Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

donderdag 1 mei 2025

Socialisme, paternalisme, wensdenken


      Aan de vooravond van 1 mei plaatst Dominique Willaert een post over het socialisme. Voor hem is socialisme ‘solidariteit en kameraadschap’. Dat zijn zeker twee mooie idealen. Maar is socialisme ook geen uiting van paternalisme en onderliggend wensdenken? Ik citeer Willaert

 Arbeid vereist een organisatie op maat van wat mensen arbeidsfierheid en -voldoening heeft. Mensen moeten blij en fier zijn op en met het werk dat ze verrichten en het moet ook haalbaar zijn. Nu wordt arbeid al te vaak gereduceerd tot ‘loon’! De productie moet in functie komen te staan van wat een samenleving echt nodig heeft, van de reële noden en behoeften. Een economie moet in de eerste plaats in functie staan van betaalbare en toegankelijke woningen, gezondheidszorg, publiek transport, energie. Heel wat rommel die wordt geproduceerd is schadelijk en onwenselijk. Nogal wat goederen en ook diensten (denk aan veel van de digitale shit) fungeren als verzadigde vetten en snelle suikers: ze maken ons ziek. Een socialistische maatschappijvisie impliceert een samenleving waarin de mens centraal komt te staan en niet de winsten en de groei. We moeten dit blijven tegen elkaar zeggen: dat er voldoende welvaart en rijkdom aanwezig is om iedereen aan boord te houden en niemand achter te laten*.  

     Het paternalisme neemt twee vormen aan. De eerste vorm betreft de consumptie. In een vrije maatschappij mag je zelf kiezen waar je je geld het liefste aan besteedt: aan de aankoop van een ‘toegankelijke woning’ of aan ‘digitale shit, verzadigde vetten en snelle suikers.’ In een paternalistische maatschappij daarentegen is er een instantie die de samenleving vertegenwoordigt en die beslist wat je ‘echt nodig’ hebt en wat ‘rommel’ is**.
       De tweede vorm van paternalisme betreft de productie. Willaert vindt dat een bevredigend en haalbaar werk belangrijker is dan het ‘loon’. Dat is een begrijpelijke voorkeur. Ik heb indertijd mijn kantoorjob verlaten om les te gaan geven en ik heb daarbij veel voldoening en fierheid ervaren. Dat had overigens meer te maken met de inhoud van het werk dan met de arbeidsorganisatie, maar dat dat laatste ook een rol speelt, valt niet te ontkennen.
      Men kan het werk van een heftruckchauffeur, een magazijnier, een booglasser, een metselaar, een visser, een informaticus, een journalist, een verkoopster, een callcenter medewerker enzovoort organiseren op verschillende manieren. Het is de taak van de ondernemer of manager om hierbij te zoeken naar creatieve oplossingen die zijn werknemers tevreden houden zodat ze niet naar een andere job uitkijken. Maar bij die oplossingen kan er een spanning ontstaan tussen efficiëntie en ‘mensenmaat’. Soms gaan die samen, en soms niet.
     Veronderstel dat er op een industrieterrein twee bedrijven naast elkaar staan. In bedrijf A is het werk op mensenmaat georganiseerd, met een aangenaam niveau – niet te hoog, niet te laag – van automatisering, met een roterende taakverdeling, met gevarieerde taken die zichtbaar zijn in het eindproduct, met een rustgevende werkomgeving en vooral met een rustig werkritme. In het bedrijf ernaast, bedrijf B, wordt veel sneller gewerkt, er is minder geïnvesteerd in de verfraaiing der werkplaats,  het arbeidsproces is gefragmenteerd en monotoon, en een deel van het werk gebeurt zelfs aan de ‘lopende band’. Het ritme ligt hoog en het duurt enige tijd voor nieuwe werknemers zich kunnen aanpassen. De meesten van hen zijn niet van plan om er tot hun 67ste werken.
     Er is nog een ander verschil tussen de twee bedrijven. In bedrijf B ligt de productiviteit dubbel zo hoog en zijn ook de lonen dubbel zo hoog. Mijn vraag aan Willaert is nu: mogen de arbeiders vrij kiezen in welk bedrijf ze gaan werken? Ik vind van wel. Zij mogen zelf kiezen of ze ‘loon’ of ‘arbeidsvoldoening’ het belangrijkste vinden. Dat moeten de socialisten niet voor hen doen.
     Willaert zou kunnen tegenwerpen dat zo’n bedrijf-op-mensenmaat als A vandaag niet bestaat. Dat is waar. Dat is omdat alle arbeiders ondertussen gekozen hebben voor het productievere, hogere lonen uitbetalende bedrijf B***, of, realistischer, voor een bedrijf dat een tussenweg zoekt tussen A en B.
     Dat was het paternalisme.
       En hoe zit dat met het onderliggend wensdenken? Een socialist zoals Willaert zal het misschien niet toegeven, maar zijn droom is eigenlijk om de mensenmaat van bedrijf A te combineren met de hoge lonen van bedrijf B****. Hij denkt dat dat mogelijk is door de welvaart beter te verdelen. Dan is er genoeg om iedereen de mogelijkheid te geven een ‘toegankelijke woning’ te kopen, en om langdurig werklozen een ruime uitkering te betalen. Kijk maar naar de winsten die bedrijf A en B maken. Maar dat is een misvatting. Die winsten moeten voor een groot deel opnieuw worden geïnvesteerd. Alleen wat de ondernemers consumeren aan villa’s en dure auto’s kan worden verdeeld, en zoveel is dat nu ook weer niet.
    ‘Er is welvaart genoeg,’ ik heb het mijn vriend G.V. zo vaak horen zeggen. Dat was eind de jaren 70. De fabrieken draaien, redeneerde hij, de producten rollen van de band, men zou ze bij wijze van spreken gratis aan de werklozen kunnen uitdelen*****. Er was iets in de redenering die mij niet overtuigde, maar ik wist niet wat. Pas toen ik het begrip ‘kapitaalconsumptie’ leerde kennen, zag ik het plots. Niet alleen die producten worden geconsumeerd, ook die lopende band en die fabriek zelf worden ‘geconsumeerd’, zij het dat we die consumptie meestal ‘slijtage’ noemen.

 

* Ik heb het citaat lichtjes ingekort. Met name heb ik alle verwijzingen naar natuur en ecologie weggelaten, omdat die kwestie wetenschappelijke kennis veronderstelt en collectieve voorkeuren betreft. Die kennis heb ik niet, en over die voorkeuren heb ik weinig te zeggen.

** Zie ook mijn stukje Consumofobiehier.

*** Niet álle arbeiders. De tv-serie Yellowstone gaat over cowboys die heel bewust kiezen voor een heel laag loon om het werk te kunnen uitvoeren dat hun voldoening en fierheid verschaft. 

**** Het combineren van de voordelen van bedrijf A en bedrijf B is overigens best mogelijk. Sinds de industrialisatie is het zo gegaan in alle landen van de wereld. Het middel daartoe was ‘groei’ – net het middel dat Willaert verwerpt. 

***** In werkelijkheid gebruikte G.V. dat argument om te pleiten voor werktijdverkorting zonder loonverlies, maar de logica is dezelfde.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten