht van een ziekenhuisrekening van nul euro.

     Je moet over zaken als gezondheidszorg kunnen discussiëren met cijfers, argumenten, en afwegingen van pro en contra. Maar die instinctieve reactie van de Amerikanen – die aan alle rationele discussie voorafgaat – die bevalt mij wel, alsook het inzicht dat ziekenhuisrekeingen van nul euro niet bestaat. There ain’t no such thing as a free lunch.

Zeuren over Trump en Amerika
    Zeuren we te veel over Trump? Het korte antwoord is natuurlijk ‘ja’. Op mijn vorige blog kreeg ik een interessante reactie van Simon Gelten: 

Door mijn activiteiten op filmgebied heb ik overigens nogal wat Amerikaanse vrienden en kennissen, en die zijn, zoals men verwachten kan in een tweestromenland, keurig verdeeld over de Democratische en Republikeinse partij, maar het zijn vooral de tegenstanders van Trump die zich laten horen, zijn fans zijn redelijk stil over hem, geven soms wat af op die ellendige liberals, zoals de aanhangers van de Democraten worden getypeerd, maar Trump zelfs komt amper in hun berichten voor. Maar zijn tegenstanders kunnen niet over hem zwijgen, er lijkt naast Trump amper nog iets te bestaan in hun leefwereld.

      Een van de verklaringen van dit verschil onder de Amerikanen zou deze kunnen zijn. Trump-fans denken: ‘Ach, ’t is maar politiek’, terwijl het bij Trump-tegenstanders gaat over een kwestie van Goed en Kwaad. Maar er zijn veel andere verklaringen mogelijk.
     Dat de pers in Europa zich zo druk maakt over Trump, heeft nog andere verklaringen. Het is voor een krant altijd leuk om te schrijven over boosdoeners: over drugsbaronnen en verkrachters, over kasteelmoordenaars en parachutemoordenaressen, over een psychopatische narcist in het Witte Huis, een narcistische psychopaat in het Kremlin. Bovendien levert Trum spannend materiaal op. Van onze eigen partijen weet je ongeveer op voorhand wat ze zullen zeggen of doen, maar met Trump weet je het nooit.
     Maar de sensatiezucht van de pers is niet de enige reden dat er veel over Trump geschreven wordt. Wat de Amerikaanse president doet hééft echt ook wel gevolgen voor ons. Als Musk 200.000 federale ambtenaren afdankt, raakt dat onze koude kleren niet, maar de veiligheidssituatie in Europa daarentegen wordt echt wel mee bepaald door de Amerikaanse houding tegenover Oekraïne, de EU en de Navo. En de importtarieven kunnen echt wel mee bepalen hoe mijn pensioen zal evolueren, en de prijzen in de supermarkt.
     Zelf heb ik mijn eigen reden om over Trump te zeuren. Er wordt over Trump nu eenmaal veel geschreven, geargumenteerd en gepolemiseerd. En ik ben nu eenmaal sterk geïnteresseerd in hóe men argumenteert en polemiseert. Ik schrijf daar graag over, als leek, zelfs als een probleem mij slechts matig interesseert, zoals destijds met Covid.

Groenland en de Trump-polemiek
     In een lang stuk (DS 2/4) ontrafelt professor Timothy Snyder de Groenland-politiek van Trump. Ik ken er te weinig van om de argumenten te beoordelen, maar het klinkt allemaal plausibel. Trump jaagt bondgenoten tegen zich in het harnas, speelt ook in het Arctische gebied uiteindelijk Poetin in de kaart, en straks zal hij nog oorlog moeten voeren om doelstellingen te bereiken die hij ook met diplomatie had kunnen binnenhalen. Snyder schrijft:

Met alle moeite van de wereld proberen sommigen een doctrine te zien in die puinhoop. Maar er is er geen.

      Goed, dat is best mogelijk. Dat Trump een geopolitieke analfabeet kan ik geloven. Zulke mensen bestaan, ik ben er zelf ook een. Maar ik zou zo’n artikel nóg sterker vinden als er geen zaken bij betrokken werden die met de zaak weinig te maken hebben. Het begint al met de eerste zin: ‘Elon Musk en Donald Trump hebben …’ Is het echt nodig om Musk te betrekken in een stuk over Groenland? Snyder herinnert in een moeite door aan het geblunder met de top secret groepschat over de militaire aanval op de Houthi-rebellen. Ook dat heeft niets met Groenland te maken. Snyder zou die zaken beter achterwege laten. Dan zou ik als lezer kunnen denken: die man is niet voor of tegen Trump, maar aangaande Groenland wéét hij toevallig dat de Amerikaanse aanpak verkeerd is.
      Snyder eindigt zijn stuk met een onderbouwde uitleg dat Denemarken een veel beter land is dan de VS. Ook dat vind ik vervelend. Er zullen heel wat Amerikanen zijn die daar niet mee akkoord gaan. Die gaan nu denken: wat die professor over Groenland vertelt, zal ik ook maar met een korrel zout nemen.


donderdag 3 april 2025

Importheffingen en andere Trumpiana


Economen
      Vanuit economisch oogpunt zijn importheffingen altijd fout, ook als ze een ‘wederkerig’ antwoord zijn op importheffingen van het andere land. Ik lees dat 83 procent van de Amerikaanse economen verwachten dat hogere invoerheffingen zullen leiden tot lagere economische groei. Hebben die andere 17 procent dan geslapen tijdens de les over het comparatieve voordeel? 

Onrecht
     Donald Trump beschouwt een handelsdeficiet als een soort ‘onrecht’. Hoe durven landen meer naar ons exporteren dan dat ze importeren? Maar dat heeft niets met ‘onrecht’ te maken. Zoals Bart van Craeynest van Voka schrijft (DS 3/4): ‘Een handelstekort impliceert dat een land meer consumeert dan het produceert.’ – En als dat land zijn productie jaarlijks flink ziet stijgen is dat niet eens een onmiddellijk nadeel.

Strategie van Trump
     Wat is de strategie achter de importheffingen van Trump? Van Craeynest gelooft dat er géén strategie achterzit, behalve een compleet gemis aan economisch inzicht. Dat is best mogelijk. Trumps adviseurs kunnen eventueel een economische uitleg verzinnen – herindustrialisatie, creatie van werkgelegenheid, devaluatie van de dollar – maar die uitleg houdt bij nader onderzoek geen stand. Neem de creatie van werkgelegenheid. Er is in de VS nu al bijna een tekort aan arbeidskrachten, en met de migratie-stop en deportaties zal dat nog erger worden.
      De beste verklaring lijkt mij dat sluwe adviseurs in de buurt van Trump diens economisch analfabetisme misbruiken om in de post-globale wereld van machtsblokken geostrategische doelstellingen na te streven: economische autonomie, controle over grondstoffen en handelsroutes, en sabotage van andere economische machtsblokken (sabotage die dan zwaarder zou moeten wegen dan de sabotage van de eigen economie).
     In die zin is het protectionisme van Trump zowel een oorzaak als een gevolg van de deglobalisering.

Interne vrijhandel
     Hoe moeten we reageren op het protectionisme van Trump? Door tegenmaatregelen te nemen en importheffingen in te voeren voor Amerikaanse producten? Volgens de filosofie: als hij in zijn voet schiet, mogen wij ook in onze voet schieten. Van Craeynest heeft een veel beter voorstel: de interne Europese markt vrijer maken. De Amerikanen zijn nu misschien protectionistisch tegenover de rest van de wereld: hun interne markt is veel vrijer dan de onze. Van Craeynest:

De beste manier om te reageren, is de handelsbarrières wegnemen die nog altijd bestaan op de interne Europese markt. Die zijn een veelvoud van de invoerheffingen waarmee Trump dreigt en ze zijn bovendien van toepassing op grotere volumes. Volgens analyses van het IMF zijn er binnen de Europese markt voor de industrie handelskosten die overeenkomen met een invoerheffing van 44 procent … In de Europese dienstensector lopen die handelskosten zelfs op tot 110 procent … Volgens het rapport Draghi loopt Europa door interne handelsbelemmeringen 10 procent aan economische activiteit mis. 

     Dat is nog eens een idee: het oude continent dat haar eigen zaakjes op orde krijgt. De toestemming voor nieuwe medicijnen centraliseren, de regels rond tonnage van vrachtwagens harmonizeren, de spoorbreedte van de treinen uniformeren, de kapitaalmarkt integreren. Daarna kunnen we daarna nog altijd op Trump kankeren.

Globalisering
     De globalisering van de economie zorgde voor een gouden tijdperk. Dat schrijft ook Lieven Sioen in zijn commentaar (DS 4/3). De handel tilde meer dan een miljard mensen uit de armoede – en dat is veeleer een onderschatting. Maar we zouden ‘haast vergeten,’ schrijft Sioen,

dat globalisering niet louter voorspoed heeft gebracht. Globalisering betekende ook dat ontwikkelde economieën hun klimaatimpact uitbesteedden aan de nieuwe economieën, dat fabrieken de weg zochten naar de laagste loonlanden … Daalde tussen landen de ongelijkheid, dan nam die binnen de meeste landen toe. In 2024 bezat de rijkste 1 % van de VS 31 procent van de nationale rijkdom, in 1980 was dat 23 %. Hooggeschoolden wonnen, laaggeschoolden verloren.

       Het ligt in de lijn van De Standaard dat Sioen bij de keerzijden van de globalisatie niets zegt over de massa-immigratie. Wat hij wél vermeldt weegt eigenlijk niet zo zwaar. Dat de klimaatimpact verschoven werd, is op zich geen nadeel. Die verschuiving op zich verergert of verzacht de klimaatverandering niet. Dat fabrieken hun weg zochten naar de laagste loonlanden is een goede zaak, want het is de beste manier om daar de lonen te laten stijgen. Dat de hooggeschoolden wonnen en laageschoolden verloren klopt niet. De laaggeschoolden wonnen (veel) minder. Bovendien heeft dat minder met de globalisering an sich te maken dan andere zaken zoals de omschakeling naar kenniseconomie.      Dat verder de ongelijkheid tussen de landen daalde, maar in een aantal landen toenam, is waar, maar de verwoording vertroebelt het beeld. Als je de wereldbevolking als één geheel neemt, is de ongelijkheid gedaald – ook al is ze in sommige landen gestegen. Dat ten slotte de ongelijkheid in bezit in de VS is toegenomen is ook waar, maar bezit – voor de superrijken zijn dat aandelen etc. – is de slechtste graadmeter voor ongelijkheid. Ik kan 100.000 euro op mijn rekening hebben, en mijn buurman 1 euro. Dan is mijn bezit 100.000 keer groter. Maar als we hetzelfde verdienen, zal onze levenstijl niet erg verschillen.
     Sioen pleit verder vooral voor het behoud van de ‘internationale architectuur die die de excessen van de globalisering corrigeren.’ Ik herinner mij de discussies rond het vrijhandelsakkoord CETA. Ik schreef toen een paar stukjes om dat akkoord te verdedigen maar libertarische vrienden die rechter in de leer waren, wezen mij erop dat dat akkoord duizenden bladzijden met clausules bevatte: regels rond veiligheid, klimaat, juridische procedures, minimumbelasting, sociale bescherming. Ik begrijp dat er, zoals Sieon schrijft, spelregels moeten worden afgesproken. Iedereen is tegen ‘regeltjes’ tot het erop aan komt. Die regels rond ‘sociale bescherming’ vind ik in elk geval al hypocriet.

Trump en de gewone Amerikaan
 
     Ik ben zo gewoon om alarmerende berichten en opinies over Trump te horen en te lezen, dat ik mij een hoedje schrik als ik iets positiefs hoor. Dat gebeurde bijvoorbeeld toen enige tijd geleden Amerika-correspondent Michiel Vos in De Afspraak vertelde over de reactie van de ‘gewone’ Amerikaan** – niet over die van de opiniestukkenschrijvers in de Amerikaanse media. De rechtse Amerikanen zijn enthousiast, de linkse Amerikanen zijn gelaten, en de centrum Amerikanen vinden dat niet álles van wat Trump zegt en doet onzin is.
      Dat was verfrissend om eens te horen, en dan nog uit de mond van Vos die de schoonzoon is van de linkse Democrate Nancy Pelosi. Anderzijds zou een goed geïntegreerde Ruslandcorrespondent ongeveer hetzelfde kunnen vertellen over wat de ‘gewone’ Russen vinden van Poetin. Velen zijn enthousiast, anderen gelaten, en nog anderen vinden niet álles van wat hij zegt onzin is. 

Trumps toespraak voor het congres
     Steven De Foer was niet de enige die Trumps toespraak voor het Congres begin maart vergeleek met een campagnerally. Ikzelf riep ook naar de televisie: ‘Trump, kerel, de verkiezingen zijn gedaan.’ Mijn vrouw schrok.

Trump en de libertariërs
    Ondertussen zal ik aandachtig blijven luisteren naar de alarmisten. Ze zeggen dat Trump eerlijke verkiezingen in de toekomst onmogelijke zal maken. Dat geloof ik niet. Ze zeggen dat Trump een psychopathische narcist is. Dát is wel mogelijk. Veel monarchieën en republieken hebben psychopathische narcist overleefd. Ze zeggen dat Trump de topfuncties in de ambtenarij bemant met onbekwame loyalisten en extremisten. Ook dat is mogelijk. Dan zal een volgende ‘normale’ president ze weer moeten afzetten. Ze zeggen dat Trump de EU wil vernietigen. Alweer: dat is mogelijk. Wij van onze kant moeten dat niet laten gebeuren. Ze zeggen dat Trump zich omringt met ‘extreme libertarïers’. Ook dat is … nee, eigenlijk niet. Bijna had ik geschreven: was het maar waar.
      Nu, misschien zijn er in Trumps entourage mensen die extreem zijn, en misschien leggen ze hier en daar wel een libertarisch accent, maar daarom zijn het nog geen ‘extreme libertariërs’. Dat is alsof ik onze PS ‘extreme communisten’ zou noemen. Ik zou die kwalificatie vandaag zelfs niet meer gebruiken voor de PVDA. (Als men het net breed uitgooit zou Peter Thiel misschien tot de ‘extreme libertariërs’ gerekend kunnen worden.) Maar in een Doorbraak-interview plaatst politicoloog Patrick Deneen  J.D. Vance resoluut in het kamp van de anti-libertariërs***. 

 

* Over de sociale bescherming als hypocriete drogreden, zie mijn stukje hier
** Michiel Vos in De Afspraak: zie hier.

*** Voor het Doorbraak-interview met Deneen over Vance: zie hier.

woensdag 2 april 2025

Marine Le Pen - Nogmaals

 Ik had gedacht dat ik de Le Pen-zaak van mij áf had geschreven, maar daarvoor zijn er te veel reacties binnengekomen. Daarom enkele aanvullingen en verduidelijkingen.

De fascio’s
      Ik heb van ongeveer niemand het verwijt gekregen dat ik ‘Marine Le Pen verdedig’. Daar ben ik heel blij om want voor je het weet, hoor je volgens Eric Corijn bij de ‘uiterst-rechtse fascistische internationale’ en volgens theaterman Michaël de Cock bij de ‘fascio’s van het oosten tot het westen.’ (Terwijl ik dit schrijf, komt er een verlate reactie binnen dat ik voor Le Pen ‘in de bres spring’ – maar dat is maar één reactie).

Rechters
     Een lezer dacht dat ik de rechters in de zaak Le Pen van corruptie of onbekwaamheid beschuldigde. Daar heb ik helemaal geen reden toe. Ik heb in het algemeen geschreven dat in politiek geladen zaken de káns bestaat dat rechters zich door partijzucht laten leiden, bewust of onbewust. De káns. En dat is één van mijn redenen om ‘onverkiesbaarheid’ als straf uit het wetboek te schrappen.

Betogen
     Ik verneem dat het RN oproept om te betogen tegen het vonnis van de rechtbank. Ik zal niet mee betogen. Ik heb ook niet mee betoogd tegen het zogenaamde ‘spaghetti-arrest’ in de tijd van Dutroux, om dezelfde reden. Ik respecteer namelijk juridische uitspraken. Ik heb zoals elke burger het recht om er niet mee akkoord te gaan, maar daarvoor zou ik eerst de uitspraak grondig moeten bestuderen. En zelfs dan zou ik niet betogen. Een vonnis of arrest moet worden uitgevoerd, ook als burgers er niet mee akkoord gaan.

Kritiek op het vonnis
     Mijn respect voor het vonnis belet mij niet om met interesse kennis te nemen van juridische kritiek op het vonnis, van Joren Vermeersch op X, van Boudewijn Bouckaert onder mijn FB-post, van Jean-Philippe Delsol op IREF. Die laatste kritek heb ik overgenomen in mijn blogstuk van gisteren, naast een verdediging van het vonnis.

Niet alleen Le Pen
     Velen merken op dat er ‘niks speciaals’ is aan de zaak Le Pen, want dat al veel Franse politici veroordeeld zijn voor fraude. Dat is correct. Maar het is de eerste keer dat een toekomstige presidentskandidaat er door een veroordeling van zou worden weerhouden om aan de verkiezingen deel te nemen. Dat is toch speciaal.

Activistische rechtspraak
      Bij een uitspraak die niet ‘juist aanvoelt’ ligt de verantwoordelijkheid bijna altijd bij de wetgever en niet bij de rechter*. Ik ontken niet dat er activistische rechtspraak bestaat en dat er een invloedrijke rechtsfilosofie bestaat die activistische rechtspraak voorstaat – denk aan Ronald Dworkin. Maar de meeste activistische rechtspraak kan worden tegengegaan met betere wetten.

Corruptie
     Ik kreeg het verwijt dat ik wel erg veel begrip heb voor corruptie. Dat is een beetje waar. Mijn ouders waren in die kwestie heel streng. Ze hebben mij bijgebracht dat alle politici corrupt zijn, op een zeldzame uitzondering na. Ik wil mij als een rebelse puber afzetten tegen dat strenge oordeel.
     Er is een zin in de film Spartacus (1960) die mij diepgaand beïnvloed heeft. In de senaat woedt een discussie of men Crassus niet meer macht moet geven. ‘Crassus is the only man who hasn’t yielded to corruption,’ zegt een van de senatoren, waarop de sympathieke maar cynische Gracchus, gespeeld door Laughton, scherp antwoordt: ‘I’ll take a little republican corruption along with a little republican freedom.’** Dat verklaart misschien dat ik nooit geschreven heb over de onrechtmatig verworven keuken van Sihame El Kaouakibi
 – twee verloren zinnetjes niet te na gesproken. Het zijn nu drie zinnetjes.

Corruptie (2)
     Ik heb zojuist March of Folly gelezen van Barbara Tuchman. Wat ze schrijft over de corruptie van de Renaissance-pausen liet mij onverschillig. Maar van de corruptie in het Engeland van de 18de eeuw werd ik boos omdat ik mij met dat politieke stelsel min of meer identificeer. De verstrengeling van staats- en privébelangen was in die tijd nog absoluut schaamteloos. We mogen in het Westen blij zijn met de enorme weg die we ondertussen hebben afgelegd. De schandalen die nu soms aan het licht komen, zouden in de 18de eeuw niet eens als schandalen beschouwd zijn.

Gelijk voor de wet
 
     Alle burgers moeten gelijk zijn voor de wet. Als Marine Le Pen een misdrijf begaat, moet zij zoals elke andere burger daarvoor worden gestraft. Voor politici moet geen aparte rechtspraak gelden. Dat is overigens één reden om tegen de onverkiesbaarheid als straf te zijn. Het is een straf die eigenlijk alleen gevolgen heeft voor politici. Gewone wetsovertreders zal het worst wezen of ze in de gevangenis verkiesbaar zijn of niet. Het is normaal dat er wetten bestaan, met name over corruptie, die eigenlijk alleen politici aangaan. Maar daarom moeten er geen straffen worden in stand gehouden die alleen politici treffen.

Deontologie
     Sommige lezers dachten dat ik de fout van Le Pen minimaliseerde door ze ‘deontologisch’ te noemen in plaats van ‘misdadig’. Welnee, het was een misdaad omdat er – willens en wetens – een regel werd overtreden die een wettelijk karakter heeft. Mijn standpunt is dat die wettelijke regel moet worden vervangen door een deontologische regel, bewaakt door de pers, de publieke opinie en de politieke concurrenten.

Moraal – deontologie – misdaad
     Als Marine Le Pen subsidies gebruikt zou hebben voor eigen verrijking, was er sprake van een morele fout. Als ze subsidies voor de partij anders gebruikt dan die zijn bedoeld, is het een deontologische fout. Als de besteding van die subsidies bij wet geregeld is – zoals dat nu het geval is – dan spreken we van een misdaad.
     De categorieën kunnen door elkaar lopen. Als iemand een wet willens en wetens overtreedt, zegt dat ook iets over de morele gehalte van die persoon. Wellicht is het iemand die gelooft dat de middelen geheiligd worden door het doel, en dat wetten maar moeten gehoorzaamd worden als ze je goed uitkomen.

Partijsubsidies
     De staten geven, terecht of ten onrechte, geld aan de politieke partijen. In ons land bestaat er een dubbel systeem van partijsubsidies. In het ene systeem gaat het geld via subsidies naar de partij, in het andere geval gaat het om lonen voor parlementaire medewerkers. Een zekere ‘Gust’ reageerde op mijn blog: ‘Elke volksvertegenwoordiger te onzent heeft recht op een parlementaire medewerker. Die moet ook voor die specifieke volksvertegenwoordiger werken, zogezegd. Mag ik eens beleefd lachen.’
     Of laat ik er politicoloog Bart Maddens bij halen. ‘Geld van de belastingbetaler voor parlementaire medewerkers waarmee personeel wordt aangenomen dat voor de partij werkt, dat zou niet mogen kunnen.’
     Ik stel het tegenovergestelde voor: één globaal pakket van subsidies, waarmee de partij zelf beslist wat ze ermee aanvangt: sparen en beleggen tegen slechte tijden, investeren in een studiedienst, aanwerven van parlementaire medewerkers, betalen van tiktok-filmpjes. Geen gezeur, geen wetten, geen rechtszaken. Politici komen alleen nog voor de rechtbank als ze een vrouw hebben aangerand, frauduleus failliet zijn gegaan, of zich hebben laten omkopen.
     Het is duidelijk dat je met zo’n regeling twee soorten partijen zult hebben: fatsoenlijke partijen die het parlementaire werk serieus nemen en daar veel geld aan besteden, en onfatsoenlijke partijen die alles verkwisten aan propaganda. Het voordeel van het systeem zonder strikte juridische regeling is dat je politiek en gerecht uit elkaar houdt. Het nadeel is dat misschien álle partijen hun geld aan propaganda gaan besteden en dat het parlement een krachteloos aanhangsel van de partijen en van de regering wordt. Anderzijds: het loopt vaak slecht af als men mensen wettelijk probeert te verplichten om zich fatsoenlijk te gedragen.

François Fillon: persoonlijke verrijking
     In de aanloop van de Franse verkiezingen van 2017 supporterde ik voor François Fillon. Die had echter, zo bleek, zijn vrouw ingeschreven als parlementair medewerkster zonder dat die dat ook echt was. Die fout werd aangeklaagd in de pers, en als resultaat daarvan haalde Fillon bij de verkiezingen in de eerste ronde een heel slecht resultaat. Terecht, hij verdiende niet beter. Achteraf werd hij ook veroordeeld omdat hij de wet had overtreden***. Daar zie ik geen voordeel in. Wetten tegen politieke corruptie zouden vooral praktijken moeten viseren die schadelijke gevolgen hebben voor het publiek. 

Populistische uitspraak van Le Pen 
    
 Veel lezers hebben een pertinente uitspraak van Marine Le Pen in herinnering gebracht. In 2013 zei ze: “Levenslange onverkiesbaarheid voor wie veroordeeld wordt? Ik ben daarvoor.’ Natuurlijk was ze daarvoor. ’t Is immers een populistisch standpunt. Hoe zwaarder straffen, hoe beter.

Boudewijn Bouckaert
     Ik citeer uit de reactie van Boudewijn Bouckaert: ‘De eerste fout ligt inderdaad bij de wetgever (waaronder Le Pen!), namelijk dat hij de onverkiesbaarheid als straf voorziet. In feite laat de wetgever hier toe dat een rechter kan beslissen of een politicus zich verkiesbaar mag stellen of niet voor een wetgevend of uitvoerend (president) mandaat. De wetgever heeft hier eigenlijk de scheiding der machten geschonden door aan de rechter de macht te geven de samenstelling van de wetgevende of uitvoerende macht te bepalen. Mocht het Franse constitutioneel hof zijn werk gedaan hebben dan had het die wettelijke bepaling ongrondwettelijk moeten verklaren. De tweede fout ligt wel bij de rechters die deze ongrondwettelijke straf hebben toegepast. Immers, zij waren niet verplicht de onverkiesbaarheid uit te spreken en zeker niet met onmiddellijke ingang.

 

 

* Zie ook het uitstekende stuk van Mia Doornaert in DS 3/4/2025.

** Zie het filmje hier.

*** Ik vermoed dat hij om het loon van zijn vrouw te verantwoorden valsheid in geschrifte moest plegen.


 

dinsdag 1 april 2025

Marine Le Pen onverkiesbaar


.
     Dat Marine Le Pen door een gerechtelijk vonnis niet aan de verkiezingen zou mogen deelnemen vind ik een schande. Vroeger zou ik daaraan toegevoegd hebben dat ik de politieke strekking van Le Pen verafschuw – wat ongeveer ook zo is – maar nu vind ik het beter om te preciseren dat politieke sympathie of antipathie in de discussie geen rol zou mogen spelen. En wat ook geen rol zou mogen spelen is de vraag of het vonnis nu stemmen zal opleveren voor de partij van Le Pen, of niet.
     Voor wie het niet gevolgd heeft: Marine Le Pen van het radicaal-rechtse Rassemblement National zou door een uitspraak van de rechtbank niet mogen deelnemen aan de volgende presidentsverkiezingen. Ze is veroordeeld voor ‘verduistering van publieke middelen’. Ze kreeg 4 jaar gevangenisstraf waarvan 2 voorwaardelijk – uit te zitten met enkelband –, een boete van 100.000 euro en … 5 jaar onverkiesbaarheid met onmiddellijke ingang. De reden: tussen 2014 en 2016 beheerde ze geld dat Europa aan de partij gaf om parlementaire medewerkers te betalen en dat geld sluisde ze door naar de partijkas.
     Het vonnis steunt op de zogenaamde ‘loi Sapin II’ van 9 december 2016. Die wet verplicht de rechters om bij een veroordeling voor politieke corruptie de onverkiesbaarheid met onmiddellijk ingang uit te spreken, tenzij ze beslissen om de regel terzijde te schuiven door een speciaal gemotiveerde beslissing.
     Normaal zou ik nu moeten schrijven dat ik ‘niet op de hoogte ben van het dossier en van de Franse wetgeving’, en dat zou de zuivere waarheid zijn. Ik wil echter wel zeggen wat ik geloof. Ik geloof dat de feiten ongeveer zijn wat het gerechtelijk onderzoek heeft uitgewezen, en ik geloof dat het vonnis binnen het kader van de Franse wet gerechtvaardigd is. Of binnen dat kader ook een ánder vonnis mogelijk was geweest, wordt een vraag die de rechtbank in hoger beroep zal moeten uitmaken.
      Ondertussen vind ik het vonnis een heel slechte zaak voor de democratie. Dat is niet in de eerste plaats de schuld van de rechters, maar die van de politici, Marine Le Pen inbegrepen, die de idiote wet hebben goedgekeurd.
      Waarom is de wet idioot? Vooreerst is de hele traditie van ‘ontzetting uit de burgerrechten’ en ‘afnemen van politieke rechten’ onzin. Ik begrijp – zonder ze altijd goed te keuren – de zin van straffen als executie, zweepslagen, schandpaal, gevangenis, enkelband, rijverbod, en taakstraf, maar ik begrijp niet wat de meerwaarde is van een straf als de politieke onverkiesbaarheid*.
     Als politici de wet overtreden, moeten ze worden gestraft. Ze staan niet boven de wet. Maar onverkiesbaarheid is geen gepaste straf. Het is eigen aan dictaturen en autoritaire regimes dat ze populaire opposanten uitsluiten van de verkiezingen door hen te beschuldigen van misdaden. In plaats van hen te vervolgen om hun politieke opvattingen, vervolgt men hen zogezegd vanwege corruptie. Een recent voorbeeld is de burgemeester van Istanboel, Ekrem Imamoglu. Niet alleen zit deze opposant tegen Erdogan nu in de gevangenis – tot daar aan toe – maar men heeft het klaargespeeld om hem, door het afnemen van zijn universitair diploma, ook te verbieden om aan de verkiezingen deel te nemen.
     Ja maar, Clerick, zal iemand mij tegenwerpen. Turkije is een autoritair regime zonder onafhankelijke rechtstpraak. Je gaat toch niet beweren dat dat in Frankrijk ook zo is, dat Macron die rechters heeft opgebeld om en dat vonnis tegen Le Pen in te blazen? Nee, dat ga ik niet beweren. Maar ook in een democratie kunnen er partijdige rechters zijn. Rechters zijn ook maar mensen. En misschien spelen hun vooroordelen wel mee in een rechtszaak waarin politieke figuren – Bill Clinton, Donald Trump, Hunter Biden, Marine Le Pen – betrokken zijn.
      Dat er af en toe een partijdig of onbillijk vonnis geveld wordt, daar valt mee te leven. Dat die rechters dan naar plaatselijk gebruik politici tot zweepslagen, schandpaal of gevangenisstraf veroordelen, dat mag je niet onmogelijk maken alleen omdat de káns bestaat op een onrechtvaardig of onbillijk vonnis. Maar de bevolking beletten om voor die veroordeelde kandidaat te stemmen, dat is een foute regel. Wil de bevolking een politicus verkiezen die dronken gereden heeft of vluchtmisdrijf heeft gepleegd, dan moet ze dat democratisch recht hebben. August Borms zat vanwege activisme tijdens de Eerste Wereldoorlog in de gevangenis, en toch was hij verkiesbaar bij de tussentijdse verkiezingen van 1928. Ik heb dat altijd een goede regeling gevonden, ook al was die toen het gevolg van een technische fout in de wet.
     En dan … corruptie … verduistering van publieke middelen … Het is niet dat Marine Le Pen zich persoonlijk verrijkt heeft met belastingsgeld. Er werd geld, dat bedoeld was om Europese partijmedewerkers te betalen, gebruikt om ándere partijmedewerkers te betalen. Is dat corruptie?
     Kijk, ik ben blij dat er in België, Frankrijk en Turkije wetten bestaan tegen corruptie. We denken bij corruptie vaak aan Afrikaanse landen, maar wie af en toe iets leest over de geschiedenis van de Europa en de VS staat versteld over hoe wijd verspreid en aanvaard corruptie was tot in 19de eeuw en later. Daar moest iets tegen gedaan worden, en het betalen van politici zodat ze niet moeten stelen is een zo’n methode. Men geeft aan de politieke partijen geld uit de staatskas, zodat ze niet zouden moeten bedelen bij bedrijven, vakbonden en drukkingsgroepen, die dan in ruil wederdiensten verwachten.
     Goed, een gemeente, een provincie, een gewest, een nationale staat of Europa zelf geeft geld aan de politieke partijen. Maar het heeft geen zin om regels op te stellen over hoe dat geld precies moet worden besteed. Als de EU geld geeft aan een partij, dan mag verwacht worden dat dat geld zal worden gebruikt om bekwame medewerkers te betalen die de Europese dossiers analyseren zodat de verkozenen hun mannetje kunnen staan in de parlementaire debatten. Maar waarom zouden de verkozenen van het RN hun mannetje moeten kunnen staan in de debatten? Mij zou het niet verdrieten mochten ze in die debatten een mal figuur staan. 
      Het is natuurlijk onfatsoenlijk als Europese subsidies aan partijen niet gebruikt worden om bekwame Europese medewerkers te betalen. Het is echter ook onfatsoenlijk als ze gebruikt worden om weliswaar Europese – maar onbekwame – medewerkers te betalen, of luieriken, of stoeipoezen, of toyboys, of fanatiekelingen die op hun Europees kantoortje geen dossiers bestuderen, maar van daaruit de bevolking bestoken met berichten op FB, X en Tiktok. Dit zijn voor mij kwesties van deontologie, en niet van wetgeving en strafrecht. Als je de subtiliteiten van de deontologie in dwingende wetten vangt, riskeer je het ene misbruik te vervangen door een ander misbruik, een groter misbruik.
     Als een minister zijn kabinetsmedewerkers inzet om stempels op wijnflessen te plaatsen, of om nieuwjaarskaarten te sturen naar potentiële kiezers, dan moet die man door de pers aan de spreekwoordelijke schandpaal worden genageld. Maar hij moet van mij niet naar de gevangenis. De rechter moet hem zijn verkiesbaarheid niet ontnemen; het brede publiek moet worden ingelicht zodat hij niet meer verkozen wordt.
     De Standaard van vandaag bericht op haar eerste pagina uitgebreid over de reacties in Frankrijk. Bijna iedereen, lees ik, vindt het vonnis een kwalijke zaak, van ‘het kamp van Macron’ over de conservatieven van Les Républicains tot de radicaal-linksen van La France Insoumise. ‘Alleen de ecologisten en de socialistische kopstukken wezen erop.dat politici niet boven de wet staan en de gevolgen van hun sancties moeten dragen.’ En op de volgende pagina neemt commentaarschrijver Koen Vidal dat standpunt van ‘de ecologisten en socialistische kopstukken’ over. Alleen voegt hij eraan toe dat het vonnis ‘eigenlijk nogal mild is.’
     Omdat ik mijn stukjes op FB plaats en daar wel eens op een kwaadwillige of oppervlakkige lezer opduikt, herhaal ik nogmaals dat ik geen kritiek heb op het vonnis of de rechtbank, maar op de onverstandige wetgeving waar het zich op beroept, namelijk de strafwet over de ‘onverkiesbaarheid met onmiddellijke ingang’ en de wetgeving rond de besteding van de partijsubsidies. Hieronder plaats ik twee stukken van Franse juristen over het vonnis. Ze heeten allebei Jean-Philippe. Het eerste stuk verdedigt het vonnis tegen de populistische kritiek. Het tweede stuk geeft vanuit juridisch standpunt kritiek op het vonnis. De twee stukken verschenen onder elkaar op de site van het IREF - Institut de Recherches Economiques et Fiscales.

 

* In sommige contexten kan ik nog enig begrip voor hebben voor de logica van ontzetting uit burgerrechten, zoals voor collaborateurs met een bezetters, maar dan nog. In België werden na de Tweede Wereldoorlog 43.093 personen uit hun burgerrechten ontzet. Ik begrijp de symboolwaarde, maar het is niet dat de 43.093 een electoraal gevaar voor de democratie betekenden. Had men hen wel laten stemmen, dan zou Vlaanderen nog altijd katholiek, en Wallonië nog altijd socialistisch hebben gestemd.

 

 


Etat de droit et populisme

Par Jean-Philippe Feldman

 

La cheffe de file du Rassemblement National ne pourra sans doute pas se présenter à la prochaine élection présidentielle. 

Le tribunal judiciaire de Paris est entré en voie de condamnation à l’encontre du Rassemblement National et de ses membres le 31 mars pour l’infraction grave de détournement de fonds publics. Il a presque suivi la sévérité des réquisitions du ministère public pour condamner le RN à 2 millions € d’amende, dont 1 avec sursis, et confiscation d’1 million déjà saisi. Mais c’est surtout le cas de Marine Le Pen qui était scruté. Les peines sont lourdes à son égard : 4 ans de prison dont 2 fermes, 5 ans d’inéligibilité avec exécution provisoire et 100.000 € d’amende.

L’affaire et le droit

Rappelons qu’il était reproché au Front National, devenu RN, et aux prévenus d’avoir fait rémunérer des assistants parlementaires travaillant en fait pour le parti sur des fonds européens durant la longue période 2004-2016 avec un préjudice s’élevant à plusieurs millions d’euros.

Ce qui, depuis des mois, fait polémique c’est la disposition pénale modifiée par la loi du 9 décembre 2016 relative à la transparence, à la lutte contre la corruption et à la modernisation de la vie publique, dite loi Sapin II, qui rend obligatoire la peine d’inéligibilité avec exécution provisoire, sauf à ce que les juges décident d’écarter la règle par une décision spécialement motivée.

Des réactions déplacées à l’étranger

Le tribunal n’avait pas terminé de livrer sa décision que la Russie, toujours bien informée, se permettait de mettre son grain de sel en dénonçant une « violation des normes démocratiques ». Hommage du vice à la vertu sans doute. Autre réaction peu reluisante, la publication par Viktor Orban, le Premier ministre hongrois, sur X d’un « Je suis Marine ! ». Quant au vice-Premier ministre italien, Matteo Salvini, il a parlé, toujours sur X, d’un « mauvais film ». Les accointances russes du RN sont connues depuis longtemps. En revanche, voir des hommes politiques étrangers qui appartiennent à l’Union européenne, fussent-ils alliés du RN, commenter une décision de justice rendue dans un pays allié défie l’entendement.

De vives réactions en France

Les réactions en France n’ont pas été moins vives. Certains, au mépris de la présomption d’innocence, se sont bruyamment félicités de la décision, notamment chez les Insoumis, tandis que d’autres, à droite et à l’extrême droite, se sont insurgés contre un jugement considéré comme rien de moins que scandaleux.

Evidemment, les personnalités du RN se sont déchaînées. Jordan Bardella sur X n’a pas hésité à écrire : « C’est la démocratie française qui est exécutée ». Marion Maréchal a estimé que les juges se pensaient « au-dessus du peuple souverain ». Eric Ciotti a demandé : « La France est encore une démocratie ? », tout en évoquant avec outrance une « cabale judiciaire indigne ».

De même, le maire de Béziers, Robert Ménard, a parlé « des juges se substituant au suffrage universel ». Eric Zemmour, sur X, a prétendu dans le même sens : « Ce n’est pas aux juges de décider pour qui doit voter le peuple ». Faisant un clin d’œil à sa volonté de mettre en place une VIe République, le populiste d’extrême gauche Jean-Luc Mélenchon n’a pas réagi autrement : « La décision de destituer un élu devrait revenir au peuple ».

Tête basse, mains sales ? Ou l’arroseur arrosé

Le FN à partir des années 1980, puis le RN ont construit une partie de leur image sur le « tous pourris » en-dehors de lui et sur le célèbre slogan « tête haute, mains propres ». Marine Le Pen n’a pas été la dernière à jouer ce registre. Malheureusement pour elle, certaines de ses déclarations font aujourd’hui mauvais effet. D’abord un passage sur France 2 en 2004 où elle affirme, offensive, que « les Français en ont marre qu’il y ait des affaires et de voir des élus qui détournent l’argent ».

Mais surtout ses allégations sur Public Sénat le 5 avril 2013 qui semblent anticiper sa propre condamnation : « Quand allons-nous tirer les leçons et effectivement mettre en place l’interdiction, euh… l’inéligibilité à vie pour tous ceux qui ont été condamnés pour des faits commis grâce ou à l’occasion de leurs mandats ? ». Et d’appeler à cette règle pour l’ensemble des crimes et délits : « Pourquoi pas pour détournement de fonds publics ? Pourquoi pas pour emplois fictifs ? ». Avant d’ajouter : « Et moi, ma veste est immaculée. J’ai une éthique. J’ai une morale. Lorsque je réclame l’éthique et la morale, je me l’applique à moi-même ».

