Longreads: als het ietsje (of veel) langer mag zijn

woensdag 30 maart 2022

Het nieuwste schandaal: de bijles

       Bij de voorpagina van Het Nieuwsblad van 29 maart wordt het grootste lettertype gebruikt voor de kop ‘Leerkrachten sturen hun leerlingen zelf naar privébijles.’ Die kop is groter dan die over de PFOS-vervuiling, groter dan die over de mep van Will Smith, en vele malen groter dan die over de vergiftiging van Roman Abramovitsj. In het bijhorende artikel wordt aangehaald dat ‘liefst’ vier op de tien leraren in het middelbaar onderwijs hun leerlingen doorverwezen hebben naar de ‘private markt’. Vier op de tien – zo weinig? Ik heb het in elk geval vaak gedaan.
     De argeloze lezer denkt nu misschien dat die doorverwijzers leraren Frans of wiskunde zijn die, ontevreden over het niveau van een leerling, de ouders aanraden hun kind bijlessen te laten nemen voor Frans of wiskunde. Dat is slechts zelden het geval. De betrokken vakleraar vindt meestal - en niet altijd ten onrechte - dat zo
n leerling gewoon wat beter moet opletten in de les of best een andere studierichting kan kiezen. Het is daarentegen de klassenleraar die die raad geeft als hij vreest dat de leerling aan het einde van het jaar voor een ànder vak dan het zijne zal zakken.
     ’t Is geen nieuw verschijnsel, die bijlessen. In Terence Rattigans toneelstuk The Browning Version geeft leraar Crocker-Harris bijles Grieks aan leerling Taplow – althans ik denk dat dat de betekenis is van het ‘extra work’ waar Taplows vader voor moet betalen*. De Browning Version werd voor het eerst opgevoerd in 1948. En toen ik naar school ging, een kleine generatie later, waren er ook af en toe leerlingen die bijles volgden om een herexamen voor te bereiden, of, wat nog beter was, om er een te vermijden.
     Maar ook al zijn bijlessen geen nieuw verschijnsel, er zou de laatste tijd, volgens onderzoek, een ‘stijgende trend’ zijn. Je weet dan hoe laat het is. Als een trend stijgt of daalt, zijn er meteen bzorgde lieden die de noodklok luiden. ‘Een enorm maatschappelijk probleem,’ zegt Stefaan Grielens, algemeen directeur van de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Nou, nou, een ‘maatschappelijk probleem’, en dan nog wel ‘een enorm maatschappelijk probleem’. ‘Een kwalijke evolutie,’ zegt Lieven Boeve ook. En het komt, volgens hem, omdat op school niet voldoende ‘gediversifieerd’ les wordt gegeven.
    Natuurlijk zijn bijlessen een teken dat er iets fout loopt met het onderwijs. Leerlingen en leraren zijn mensen, en waar mensen zijn loopt wel eens iets fout. De ene leerling is al wat vlijtiger dan de andere. Er zijn leerlingen die halve nachten gamen en slapend in de klas zitten, en andere die uren en uren op sociale media bezig zijn. En zelfs bij vlijtige leerlingen kunnen zich problemen voordoen. Ik heb een leerling gehad die voor alle vakken schitterende punten haalde, maar voor wiskunde niet boven de 30 % raakte. En dan heb je nog de kant van de leraren. De ene leraar geeft beter les dan de andere, en bijscholingen veranderen daar niet veel aan. Ook stelt de ene leraar al wat hogere eisen dan de andere. Er zijn zelfs leraren die nog altijd dezelfde eisen stellen als die die gangbaar waren vóór games en sociale media hun intrede deden. Wie denkt dat alle tegenvallende resultaten die daaruit voortvloeien binnen de school kunen worden opgelost, verwacht wel erg veel van leraren.
     Iedereen met onderwijservaring weet dat bijlessen niet alles oplossen. Maar een uurtje individuele les, één-op-één tutoring zoals dat in het jargon heet, houdt ontegenzeggelijk voordelen in. Het is een uurtje dat niet achter een console of smartphone-schermpje wordt doorgebracht: autant de gagné sur l’ennemi. En de aandachtgestoorde leerling kan zich beter concentreren als de aandacht niet moet worden verdeeld tussen de les, de medeleerlingen en het vogeltje aan het raam. Ook kunnen uitleg en oefening op maat worden gesneden. Twee of drie misverstanden op het spoor komen en uit de weg ruimen kan al een heel verschil maken.
     Kan dat niet allemaal binnen de school gebeuren? Natuurlijk wel, en het gebeurt al. Veel leraren géven tijdens middagpauzes onbezoldigd bijles aan leerlingen die daarom vragen. Maar blijkbaar is het niet genoeg, want onderzoek, nietwaar, heeft dus aan dat het aantal privébijlessen stijgt. Het hoge woord is eruit: privé! Mensen die altijd vinden dat de overheid het moet overnemen bij falen van de privémarkt, hebben er de grootste moeite mee om te aanvaarden dat de privémarkt het overneemt als de overheid faalt. De overheid zou niet mogen falen, vinden ze. Als individuele bijlessen een probaat middel zijn, dan moeten de scholen ze zelf maar op een systematische manier aanbieden.
    Ja, dat zou ook een mogelijkheid zijn, maar dan moet er een grote verspilling van middelen worden aanvaard. Hoe kan een school op voorhand inschatten hoeveel bijlessen ze zal nodig hebben? Moet ze voor de zekerheid een ruime marge nemen? En moet de staat voor de subsidiëring de scholen met de grootste nood als norm nemen? Wat zal verder doen met de verschillende noden jaar per jaar? En krijg je door die aanpak geen leerlingen die nog minder hun best doen in de klas omdat ze toch, een maand voor de examens, een beroep kunnen doen op de gratis bijlessen die de school aanbiedt? Wordt aanbod en vraag in die materie juist niet veel beter op elkaar afgestemd op de markt?
     De tegenstanders van het privé-initatief komen aandragen met de klassieke argumenten. Er zou wel eens winst kunnen worden gemaakt. Internetplatforms en kantoren gaan lesgevers en leerlingen met elkaar in contact brengen en daarvoor een vergoeding opstrijken. Het kan aan mij liggen, maar ik zie daar het nadeel niet van in. CLB’er Grielens haalt er de sociale kwestie bij: ‘Dan ontstaat er een kloof tussen wie het wel en wie het niet kan betalen.’ Daar is natuurlijk iets van aan, maar de grootste kloof zal wel zijn, zoals bij menig ander product, tussen wie het wel en wie het niet wíl betalen. Ten slotte is er de kwestie van de controle. Onderwijsspecialisen als Ides Nicaise en Louise Elfers gruwen bij de gedachte dat iedereen zo maar bijles kan geven. Zij sturen aan op kwaliteitslabels, strenge standaarden en inspecties**. Maar dat is dan weer niet naar de zin van andere tegenstanders die vinden dat zulke controle het bestaan van bijlessen zou ‘legitimeren’. Ik verheug mij over die meningsverschillen in het anti-bijleskamp.
     Bij het artikel in Het Nieuwsblad was een kort interviewtje met Ben Weyts gevoegd. De kop luidde: ‘Leerlingen zouden er nooit voor móéten kiezen.’ Ook die kop stond mij tegen. Maar de rest van het stukje viel mee. Weyts wil meer geld uittrekken om leerkrachten aan te stellen die ‘leerachterstand kunnen bijspijkeren’. Dát geld is inderdaad beter besteed dan als het zou gaan naar uitbreiding van de onderwijsbureaucratie. En verder besluit Weyts: ‘Het aanbod van betalende bijlessen heeft altijd bestaan en het zal blijven bestaan. Het staat mensen vrij om zulke diensten aan te bieden, en het staat ouders vrij om erop in te gaan. Er is deontologisch wel een rode lijn: een leerkracht kan geen betaalde bijles geven aan een leerling die hij ook moe beoordelen.’
     Een wijs oordeel, en wat die deontologische regel betreft, die is terecht. De leerlingen in The Browning Version deden bij Crocker-Harris ‘extra work’, en de ouders betaalden daarvoor, in de hoop de leraar gunstig te stemmen bij de deliberaties. ’t Was overigens een valse hoop, want Crocker-Harris was de rechtlijnigheid en de rechtvaardigheid zelve. De leerlingen kregen ‘exactly what they deserve. No less, and certainly no more.’ Het leverde hem de bijnaam op van de ‘Himmler of the lower fifth’, niet bij zijn leerlingen overigens, maar bij zijn rekkelijke collega’s en zijn schipperende directie.

 

* Ik heb het boekje voor de zekerheid nog eens ter hand genomen en meteen in één ruk uitgelezen. 

  ** In het Het Nieuwsblad van 31 maart stond een heel interessante lezersbrief van een gewezen schooldirecteur. Hij wijst erop dat bijlessen vaak efficiënt zijn omdat ze aan controle en sturing ontsnappen. Ik citeer: ‘Meestal doen bijlesgevers net dat wat de leraar van zijn leerplan niet mag: drilloefeningen geven, hameren op woordenschat of theorie, extra oefeningen ... terwijl de leraar niets liever zou willen dan zelf die nodige basis te leggen. Hier falen dus de leerplannen, en niet de school of de individuele leraren.’

maandag 28 maart 2022

Verzoening


     Veel mensen hopen dezer dagen dat er in Oekraïne een verzoening komt tussen de strijdende partijen. Ik ben meer van het type dat op een overwinning hoopt - voor de Oekraïners in dit geval. In film en literatuur daarentegen hou ik erg veel van verzoening. 
     Gisteren keek ik met mijn vrouw op Netflix naar de Italiaanse film Scialla!, wat in het Engels kan worden vertaald als ‘chill, man!’ of in het leerlingen-Vlaams in 
‘chillen, gast!’. Wij kiezen meestal om beurten een film. Ik kies dan een Hollywoodproduct, en mijn vrouw een Italiaanse, Spaanse, Deense, Servische, Indische, Turkse of Iraanse film – wat men in Angelsaksische landen een ‘subtitled movie’ noemt*.
     Scialla is een lichte film, waarin er veel wordt bijgelegd, zowel in de hoofdlijn als in de bijlijnen van het verhaal. Een oudere leraar verzoent zich met zijn zoon, met met de lerares van zijn zoon, met een ex-geliefde, met een pornoster wier biografie hij schrijft, met een gangster die uit het niets opduikt. Ik hou daarvan.
     Verhaalkunst drijft naar het schijnt op conflict. A krijgt het aan de stok met B, waarbij B wel eens een booswicht is. Het is dan leuk dat die booswicht iets onaangenaams meemaakt: een taart in zijn gezicht, een mestkar die wordt uitgestort over zijn auto met open dak, een kogel door zijn hoofd waarbij het bloed er aan de achterkant uitspat. Zo’n wending is emotioneel bevredigend. Moreel echter blijf ik met een onvoldaan gevoel achter.
     Anders is het als A en B zich met elkaar verzoenen. De romantische komedie werkt zo:  boy meets girl, boy fights with girl, boy marries girl. Zo vergaat het Shakespeares Beatrice en Benedick, en zo vergaat het Austens Elizabeth en Darcy. Toch is zo’n romantische verzoening wat beperkt en vooral Shakespeare zorgt ervoor dat er zich in een moeite door nog enkele andere verzoeningen voltrekken. In zijn komedies komt een huwelijk nooit – of zelden – alleen.
     Zo’n cumulatief effect van verzoening bovenop verzoening heeft zijn charme, zeker als niet alle verzoeningen zich in de strikt romantische sfeer afspelen. Het is ook het principe dat in het voornoemde Scialla wordt toegepast. Maar het mooiste is als de verzoening komt na een omineus begin- en middenstuk. Bij Shakespeare zie je dat in de zogenaamde ‘romances’ of ‘dark comedies’: A Winter’s Tale, Cymbeline en The Tempest. En dan mag die happy end heel breed worden uitgesmeerd en liefst ook iets geheimzinnigs hebben zodat je niet goed weet waar het vandaan komt. Was het de psychologische interactie die het hem deed, of de magie, het toeval, het noodlot, het lekkere eten of de genade Gods? Hoe onwaarschijnlijker hoe beter.
     Van onwaarschijnlijk gesproken: Poetin die tot inkeer komt, zou dat geen mooi einde zijn? Hij kan bij Shakespeare te rade gaan om de juiste bewoordingen voor zijn spijtbetuiging te vinden.

     

 * Die Angelsaksen zijn niet de enigen die een afkeer hebben van ondertitels. Omdat de bioscoop van mijn vader een gedeeltelijk Franstalig publiek had, speelden we veel films in een gedubde versie. Als het niet ‘parlant français’ was, haakten de inwoners van Wervicq Sud en Comines af. Gedubde versies! Borges vergeek de acteurs in gedubde films met mythologische monsters. In de begindagen van de film had men nog het fatsoen om een film die men in een andere taal wou uitbrengen, gewoon twee keer op te nemen, met een andere cast.

woensdag 23 maart 2022

Medialeugens over Oekraïne



    Ik ben, zoals ik in mijn stukje van gisteren toegaf, geen dossiervreter als het op buitenlandse politiek aankomt. Ik geef mijn mening dus graag voor een betere. Maar is mijn veronderstelling fout dat de leugens vandaag vooral in de Russische media komen? Heeft men daar niet maandenlang geschreven dat de militaire maneuvers aan de grens met Oekraïne geen voorbereiding waren op een inval? En nu die inval er toch gekomen is, is er weer iets anders. De inval mag nu geen inval of oorlog worden genoemd. Er is, als je de Russische media leest, geen oorlog aan de gang, en die oorlog die niet aan de gang verloopt naar wens. Als een burgerdoelwit wordt gebombardeerd, is het altijd een gecamoufleerd militair doelwit. Als er vluchtelingen onder vuur worden genomen, dan zijn het altijd de Oekraïense troepen die op hun eigen burgers hebben geschoten.  Ik geloof daar allemaal niet veel van, vooral niet omdat het in Rusland nu bij wet verboden is om die berichtgeving tegen te spreken. 

     Nu geloof ik evenmin  alles wat Zelenski zegt. Hij herhaalde een paar keer dat er al 14.000 Russische soldaten gedood zijn. Als ik zoiets hoor, deel ik dat getal in gedachten onmiddellijk door twee. Maar in onze media wordt de Zelenski-versie ook altijd met een zeker voorbehoud gegeven. Dat betekent overigens niet dat onze media over Oekraïne helemaal neutraal zijn. In het Het Nieuwsblad van gisteren las ik over het ‘heldhaftige’ verzet van de Oekraïners. Een journalist schrijft, vind ik, beter over ‘hardnekkig verzet. Maar heel erg vind ik die woordkeuze ook niet, want eigenlijk zijn die Oekraïners wel echt heldhaftig.

     Wie in onze Oekraïne-verslaggeving - hardnekkig of heldhaftig - zoekt naar een bron van ergernis, zal die vroeg of laat wel vinden. De eerste dagen na de inval, hoorde ik op het vtm-nieuws Carolien van Nunen vanuit Moskou enthousiast vertellen dat alle Russen die ze kende zich tegen Poetin hadden gekeerd. Ik dacht toen bij mijzelf dat Carolien alleen een bepaald soort Russen kende, zoals Pauline Kael alleen een bepaald soort Amerikanen kende*. Maar ondertussen weten we dat heel veel Russen Poetin wel steunen – hopelijk alleen voorlopig – en die steun wordt door onze media niet verzwegen. 

     Waar ik verder last van heb, is het emotionele timbre van de verslaggevers ter plaatse. Dat heeft altijd al op mijn zenuwen gewerkt, gelijk welke ramp die mensen verslaan, en nu, met die bombardementen is het niet anders. Enfin, ik moet daarmee leren leven. Anderzijds, als die verslaggevers voor de camera’s verklaren dat er die nacht drie bombardementen zijn geweest, neem ik aan dat ze niet liegen, en als ze de dodentol ‘vreselijk’ vinden, wie kan ze ongelijk geven?

    Hier en daar lees ik het bezwaar dat onze berichtgeving ‘eenzijdig’ is. Ik lees het vooral bij mensen die vinden dat de toespraak van Verhofstadt op het Maidanplein in 2014 het grootste onrecht is dat het Oekraïense volk ooit is aangedaan. Dat zegt iets over hun zin voor proporties. Maar op zich genomen is het bezwaar niet helemaal onterecht. Er zullen in de jarenlange strijd tegen de separatische ‘volksrepublieken’ in Donetsk en Loehansk heus wel misdaden begaan zijn door de twee kampen. Ook kan het niet anders of er vallen in de huidige oorlog eveneens burgerslachtoffers onder de kogels van, en de bombardementen door, de Oekraïense troepen. Verder zou het mij mij verwonderen als gevangen Russische soldaten altijd netjes worden behandeld. 

     Maar, onder ons gezegd, het zou mij nog meer verwonderen als het menselijke leed dat het invallende leger nu al heeft aangericht niet vele keren erger is – in mijn Amada-tijd zou ik gezegd hebben ‘duizend keren erger is’ -  dan alles waar de Oekraïense regering rechtstreeks of onrechtstreeks verantwoordelijk voor is. Als onze berichtgeving dan eenzijdig is, dan is zelfs die eenzijdigheid tot op zekere hoogte proportioneel.
     Natuurlijk heb ik er  geen enkel bezwaar tegen als onze media lijvige dossiers of grondige reportages zouden opstellen of maken over bijvoorbeeld de wreedheden begaan door Oekraïense strijders. De waarheid heeft haar rechten. Helaas is het voor de leek vaak moeilijk om in zulke dossiers en reportages, die waarheid te vinden die bedolven wordt onder details, coïncidenties, speculaties, emoties, en al dan niet betrouwbare of al dan niet representatieve getuigenissen. Vaak heeft een mens dan geen zin om dat allemaal te gaan lezen en bekijken. En soms is dat ook niet nodig om je een mening te vormen. Er zijn van die kwesties waar de grote lijnen duidelijk genoeg zijn voor wie toe wil zien. 


 

* Mijn stukje van gisteren: zie hier.
** Over Pauline Kael: zie hier. 

dinsdag 22 maart 2022

Buitenlandse politiek vind ik moeilijk


     Toen ik zeventien was, heb ik een poosje pijp gerookt en Le monde diplomatique gekocht. Die pijp heb ik een poosje volgehouden, maar dat Franse weekblad … tja … dat stond vol met stukken die ik niet begreep, over landen die ik niet kende, waar zich problemen voordeden die mij niet interesseerden. Ik ben er snel mee gestopt. Ook toen ik in het maoïstisch milieu terechtkwam, bleef mijn interesse in vreemde landen – China uitgezonderd – beperkt. Mijn klasgenoot en beste vriend destijds vond internationale politiek de enige echt interessante. De inzet was er hoog: oorlog of vrede, hongersnood of welvaart, dictatuur of vrijheid. Ik was bij wijze van spreken meer geïnteresseerd in de kwestie van de ‘democratische school’. De school was iets wat ik kende, maar die buitenlandse politiek leek mij een te moeilijk onderwerp om zelf veel over na te denken. De studie van de Pentagon Papers en andere ingewikkelde dossiers, liet ik graag aan Ludo Martens en Patrick De Boosere over.
     Je kunt je nu afvragen: waaróm is buitenlandse politiek eigenlijk zo moeilijk? Dat komt natuurlijk omdat álles moeilijk is als je iets echt goed wil kennen of kunnen. Een perfecte tuin aanleggen is moeilijk. Een vreemde taal spreken zoals ‘native speakers’ dat doen is ook moeilijk, en áls je dat niveau bereikt, gaat het vaak ten koste van je eigen moedertaal. Wiskunde is voor wie daar geen aanleg voor heeft héél moeilijk; en wie er wél aanleg voor heeft, stoot vroeg of laat evengoed op een muur: hij moet zich specialiseren op één domein van de wiskunde om daar meer van af te weten dan zijn collega-wiskundigen, en dan moet hij aanvaarden dat hij in andere domeinen van het vak alleen nog de klok hoort luiden zonder te weten waar de klepel hangt.
     Ook is buitenlandse politiek zo moeilijk omdat het buitenland zelf ongrijpbaar blijft voor wie de broodnodige achtergrondkennis mist. Wij zijn allemaal min of meer expert in binnenlandse materies. Neem de economie. Het Bruto Binnenlands Product of de GINI-coëfficiënt van ons land moet ik telkens weer opzoeken, maar ik heb wel een ruw idee van de welvaart en de inkomensverdeling. Ik weet ongeveer  hoeveel je een poetsvrouw of een loodgieter betaalt en hoe moeilijk het is om er een pakken te krijgen. Om te weten hoe de huizen van de rijken eruitzien moet ik maar naar het meer van Keerbergen fietsen. Op de autostrada tel ik onbewust het aantal Ford Fiesta’s en het aantal Jaguars. Als Paul D’Hoore mij op de televisie iets vertelt over de levensduurte kan ik dat aftoetsen aan mijn ervaring in de winkel. Als ik lees over de stijgende of dalende werkloosheid, kan ik mij, in mijn confortabele positie van gepensioneerde, toch een voorstelling maken van het bestaan van de werkloze die samen met mij boodschappen doet in de Aldi. Ik heb een soort basisintuïtie die mij helpt om de realiteit achter de cijfers te zien.
      Dat is allemaal anders als het over het buitenland gaat. Mensen die zich storen aan mijn neoliberale en libertaire opvattingen gooien mij vaak de sociale wantoestanden in de Verenigde Staten voor de voeten. Is dát soms wat ik wil, vragen zij. Wat moet ik daar op antwoorden? – ik, die ik amper het verschil ken tussen social security, pension en welfare of tussen medicare, medicaid en health insurance. Trouwens, als ik doorvraag, blijkt meestal dat mijn gesprekspartner die verschillen ook amper kent. En zelfs als die gesprekspartner of ikzelf die zaken gaan opzoeken, kennen we eigenlijk nog alleen maar de theorie. Ik zou jaren in de VS moeten hebben gewoond om de intuïtieve expertise te verwerven waarmee de geboren Amerikaan die begrippen een plaats geeft.
     Kun je die expertise niet verwerven door vlijtig de buitenlandkatern in de krant te lezen? Ik vrees ervoor. Als ik in Spaanse krant iets lees over België, valt dat vaak vreselijk tegen. Ik krijg de indruk dat die krant over een ánder land schrijft dan dat waar ik woon. Zou onze pers dan zoveel beter zijn als zij over Spanje schrijft, of over een ander land? Zijn ónze experten zoveel beter? Ik denk het niet. Het buitenland is zo groot en onze buitenlandredacties zijn zo klein. Zo’n buitenlandredacteur kan zich niet in álle landen specialiseren. En zelfs als hij één, twee of drie landen goed kent, zal wat hij neerschrijft nog altijd het armzalige, gefilterde materiaal zijn en niet het ruwe materiaal met al zijn rijkdom van context.
     Ik schreef onlangs iets over de economie in Oekraïne. Het BBP per inwoner in dat land was in 2021, volgens het IMF, $ 4 384, dus minder dan de helft van dat van Rusland en tien keer minder dan dat van België. Maar betekent dat werkelijk dat een Rus twee keer zo rijk, en een Belg tien keer zo rijk, leeft als een Oekraïner? Ik zou het niet weten. Zo’n BBP is interessant maar zegt niet alles. Het voorbeeld is bekend: als ik het gras maai in mijn tuin en mijn buurman doet hetzelfde in zijn tuin, dan gebeurt er niets met het BBP; mocht ik echter het gras van mijn buurman maaien, en hij maaide mijn gras, en we betaalden elkaar, dan ging het BBP wel omhoog. Nu ken ik ongeveer de grasmaai-toestand in onze wijk maar ik heb geen idee wat de Oekraïners met hun gras doen, en met al de rest.
    Je kunt dat gebrek aan achtergrondkennis van een vreemd land proberen te compenseren door reisverslagen te lezen, televisiereportages te bekijken, of door dat land te bereizen. Maar reisverslagen lees ik niet zo graag, televisiereportages vind ik vaak te belerend; en reisformules waarbij je overnacht bij de plaatselijke bevolking zijn mij te avontuurlijk. Zo blijft het buitenland natuurlijk een onbekende. En als de verschillende onderdelen van dat buitenland met elkaar slaags raken – wat men ‘oorlog’ noemt – dan begrijp ik er al helemaal niets meer van, want zulke conflicten spelen zich af in een ander moreel universum dan dat van mij en mijn omgeving. Daar zou ik eens een ander stukje over moeten schrijven.

zondag 13 maart 2022

Zou een Russische annexatie erg zijn voor de Oekraïense bevolking?

     Bij experts kom ik allerlei zaken te weten over geostrategie waar leken zoals ik geen kaas van hebben gegeten. Wat heeft Poetin toen en toen en toen gezegd? Hoe zijn zijn vorige militaire acties verlopen? Hoe zit dat met de betrekkingen tussen Rusland en China? Ik lees dan die gestoffeerde stukken over de krijgskansen, over risico op escalatie en over de waarschijnlijkheid of onwaarschijnlijkheid van een diplomatieke doorbraak. ’t Zijn stukken waarin de feiten aangevuld worden met speculatie – vaak niet meer dan ‘educated guesses’, maar dat is nog altijd beter dan feitenvrije speculatie en ‘ignorant guesses’.
     Daar tegenover staat dat de leek vragen durft stellen waar de geostrategische expert zijn neus voor ophaalt. Gerard Bodifee stelde onlangs de vraag of een mens het morele recht heeft om een soldaat van een invallend leger dood te schieten. Ook over díe soldaat zingt Willem Vermandere immers dat hij altijd iemands vader is (wat niet waar is) en altijd iemands kind (wat wél waar is, zelfs als het om een wees gaat). Het antwoord van Bodifee is geloof ik dat je die soldaat niet mag doodschieten, behalve als hij een weerloze vrouw probeert te verkrachten of op eigen initiatief aan het moorden slaat.
      Mijn Facebookvriend Michel Berger stelt een nog veel interessantere vraag. Hoe erg zou het eigenlijk zijn als Oekraïne onder controle komt van de Russen, niet voor het geostrategisch evenwicht, maar voor het belang van de gewone Oekraïense burger? Ik laat Michel even aan het woord.

“Dat er Oekraïners zijn die niet onder Russisch gezag willen leven is een feit. Er zijn er die dat niets kan schelen en er zijn er die dat willen. Het is ook een feit dat grote delen van de wereld onder Russisch gezag leven en geleefd hebben (dat laatste onder een regime dat vele malen nietsontziender was voor de eigen burgers dan het huidige). Kortom, dat Oekraïne terug onder Russisch gezag zou vallen is misschien vanuit democratisch oogpunt te betreuren maar hoeft niet erger te zijn dan dat al die Chinezen zuchten (doen ze dat?) onder Xi Yinping. Langer verzet kan alleen maar meer dode Oekraïners opleveren, meer verwoesting van hun infrastructuur … ?”

     In zijn film Love and Death – een parodie op Oorlog en vrede – laat Woody Allen een Russiche sergeant zijn troepen als volgt toespreken: ‘Imagine your loved ones conquered by Napoleon and forced to live under French rule. Do you want them to eat that rich food and those heavy sauces? Do you want them to have soufflé every meal and croissants?’ De soldaten antwoorden luidkeels: No! Die Russische sergeant doet denken aan de ‘What have the Romans ever done for us’-sketch van Monthy Python, over hoe de Joden onder de Romeinse bezetting te lijden kregen van … aquaducten, sanitaire voorzieningen, een puik wegennet, betere geneeskunde en vrede. Los van de satire is het verhelderend om oorlog en bezetting te benaderen vanuit de prozaïsche vraag: wat zijn de alledaagse gevolgen voor de burger?
    Dus – welke alledaagse gevolgen mogen de Oekraïners verwachten van een halve of hele Russische annextie? Wat hebben ze te verliezen? Hun welvaart? Maar in BBP per inwoner gerekend zijn de Oekraïners twee keer zo arm als de Russen. Hun vrijheid? Maar op de vrijheidsindex scoort Oekraïne amper beter dan Rusland (6.86 tegen 6.23)*. Hun nationale onafhankelijkheid? Maar zo’n verlies kun je vergelijken met jeuk: je voelt het vooral als je eraan denkt. Zo zijn er, naast Vlamingen die zuchten onder de onnatuurlijke unitaire staatsstructuur, ook veel anderen die daar nooit aan denken.
     Dat is allemaal wel waar. Ik wil evenwel niet al te vlug zaken als welvaart, vrijheid en onafhankelijkheid afdoen als een kwestie van graadverschillen of inbeelding. Een economische integratie in het Westen zou de Oekraïners op middellange termijn ongetwijfeld meer welvaart brengen dan een oriëntatie op de noordelijke buur. En misschien is die vrijheidsindex niet zo nauwkeurig – Oekraïne kent ten minste verkiezingen die af en toe een
ándere regering aan de macht brengen dan de vorige, wat in Rusland al lang niet meer het geval is, als het ooit zo is geweest.
     Ook zou de misschien lage Oekraïense vrijheidsindex nog veel lager worden als het land bezet wordt en een regimewissel wordt opgelegd. 
In 2014 kwamen de Oekraïners op straat tegen het Janoekovytsj toen die terugkwam op zijn belofte om een vrijhandelsakkoord te sluiten met de Europese Unie en zich wou integreren in de Euraziatische Economische Unie die Poetin wou oprichten. Janoekovytsj was weliswaar democratisch verkozen, maar manifestaties tegen een verkozen regering zijn een courante praktijk in landen die hoog op de vrijheidsindex scoren. De politie heeft toen 108 mensen gedood. We moeten er niet aan denken wat er onder een nieuwe Janoekovytsj zou gebeuren bij pogingen om antiregeringsdemonstraties te houden.
     We kunnen het ook anders verwoorden. Nationale onafhankelijkheid is meer dan alléén een idee; in het geval van Oekraïne, waar bij een in 1991 gehouden referendum een meerderheid van 92,3 % zich uitsprak voor het verlaten van de Russische Federatie, is onafhankelijkheid ook een noodzakelijke voorwaarde om zaken zoals welvaartsgroei en meer vrijheid te garanderen.
     Als de Oekraïeners hun verzet verderzetten, zullen de onmiddelijke verliezen in mensenlevens, infrastructuur en comfort erg groot zijn. Misschien kunnen ze later de vruchten van dat verzet plukken als ze de invaller verslaan. We zouden die vruchten – vrijheid en welvaart – kunnen afwegen tegen die verliezen. Zo’n afweging zou enige speculatie vergen, maar er zullen wel experts rondlopen die dat voor ons willen doen. Zelf stel ik mij echter een andere vraag,  namelijk of mensen in het werkelijke leven op die manier voor- en nadelen afwegen. Orwell, in zijn essay ‘New Words’, dacht van niet. 

 ‘Het hele Westerse denken sinds de eerste wereldoorlog nam impliciet aan dat mensen niets anders wensen dan zekerheid, een gemakkelijk leventje, en zo weinig mogelijk pijn. In zulke visie is geen plaats voor patriottisme en militaire deugden … Maar Hitler voelt in zijn eigen vreugdeloze geest zeer goed aan dat mensen niet alleen confort willen, zekerheid, kortere werktijden, hygiëne, gezinsplanning en, meer algemeen gesproken, gezond verstand. Mensen willen, minstens af en toe, ook strijd en zelfopoffering. Terwijl het socialisme en het kapitalisme tegen de mensen zeiden: ‘Wij beloven u een fijn leven’, zei Hitler: ‘Ik beloof u strijd, gevaar en dood’, en als gevolg daarvan wierp een hele natie zich aan zijn voeten.’

         Wellicht stelt Orwell de zaken wat te scherp. Maar het is opmerkelijk dat Hitler slechts kon worden verslagen toen hij aan de overkant met eenzelfde mentaliteit te maken kreeg, de mentaliteit van ‘I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat’. Dat is de mentaliteit van Zelensky en van vele Oekraïners nu. Of het voldoende is voor een overwinning is helemaal niet zeker. Of het een reden is om toegevingen te weigeren evenmin. Maar zeker is wel dat ik die mentaliteit liever zie bij mensen die hun land verdedigen dan bij mensen die een ander land aanvallen. 

 

* Voor BBP zie hier en voor Freedom Index zie hier. Overigens is de vergelijking van de BBP’en van Rusland en Oekraïne misleidend omdat in dat eerste land een veel groter deel van het inkomen bij de rijksten terechtkomt. Rusland heeft een Gini-coëfficiënt van 37,5, waar Oekraïne er een heeft van 26,6. Zie hier.

vrijdag 11 maart 2022

'Laffe schijtluis'


     Ik heb, in de zeven jaar dat ik op Facebook vertoef, nog nooit iemand ‘ontvriend’. Ik heb er helemaal niets op tegen dat anderen dat doen, maar zelf doe ik er niet aan. Als iemand iets schrijft waar ik het niet eens mee ben, verplicht mij dat om na te denken. Soms vind ik geen tegenargument en zwijg ik. Soms vind ik wel een tegenargument en dat plaats ik dan zo snel mogelijk om te zien of daar een nieuwe reactie op komt. Misschien blijkt wel dat mijn tegenargument toch niet zo goed was als ik dacht, of dat ik iets over het hoofd heb gezien. Dat kan altijd.
     Het is altijd zo geweest: ik discussieer graag, liever dan bijvoorbeeld in de tuin te werken. Stel ik echter vast dat mijn opponent niet eerlijk discussieert, dan zwijg ik weer, een beetje verongelijkt. Mijn opponent denkt dan misschien dat  mijn valabele argumenten uitgeput zijn. Dat zijn ze in zeker zin ook. Als met een argument geen rekening wordt gehouden is het in zekere zin ook niet valabel.
     Iets anders is de kwestie van onbeschofte reacties. Daar reageer ik meestal niet op, of alleen strikt inhoudelijk. Temperamenten zijn nu eenmaal verschillend. En achter een toetsenbord nemen mensen soms een andere persoonlijkheid aan dan ze face to face aannemen. Ik heb in mijn jonge jaren een zekere M. gekend. Dat was een hele lieve, attente jongen. Maar zette je hem achter een typmachine, dan kwamen op het blad papier, in het kader van een polemiek, de grofste beledigingen terecht. 
     Er zijn natuurlijk reacties die zó onbeschoft zijn dat niet reageren in de buurt komt van eerloosheid. Maar ik zie op tegen de moeite van dat reageren. Ik zou dan moeten nadenken of een bepaalde onbeschoftheid de grens van het toelaatbare overschrijdt, of ze is uitgelokt, en hoe ik in andere gevallen op een vergelijkbare onbeschoftheid heb gereageerd – want ik wil rechtvaardig blijven. Dat heb ik er allemaal niet voor over.
     Gisteren had ik enkele notities geplaatst over de oorlog in Oekraïne. Ik was blij dat het Westen eendrachtig antwoordde op de Russisiche agressie, maar tegelijk vroeg ik mij af hoe ver die reactie kon gaan. Het instellen van een No Fly-zone boven Oekraïens grondgebied, met Navo-straaljagers die Russische bommenwerpers uit de lucht schieten, dat leek mij een te groot risico, met name vanwege de kans op een nucleaire vernietigingsoorlog. Daar zouden de Navo-landen zelf, en hun burgers – waaronder ikzelf en mijn gezin – het slachtoffer van kunnen worden. Iemand noemde mij toen op FB een ‘laffe schijtluis’. Ik heb die jongen niet geblokkeerd, en, als het een FB-vriend was geweest, had ik hem niet ontvriend. 
     Het zit namelijk zo. De woordkeuze was misschien wat heftig, maar er zat een flard van waarheid in. Je eigen veiligheid en dat van je gezin vooropstellen kan misschien verstandig en voorzichtig zijn, maar het ís ook een beetje laf. Ten tweede ken ik die jongen niet die mij die ruwe woorden toevoegt. Misschien is het een held achter het toetsenbord, maar voor hetzelfde geld staat hij op punt om naar Oekraïne te vertrekken om daar deel te nemen aan de gewapende strijd. Of misschien heeft hij in het verleden, met gevaar voor eigen leven, iemand uit het water gehaald, uit een brand gered of tegen een mesaanval beschermd. Dan heeft hij enig recht van spreken.
     En dan is er nog de utilitaire afweging. Het kan bijna niet anders of de heftige FB-er heeft aan die belediging meer plezier* beleefd dan ikzelf eronder geleden heb. Ik zal niet ontkennen dat sommige beledigingen mij verdriet kunnen doen. Onlangs noemde iemand mij, met opgaaf van redenen, een ‘tsjeef’. Ik vond dat onrechtvaardig, maar het prikte toch even. Maar er zijn er ook veel beledigingen die van mij afglijden als water van een eend. Ik zou mijzelf belachelijk vinden als ik dan in die gevallen een verontwaardiging voorwendde die ik niet voel. 


* Zoveel plezier zelfs dat hij de scheldwoorden nog een keer herhaalde op mijn weblog.

donderdag 10 maart 2022

Nucleaire escalatie en andere Oekraïne-notities



(1) Ook bij lui die Poetin niet lusten, hoor je dat de Oekraïners beter hun verzet kunnen staken en dat het Westen in elk geval beter zijn steun aan dat verzet staken. Voor die houding bestaan  drie redenen: (1) internationaal evenwicht: de eisen van Poetin zijn niet onredelijk en in elk geval begrijpelijk; (2) humanitarisme: er komt op die manier een einde aan de slachtpartij in Oekraïne; (3) eigenbelang: de onmiddellijke kans op een nucleaire escalatie waar we zelf bij betrokken zijn verdwijnt. Het is moeilijk uit te maken wanneer in welke mate de eerste twee redenen een rationalisatie zijn van de derde. 

 
(2) De humanitaire reden weegt zwaarder als men inschat dat de Oekraïners de oorlog niet kùnnen winnen of, nog scherper, dat de Russen de oorlog niet kunnen verliezen. Dan wordt het een afweging tussen enerzijds enkele duizenden doden en een Oekraïense capitulatie, en, anderzijds vele tienduizenden doden en een Oekraïense nederlaag. 

 
(3)  Ik ben erg ontvankelijk voor zulke utilitaire overwegingen waarbij aantallen potentiële slachtoffers vergeleken worden. Burgers die tijdens de tweede wereldoorlog bij het verzet gingen, hadden dat minder. Hun verzet, schrijft Karel van het Reve ergens, had een meer ‘metafysische’ strekking. Dat geldt wellicht ook voor vele Oekraïners van nu. En het gold, geloof ik, ook voor Hitler. Die voerde, als je hem leest, ook oorlog om ‘metafysische’ redenen.

 
(4) De reden van eigenbelang weegt zwaarder door als men inschat dat de kans op een nucleaire escalatie erg groot is. Hoezeer ik ook aan de kant sta van de Oekraïners – helaas zoals het Vaticaan: zonder divisies* – ik heb er geen wereldconflict voor over. Maar als het gaat om een héél, héél kleine kans, dan is dat wat anders. 

 
(5) Het berekend risico dat het Westen nu neemt, is voor mijn zenuwachtige temperament nog net aanvaardbaar: economische boycot van Rusland en militaire steun aan Oekraïne. Maar een No-Fly zone boven Oekraïne handhaven, zoals door Zelensky gevraagd wordt, en waarbij Russische vliegtuigen worden neergeschoten door Navo-straaljagers? Dàt gaat mij te ver, zelfs al laat Poetin elke dag een kinderziekenhuis bombarderen. Ik zou mijn keuze kunnen verantwoorden met goede utilitaire of humanitaire redenen, maar dan zou ik mijzelf voor de gek houden. Het is het eigenbelang dat spreekt. Wij wonen hier niet al te ver van het Navo-hoofdkwartier.

 
(6) Je kunt de reden van eigenbelang ook lafheid of eerloosheid noemen. Liever blode jan dan dode jan. De dichter Archilochus, in de zevende eeuw voor Christus, vertelt zonder gêne dat hij in de strijd zijn schild had weggegooid om sneller te kunnen vluchten. Je kon altijd een nieuw schild kopen, zei hij, en dat zal niet slechter zijn dan het vorige. Liever zónder schild dan óp het schild.

 
(7) Om op de kansberekening terug te komen. Volgens Pascal moet je in God geloven, en wel in zijn versie van een nogal strenge God, zodat je een betere kans maakt om een oneindige beloning te krijgen in de hemel en een oneindige straf te ontlopen in de hel. Die oneindige grootheden van beloning en straft zijn voldoende, zegt Pascal. Dan moet je, zelfs als de kans héél klein is dat die God bestaat, toch in Hem geloven. Geldt de redenering ook voor de Oekraïne-oorlog? Is de wereldvrede een oneindig goed en een derde wereldoorlog een oneindig kwaad? Als dat niet het geval is moeten de kansen worden afgewogen, zoals bij elk gokspel zónder oneindig grootheden.

 

(8) Dat elke Westerse steun aan Oekraïne de kans op een nucleaire escalatie al was het maar een beetje verhoogt, kan niet worden ontkend. Maar ‘niets doen’, zoals dat heet, houdt ook risico’s in. Dan wordt Poetin misschien driester en valt hij de volgende keer een naburig Navo-land aan, waarbij de kans op een nucleair conflict weer veel groter wordt dan ze nu is.

 

(9) Als je élke kans op nucleaire escalatie wilt vermijden, moet je élke waanzinnige eis van élk land met kernwapens inwilligen zodra die eis gesteld wordt. Zo’n radicaal pacifisme is niet werkbaar. Het ligt niet in de menselijke natuur, noch van de politici, noch van de burgers. 


* Zie hier.

vrijdag 4 maart 2022

Oekraïne - notities


 

(1) Ik wilde eerst een stukje schrijven over cynisme in de buitenlandse politiek, en waarom dat cynisme daar een noodzakelijke ingrediënt van is, zij het niet het enige. Maar zo’n stukje zou zelf half cynisch zijn, en misschien is het daar nu niet het goede moment voor. Op televisie zie ik beelden van vrouwen, kinderen en bejaarden die vluchten, terwijl de mannen achterblijven. Ik hoor de getuigenissen van Oekraïense burgers die bereid zijn, met inzet van hun leven, te vechten tegen de Russische overmacht. Ik word dan bevangen door bewondering voor zoveel moed, en gekweld door schaamte omdat ik in dezelfde omstandigheden die moed misschien niet zou kunnen opbrengen. 

 

(2)  Op Facebook lees ik nogal wat reacties van degenen die zich aan de kant van Oekraïne scharen en van anderen die begrip hebben voor Poetins inval. De eersten zijn boos en dreigen ermee alle Poetinisten te ontvrienden; de anderen vragen begrip voor de twee kanten van het verhaal, dat ‘niet zwart-wit’ is, en niet samenvalt met ‘wat in de Westerse media wordt verteld.’ Ik zal niemand ontvrienden, en niets in de wereld is ‘zwart-wit’, maar ik hecht in deze meer geloof aan de Westerse media dan aan de Russische*. 

 

(3) Onder de halve en hele poetinisten zijn opvallend veel Vlaams Belangers. Ik maak hen er graag attent op dat Tom Van Grieken een ander geluid laat horen. Ik citeer: ‘Het Oekraïnse volk is een moedig volk dat onze steun verdient tegen de agressie van Poetin.’ Van Grieken weet nogal goed wat er leeft onder de ‘brede bevolking’.

 

(4) Wat is er erger? Sympathisanten van Oekraïne die, vanachter hun veilige computerklavier, stoere taal gebruiken om de Oekraïense strijders aan te vuren, of hun tegenstanders die, eveneens vanachter hun veilige computerklavier, verklaren dat het Oekraïense verzet, en de Westerse steun aan dat verzet, alleen kunnen leiden tot een langer conflict, en dus tot nog meer slachtoffers? Het eerste is een geval van plaatsvervangende moed, het tweede van plaatsvervangende lafheid. Het eerste is een beetje belachelijk, het tweede een beetje verachtelijk. De Oekraïeners die vechten zijn geen van de twee. 


(5) Terloops zij opgemerkt dat mijn eigen computerklavier ook erg veilig is, behalve als onze poes erop gaat liggen terwijl ik aan het typen ben, of als hij er met zijn pootjes over loopt en rare toetscombinaties aanslaat.

 

(6) Wie nationalistisch is ingesteld heeft een goede reden om de Oekraïeners te steunen, met name het heilige zelfbeschikkingsrecht van de volkeren**. Wie niet nationalistisch is ingesteld, heeft een nog betere reden om de Oekraïners te steunen, met name het respect voor de heilige staatsgrenzen, omdat die grenzen het middel zijn waarmee oorlogsgevaar bezworen wordt.

 

(7) De spontane opvang van de Oekraïense vluchtelingen in huisgezinnen dwingt ook al mijn bewondering af. Ik zie het mijzelf niet doen. De reactie van N-VA daarop vind ik, met alle sympathie, ongepast. De partij pleit voor opvang in asielcentra. ‘Opvang bij burgers is mooi, maar zou pas de allerlaatste optie mogen zijn.’ Welnee, het zou de allereerste optie moeten zijn. Je ziet de frustratie van een partij die eerst twee jaar geen oppositie kon voeren door corona, en nu weer hetzelfde scenario ondergaat met een internationaal conflict dat een slappe vod als Decroo de mogelijkheid biedt om te spreken als een Griekse veldheer. Maar ’t is geen excuus. Opvang bij burgers is mooi. Punt. Geen ‘maar’.

 

(8) Op de radio hoorde ik vanmorgen een vrouw met een aangename stem uitweiden over de solidariteit met de Oekraïense vluchtelingen die zo veel groter was dan die met Syrische, Iraakse en Afghaanse vluchtelingen. De vrouw met de aangename stem – ik had ondertussen begrepen dat het Rachida Lamrabet was*** – scheen te denken dat die grotere solidariteit alleen te maken had met het verschil in huidskleur van de vluchtelingen. Met racisme dus. Die huidskleur en dat racisme zullen er  ongetwijfeld mee te maken hebben. Maar het moet voor Rachida toch niet moeilijk zijn om vier, vijf of zes andere verschillen te vinden die niets met racisme te maken hebben.

 

(9) Ik heb eergisteren een lijstje gemaakt met 12 argumenten tégen de steun aan Oekraïne. Ik ben ondertussen maar één nieuw argument tegengekomen: door Westerse invloed is de landbouw in Oekraïne grootschaliger geworden, met genetisch gemanipuleerde gewassen tot gevolg, en megastallen waar de dieren slecht behandeld worden.

 

(10) Hier en daar lees ik dat de cynische machtspolitiek van Poetin verklaard kan worden als een reactie op de cynische machtspolitiek van het Westen in Servië, Irak, Libië en Syrië, en tegenover Rusland zelf. Ik weet niet of al die kwesties vergelijkbaar zijn. Dat mogen geopolitieke experts uitmaken. Maar had Poetin echt het Westen nodig, als trigger of als voorbeeld, om van een kwetsbare romanticus te vervellen tot een cynische botterik? En is de droom van een Groot-Russich rijk al niet véél ouder dan de uitbreiding van de Navo met enkele oostelijke en noordelijke staten? 

 


* Hoe betrouwbaar is de pers in een land waar journalisten en burgers 15 jaar cel kunnen krijgen voor het ‘verdraaien van het doel en de taken van de Russische strijdkrachten.’


** Zij het met nuances aangaande de Krim en de Donbas die ook weer recht hebben om zelfbeschikking.

*** Over Rachida Lamrabet, zie ook mijn stukje hier. 

woensdag 2 maart 2022

Redenen om Oekraïne te steunen



     De kop van dit stukje is misleidend, aangezien ik hier eigenlijk alleen redenen heb verzameld om Oekraïne niet te steunen. Maar aangezien die redenen niet de mijne zijn, heb ik het ontkennend bijwoord weggelaten. Als mijn blogstukje op Facebook of Twitter verschijnt, ziet de lezer in eerste instantie alleen de kop van het stukje. De lezer die niet doorklikt zou dan kunnen besluiten dat ik een halve of een hele Poetinist ben, quod non. 
     Ik beperk mij tot het opsommen van redenen die ik hier en daar tegenkwam, vooral op sociale media. Enkele redenen heb ik niet opgenomen omdat ze vertrekken van een te belachelijke premisse, of omdat ze, als de premisse wél plausibel is, toch op geen enkele manier een reden opleveren om aan Oekraïne onze steun te ontzeggen.
     Hier gaan we.

  1. Oekraïne ligt traditioneel in de Russische invloedssfeer.
  2. De Oekraïense regering heeft zich schuldig gemaakt aan schending van de mensenrechten tegenover de Russisch sprekende minderheid.
  3. De regimes in Rusland en Oekraïne zijn allebei even corrupt en autocratisch.
  4. Een grootmacht heeft het recht om zich tegen een vijandelijke omsingeling te beschermen met een bufferzone.
  5. Steun aan Oekraïne zal het conflict langer doen aanslepen, met meer slachtoffers als gevolg. Uiteindelijk wint Poetin toch.
  6. Steun betuigen in woorden is een goedkope vorm van internationale ‘deugpronkerij’.
  7. Steun betuigen in daden kan leiden tot internationale escalatie en zelfs tot een wereldoorlog.
  8. Economische sancties (a) hebben nooit gewerkt, (b) hebben een omgekeerd effect op narcistische leiders, (c) treffen vooral de gewone burgers, en (d) zorgen ervoor dat die zich nauwer aansluit bij hun leider.
  9. Poetin biedt een sociaal-cultureel alternatief tegenover de politiek-correcte koers van de decadente Europese elites.
  10. Het Westen heeft Poetin vernederd door oude Russische bondgenoten en vazalstaten op te nemen in Westerse allianties, en doet dat nu opnieuw door Oekraïne te steunen.
  11. De basisregel in internationale politiek moet zijn: jezelf beschermen en je niet moeien met conflicten tussen derde partijen. 
  12. Door één van de partijen te steunen verspeelt Europa de kans om bemiddelend op te treden. 
     Sommige van de hierboven opgesomde redenen zijn tegenstrijdig. Wie consistent wil pleiten tégen steun voor Oekraïne kan dus onmogelijk alle redenen tegelijk gebruiken. De redenen zelf zijn overigens van verschillende aard. Sommige redenen bevatten een feitelijke bewering (1, 2 en 3). Andere rusten op een causale speculatie (5, 7, 8), een appreciatie (9, 10), een ethisch oordeel (6) of een algemene opvatting over internationale politiek (4, 11, 12). En in de meeste gevallen lopen feiten, speculatie, appreciatie, ethiek en politiek door elkaar. Bovendien blijft altijd de vraag open of de premisses voldoende zijn om over te gaan tot de conclusie om Oekraïne niet te steunen.
     ’t Is dus allemaal behoorlijk ingewikkeld, en dan ben ik nog niet begonnen aan de redenen om Oekraïne wél te steunen, zoals bijvoorbeeld die andere basisregel dat een soevereine natie nooit een andere soevereine natie mag aanvallen. In die omstandigheden zullen de meeste mensen partij kiezen – of geen partij kiezen – door te vertrrouwen op hun emoties, hun empathie, hun temperament en hun diepgewortelde vooroordelen. Bij mij leidt dat tot: steun aan Oekraïne. Ik doe dat met een geruster geweten als ik eerst de tegenargumenten even overlopen heb. Maar over de vraag hoe vèr die steun moet gaan en welke vorm ze moet aannemen*, daar denk ik liever niet te veel over na.

* Zie daarover het erg interessante artikel van Lode Goukens op de site van Doorbraak, of anders op de Facebookpagina van Boudewijn Bouckaert waar het stuk is overgenomen.