Deze week heeft Raoul een interview gegeven aan De Zondag.
Zo’n politiek interview heeft zelden de allure van een filosofisch essay. Het is niet erg aardig om in zo’n stuk te gaan speuren naar logische foutjes of onnauwkeurigheidjes. Een oude schoolkameraad, die tot dezelfde partij als Raoul behoort, zou mij daar trouwens onmiddellijk op aanspreken. Ik frons dus hoogstens één wenkbrauw als Raoul beweert dat onder Thatcher de Engelse economie bergaf ging, dat onder Pinochet het analfabetisme in Chili bergop ging, en dat het schrijven van veel boeken bewijst dat de PVDA geen partij van populisten is. Ik ben bereid daar allemaal niet te zwaar aan te tillen. In het vuur van ons betoog, gooien we allemaal wel eens zaken op één hoop en misschien bedoelt Raoul iets anders dan wat hij zegt.
Maar aan het einde van het interview krijgt Raoul een paar moeilijke vragen die hierop neerkomen: Is de PVDA nu voor of tegen een communistische dictatuur? Is de PVDA nu voor of tegen revolutionair geweld? Raoul verklaart dat hij tégen dictatuur en tégen geweld is, en voegt daar enkele nuances aan toe waaruit blijkt dat hij eigenlijk vóór die dictatuur en vóór dat geweld is – als ze van de juiste linkse kant komen. De antwoorden van Raoul verbaasden mij omdat ik dacht dat de PVDA al meer afstand had genomen van haar marxistisch-leninistisch verleden en al verder was opgeschoven naar de brede, democratische, groen-linkse grondstroom van meer gelijkheid, meer belastingen en meer staatsbemoeienis.
Dat van die dictatuur kan ik het makkelijkste uitleggen, want Raoul zegt onomwonden dat hij veel sympathie heeft voor het Cubaanse regime. Dat zeggen wel meer linkse mensen. Maar Raoul beweert nog iets anders. Hij beweert, in tegenstelling tot die andere linkse mensen, dat Cuba géén dictatuur is. Daarvoor heeft hij twee argumenten. Één. Mandela heeft indertijd Cuba uitgekozen voor zijn eerste buitenlandse reis. Ik geloof dat dat waar is, maar als argument is het zwak. Twee. Castro is alleen heel lang aan de macht kunnen blijven omdat hij de steun had van het volk.
Of dat waar is van die steun, weet ik niet. Het doet hier ook niet ter zake. De steun van het volk voor een regime is immers niet de definitie van democratie. De bevolking mag als één man achter het regime staan, zolang ze de kans niet krijgt om dat in vrije verkiezingen duidelijk te maken, heb je geen democratie maar een dictatuur. En in die betekenis zijn zowel het linkse Castro-regime als het rechtse Pinochet-regime, wat verder ook hun verdiensten of tekortkomingen mogen zijn, als dictaturen op te vatten. Ik heb het Ludo Martens, de leermeester van Raoul, vele keren horen uitleggen. Het Stalinregime was democratisch want het volk stond als één man achter het regime. Dankzij die volkssteun kon het regime de nazi-inval afslaan. Nu, misschien was dat zo, misschien ook niet. Maar met democratie had dat niets te maken.
De kwestie van het revolutionaire geweld ligt ingewikkelder. Raoul prijst de gewapende strijd van Che Guevara. ‘Je moet dat in de specifieke context zien. De Cubanen leden onder de dictatuur van Batista. Was er een andere oplossing? ... Soms is dat nodig. Maar dat betekent niet dat we dat in België gaan toepassen. Che heeft in Congo en Bolivia ook ondervonden dat dat niet overal werkt. Je moet het volk aan je kant hebben.’
Ik wil hier een eind meegaan met Raoul. Om te beginnen vind ik het prachtig dat Raoul geen geweld wil toepassen in België. Ook volg ik hem in zijn redenering over die ‘specifieke context’. Ik kan begrijpen dat er ‘specifieke contexten’ bestaan waarin strijdbare temperamenten een wapen leegschieten op soldaten of bomaanslagen plegen op kazernes. Een dictatoriaal regime waarbij de bevolking (of een deel ervan) de kans niet krijgt om de regering op vreedzame manier wandelen te sturen is zo’n ‘specifieke context’. Het is eigenlijk ook de enige. Maar Raoul zijn voorbeeld van Bolivia, waar Che ‘het volk niet aan zijn kant had’, roept bij mij herinneringen op aan 45 jaar geleden.
Ik had juist het boekje van Régis Debray gelezen over de ‘Revolutie binnen de revolutie’. Debray was met Che naar Bolivia getrokken om her en der ‘revolutionaire haarden’ aan te steken. In zijn boekje legde hij uit dat guerrilla-activiteiten de beste methode waren om het volk aan je kant te krijgen. Met die nieuw verworven wijsheid ging ik naar een avond van het Davidsfonds, waar Fernand Tanghe, een maoïst uit Leuven – later een van de eerste ex-maoïsten – aan de plaatselijke middenstand de principes van de volksoorlog kwam uitleggen. Che Guevara en Debray hadden het in Bolivië verkeerd aangepakt, vertelde Tanghe. Daarom was Debray gevangen genomen en was Che doodgeschoten. Een échte revolutionair pakte dat anders aan. Je moest eerst een significant deel van de bevolking achter je krijgen, zoals Mao dat had gedaan in China. Daarna pas mocht je het militaire geweld bovenhalen.
Ik heb daarna jarenlang de doctrine uitgedragen die ik van Fernand Tanghe had geleerd. Revolutionair geweld was alleen geoorloofd in een ‘specifieke context’. Revolutionair geweld was alleen aanvaardbaar als er geen andere oplossing was. Revolutionair geweld kon alleen maar worden aangewend als je het volk aan je kant had. Vooral dat laatste. Dat Raoul vandaag dezelfde argumentatie hanteert, laat zien dat bij de PVDA de ‘oude vormen en gedachten’ van tante Jet nog niet volledig gestorven zijn.
Wat Raoul had moeten zeggen is dit: ‘Cuba is voor ons geen model. Wij zullen nooit, zoals Lenin en Castro, de vrije verkiezingen opdoeken en partijen verbieden die een ander ideaal aanhangen dan het onze. Che Guevara voerde zijn gewapende strijd in Cuba en Bolivia tegen militaire dictaturen. Maar wij leven in een liberale democratie. In zo’n context zullen wij nooit revolutionair geweld goedpraten, bepleiten of organiseren. Maar verder blijven wij voorstanders van meer gelijkheid, meer belastingen en meer staatsbemoeienis.’
Ik weet niet of Raoul mijn raad zal volgen. Misschien antwoordt hij wel: ‘Wij hebben geen lessen in democratie te ontvangen van ...’ waarop een scheldwoord, een smadelijke omschrijving of een jij-bak volgt. Communisten zijn sterk in een bepaald soort polemiek.
Dit stukje verscheen ook op Doorbraak