Quelques réflexions terminales d’avocat et de juriste

Mettons de côté les réactions outrancières de droite et de gauche, et livrons quelques réflexions avec si possible un peu de hauteur de vue.

·       Au regard des articles consacrés par la presse sur l’affaire, le fait que les juges aient prononcé des condamnations n’apparaît pas comme une surprise ; pour ne prendre qu’un seul exemple, un article bien informé du Figaro (31 mars 2025) paru quelques heures avant le jugement rappelait les nombreux éléments à charge qui existaient à l’encontre du RN et de certains prévenus.

·       Marine Le Pen est toujours présumée innocente et elle le sera jusqu’à une éventuelle condamnation définitive, puisqu’elle va interjeter appel de la décision.

·       La question de l’enrichissement personnel n’était pas posée ; à vrai dire cet argument, fréquemment soulevé par les avocats pénalistes, omet soigneusement la réalité d’un enrichissement indirect de tel ou tel élu qui a pu bénéficier des fraudes commises par son parti.

·       Si le tribunal a prononcé l’exécution provisoire de la peine d’inéligibilité, il n’a pas inventé la règle par définition ; il n’a fait que suivre la loi Sapin II, contre laquelle Marine Le Pen n’a d’ailleurs pas voté ; si le principe du caractère obligatoire de l’inéligibilité avec exécution provisoire, sauf décision contraire et motivée des juges, est absurde, il ne fallait pas que les parlementaires, élus du « peuple » doit-on le rappeler puisqu’on nous rebat les oreilles avec la « démocratie », décident de le consacrer dans la loi ; et si la disposition est en définitive mauvaise, il est loisible aux parlementaires de l’abroger.

·       Aucun élu du peuple n’est au-dessus des lois ; un parlementaire est un citoyen comme les autres, il n’a pas moins de droits mais il n’en a pas plus.

·       Le populisme de droite comme de gauche est un poison pour le pays, le paradigme américain et les attaques de Donald Trump contre le judiciaire et ses auxiliaires le démontrent aisément.

·       Exciper de la « démocratie » contre les juges, se référer au « peuple » souverain qui pourrait tout justifier constitue une atteinte inacceptable à l’État de droit ; et, n’en déplaise à certains, il y a des valeurs plus hautes que la démocratie, c’est pour cela qu’on appelle les régimes civilisés des démocraties libérales, sauf à tomber dans la démocratie bolivarienne chère au meneur des Insoumis.

·       Si Marine Le Pen n’obtient pas une décision favorable de la part de la cour d’appel de Paris dans les délais avant la prochaine élection présidentielle ou si la cour confirme son inéligibilité avec exécution provisoire avant cette élection, elle ne pourra certes pas se présenter, après, rappelons-le, ses trois échecs précédents souhaités par le « peuple », mais une autre personne représentera sûrement le RN, a priori Jordan Bardella ; et si ce dernier est finalement élu, rien ne l’empêchera de désigner Marine Le Pen comme Première ministre…

 

 

Affaire Le Pen : quand les juges manquent de jugement

Par Jean-Philippe Delsol

 

Marine Le Pen a été, ce 31 mars, reconnue, par le tribunal de Paris, coupable d’avoir mis en place, entre 2004 et 2016, un « système de détournement » de l’argent versé par l’Union européenne pour l’embauche de collaborateurs parlementaires, afin de financer les activités politiques du parti. Elle a été condamnée à une peine de quatre ans d’emprisonnement dont deux ans ferme, aménageable avec un bracelet électronique, à 100 000 euros d’amende, et à cinq ans d’inéligibilité, avec exécution provisoire.

La décision du tribunal apparaît très lourde, sans avoir contextualisé les faits dans leur époque. Mais le prononcé d’une exécution provisoire est indécent sinon stupide. Et sa motivation n’est pas sérieuse : «Le tribunal a pris en considération, outre le risque de récidive, le trouble majeur à l’ordre public, en l’espèce le fait que soit candidate à l’élection présidentielle une personne déjà condamnée en première instance».

En principe, une condamnation pénale ne produit effet qu’une fois devenue irrévocable (« définitive »), c’est-à-dire lorsqu’il n’est plus possible d’exercer à son encontre une voie de recours (C. proc. pén., art. 708). Le tribunal peut ordonner l’« exécution provisoire » des sanctions, notamment, le cas échéant, la peine d’inéligibilité. Une telle exécution provisoire peut être légitime lorsque ‘il y a un risque que le prévenu commette de nouveaux crimes, ou s’enfuie à l’étranger… ça n’était pas le cas en l’espèce. Or une telle décision peut nuire gravement aux élus concernés alors même qu’ils sont toujours présumés innocents tant qu’ils peuvent faire appel et qu’une décision de dernier recours n’a pas prononcée.

Par sa récente décision du 28 mars 2025, le Conseil constitutionnel a jugé qu’avant de prononcer l’exécution provisoire d’une mesure d’inéligibilité, il revient au juge, « dans sa décision, d’apprécier le caractère proportionné de l’atteinte que cette mesure est susceptible de porter à l’exercice d’un mandat en cours et à la préservation de la liberté de l’électeur ». Cette décision était une perche tendue au tribunal de Paris pour éviter de prononcer l’exécution provisoire à l’encontre de Marine Le Pen.

Le tribunal de Paris n’en a pas tenu compte, sans doute par idéologie. Pourtant s’il a peut-être entravé la candidature de Marine Le Pen, il a très probablement donné des armes au RN et lui a peut-être offert les clés de la prochaine élection présidentielle en en faisant une victime de la justice politique.