dinsdag 30 augustus 2022

Het communisme in Albanië: roze of rood?


    
 Het autobiografische boekje Vrij van de Lea Ypi* heeft een prachtige openingszin.  ‘Ik heb me nooit afgevraagd wat vrijheid eigenlijk inhield, tot de dag dat ik Stalin omhelsde.’ Nou vraag ik je.  ’t Is kort, ’t is krachtig en ’t is een leugen, want de lezer begrijpt dat dat omhelzen van Stalin niet echt was, al was het maar omdat vadertje al een hele poos dood was toen Ypi werd geboren.
     Lea Ypi heeft een gelukkige kindertijd gehad in het communistische Albanië van de jaren 80. Ze groeit op in een leuk intellectueel gezinnetje: een brave vader, een kordate moeder en een pittige grootmoeder, die veel talen kende. De kleine Lea gaat graag naar school en luistert aandachtig naar de communistische propaganda van juf Nora. De imperialisten beweren, zegt juf Nora, dat Stalin klein van stuk was, maar dat was een leugen. Bovendien ‘was het een typische imperialistische fout om je aandacht te richten op uiterlijkheden in plaats van op wat werkelijk van belang was. Stalin was een reus, en zijn daden waren veel belangrijker dan zijn lichaamsbouw.’ Ook wordt in de klas de vraag behandeld of Stalin evenveel van kinderen hield als Lenin. ‘Ongeveer evenveel,’ weet de juf, want de juf weet veel. Alleen raakt zij niet goed wijs uit de filosofen Hegel en Engels, die ze dan maar herdoopt tot ‘Hangel’, de ene keer een leermeester, de ander keer een leerling van Marx. De kleine Lea neemt het allemaal gretig in zich op. Ze is het soort leerling dat zich goed voelt in de artificiële wereld van klas en school. Ik denk dat ze graag gezien was door juf Nora; zelf had ik zulke leerlingen ook graag.
     Albanië moet het armste land van Europa zijn geweest – dat is het wellicht nog –, maar de kleine Lea merkt daar niets van. Iedereen bezit even weinig, niemand komt om van de honger en iedereen heeft een dak boven zijn hoofd. Je moet in de rij staan om eten te kopen, en de porties zijn klein, maar Lea heeft dat nooit anders geweten. Het maakt deel uit van het leven; het is iets waar je je geen vragen bij stelt. Soms ziet Lea vreemde wezens, toeristen, die een vreemde geur verspreiden*, en het gebeurt dat die toeristen een leeg colablikje achterlaten. Zo’n mooie rode cilinder wordt dan meegenomen naar huis en als ornament op de televisie geplaatst. Ja ze hebben zelfs televisie – maar als ze iets leuks willen zien, zoals een voetbalmatch, het Eurosongfestival of ‘reclama’, dan moeten ze uitwijken naar zendstations van andere planeten zoals Italië en Joegoslavië.
     Albanië was indertijd ook het meest onvrije land van Europa, maar zelfs dat wordt door een kind niet opgemerkt. Lea moet haar ouders en haar juf gehoorzamen, zoals alle kinderen waar ook ter wereld. Als ze wil spelen met vriendjes of vriendinnetjes moeten ze sámen afspreken wát ze gaan doen. Zelf zingt ze het liefste liedjes zoals op de televisie; haar vroegrijp vriendinnetje speelt liever ‘bruidjes en baby’s’, en de bullebak van de buurt wil altijd ‘fascisten en partizanen’ spelen. Maar als ze van school naar huis wil, kan ze helemaal zelf beslissen welke weg ze neemt: links, rechts of rechtdoor. Als ze zonnebloempitten wil kopen, kan ze kiezen tussen gezouten en ongezouten, geroosterd of ongeroosterd.
     Ypi gebruikt met succes de oude truc om de Grote Mensen-wereld te beschrijven door de ogen van een kind. Zo is ze jaloers op haar vriendinnetjes in wier huis een portret van partijleider Enver Hoxha aan e muur hangt. Ze wil dat haar ouders ook zo’n portret aan de muur hangen, maar die stellen dat altijd maar uit omdat ze geen geschikte fotolijst vinden. De kleine Lea vindt dat een uitvlucht en roept boos: ‘Jullie houden niet van oom Enver.’ Er verschijnt paniek in de ogen van de ouders. De grootmoeder neemt het kind apart en vraagt dringend dat het nooit meer zoiets zal zeggen, niet binnen het gezin, en zeker niet buiten het gezin. De volwassen lezer begrijpt dat een gebrek aan warme gevoelens voor oom Enver nare gevolgen kan hebben. 
    Soms ook tast die volwassen lezer evenzeer in het duister als de kleine Lea zelf. De ouders hebben bijvoorbeeld een overdreven belangstelling voor alles wat met universiteiten te maken heeft. Ze hebben het er voortdurend over. Sommigen van hun kennissen doen heel erg lang over hun studies, tot twintig jaar. Sommigen studeren af, maar er zijn er ook die opgeven, of zakken voor het examen. Dat laatste komt door docenten die overdreven streng zijn. De kleine Lea begrijpt het allemaal niet zo goed, en de volwassen lezer zet in potlood een vraagteken in de marge, erop hopend dat het mysterie in een volgend hoofdstuk wordt uitgeklaard.
     Zelf begon mijn kijk op Albanië door het lezen van die kindertijdmemoires zoetjesaan roze te kleuren. Misschien was het allemaal niet zo erg als ik had gedacht. Akkoord, de mensen hadden niet de vrijheid om op oom Enver te schelden, maar het volstond dat je dat achterwege liet om veilig te zijn. Mensen bleven altijd en overal mensen, en er was nog leven buiten de politiek. Er stond misschien op elk plein een standbeeld van Stalin, maar een standbeeld stuurt geen mensen naar de Goelag. Albanië begon voor mij te lijken op een poppenhuisversie van het stalinisme.
     Ik dacht terug aan mijn laatste jaar in het middelbaar. Onze school stuurde ons toen op bezinningsweek. Je mocht geloof ik kiezen tussen een aantal plaatsen. Ik koos ervoor om een week in een klooster door te brengen. Je moest een paar gebedsdiensten per dag bijwonen, en enkele gemeenschappelijke maaltijden, en verder bleef je in je cel, om je over te geven aan vrome bezinning. Nu, vroom was ik wel, zij het niet in de betekenis die de paters aan het woord gaven. Ik had het boek Histoire du Parti du Travail d’Albanie meegenomen, 738 pagina’s dundruk. Het moet ongeveer het saaiste boek zijn dat ik ooit heb gelezen. Ik deed er een week over; toen ik naar huis ging was het uit.
    In deel drie van het boek werden vele bladzijden gewijd aan het ideologisch conflict tussen Enver Hoxha en Chroestsjov, en in één zinnetje werd vermeld dat een zekere Liri Belishova het bestaan had om het in deze kwestie niet niet eens te zijn met oom Enver. Nu stond het er niet bij, maar ik ging er vanuit dat onze vriendin Liri naar aanleiding van dat meningsverschil was gearresteerd en geëxecuteerd. Vele, vele jaren later, het moet na 1991 geweest zijn, zag ik op televisie een reportage over Albanië, en wie werd daar opgevoerd: een kranig oud vrouwtje, helemaal in het zwart gekleed, dat niemand minder dan Liri Belishova bleek te zijn. Ze was helemáál niet geëxecuteerd, ze had gewoon dertig jaar in de gevangenis gezeten. Misschien, dacht ik nu, was er in Albanië wel niemand geëxecuteerd. 
     In een van de latere hoofdstukken van Vrij, vertelt Lea Ypi hoe het communisme in Albanië in elkaar gestuikt is. Ook leggen haar ouders in dat hoofdstuk eindelijk uit hoe dat zat met die universiteiten. Dat was codetaal voor gevangeniskampen. Iemand die na twintig jaar afstudeerde was iemand die na twintig jaar werd vrijgelaten. Een strenge docent was een wrede kampbeul. Wie zijn studies opgaf, had zelfmoord gepleegd. Iemand die zakte voor een examen, was geëxecuteerd.
     Dus toch.

Voor de strenge maar rechtvaardige recensie van Herman Jacobs, zie hier.
** De geur van zonnebrandolie.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten