Bij de voorpagina van Het Nieuwsblad van 29 maart wordt het grootste lettertype gebruikt voor de kop ‘Leerkrachten sturen hun leerlingen zelf naar privébijles.’ Die kop is groter dan die over de PFOS-vervuiling, groter dan die over de mep van Will Smith, en vele malen groter dan die over de vergiftiging van Roman Abramovitsj. In het bijhorende artikel wordt aangehaald dat ‘liefst’ vier op de tien leraren in het middelbaar onderwijs hun leerlingen doorverwezen hebben naar de ‘private markt’. Vier op de tien – zo weinig? Ik heb het in elk geval vaak gedaan.
De argeloze lezer denkt nu misschien dat die doorverwijzers leraren Frans of wiskunde zijn die, ontevreden over het niveau van een leerling, de ouders aanraden hun kind bijlessen te laten nemen voor Frans of wiskunde. Dat is slechts zelden het geval. De betrokken vakleraar vindt meestal - en niet altijd ten onrechte - dat zo’n leerling gewoon wat beter moet opletten in de les of best een andere studierichting kan kiezen. Het is daarentegen de klassenleraar die die raad geeft als hij vreest dat de leerling aan het einde van het jaar voor een ànder vak dan het zijne zal zakken.
’t Is geen nieuw verschijnsel, die bijlessen. In Terence Rattigans toneelstuk The Browning Version geeft leraar Crocker-Harris bijles Grieks aan leerling Taplow – althans ik denk dat dat de betekenis is van het ‘extra work’ waar Taplows vader voor moet betalen*. De Browning Version werd voor het eerst opgevoerd in 1948. En toen ik naar school ging, een kleine generatie later, waren er ook af en toe leerlingen die bijles volgden om een herexamen voor te bereiden, of, wat nog beter was, om er een te vermijden.
Maar ook al zijn bijlessen geen nieuw verschijnsel, er zou de laatste tijd, volgens onderzoek, een ‘stijgende trend’ zijn. Je weet dan hoe laat het is. Als een trend stijgt of daalt, zijn er meteen bzorgde lieden die de noodklok luiden. ‘Een enorm maatschappelijk probleem,’ zegt Stefaan Grielens, algemeen directeur van de Centra voor Leerlingenbegeleiding. Nou, nou, een ‘maatschappelijk probleem’, en dan nog wel ‘een enorm maatschappelijk probleem’. ‘Een kwalijke evolutie,’ zegt Lieven Boeve ook. En het komt, volgens hem, omdat op school niet voldoende ‘gediversifieerd’ les wordt gegeven.
Natuurlijk zijn bijlessen een teken dat er iets fout loopt met het onderwijs. Leerlingen en leraren zijn mensen, en waar mensen zijn loopt wel eens iets fout. De ene leerling is al wat vlijtiger dan de andere. Er zijn leerlingen die halve nachten gamen en slapend in de klas zitten, en andere die uren en uren op sociale media bezig zijn. En zelfs bij vlijtige leerlingen kunnen zich problemen voordoen. Ik heb een leerling gehad die voor alle vakken schitterende punten haalde, maar voor wiskunde niet boven de 30 % raakte. En dan heb je nog de kant van de leraren. De ene leraar geeft beter les dan de andere, en bijscholingen veranderen daar niet veel aan. Ook stelt de ene leraar al wat hogere eisen dan de andere. Er zijn zelfs leraren die nog altijd dezelfde eisen stellen als die die gangbaar waren vóór games en sociale media hun intrede deden. Wie denkt dat alle tegenvallende resultaten die daaruit voortvloeien binnen de school kunen worden opgelost, verwacht wel erg veel van leraren.
Iedereen met onderwijservaring weet dat bijlessen niet alles oplossen. Maar een uurtje individuele les, één-op-één tutoring zoals dat in het jargon heet, houdt ontegenzeggelijk voordelen in. Het is een uurtje dat niet achter een console of smartphone-schermpje wordt doorgebracht: autant de gagné sur l’ennemi. En de aandachtgestoorde leerling kan zich beter concentreren als de aandacht niet moet worden verdeeld tussen de les, de medeleerlingen en het vogeltje aan het raam. Ook kunnen uitleg en oefening op maat worden gesneden. Twee of drie misverstanden op het spoor komen en uit de weg ruimen kan al een heel verschil maken.
Kan dat niet allemaal binnen de school gebeuren? Natuurlijk wel, en het gebeurt al. Veel leraren géven tijdens middagpauzes onbezoldigd bijles aan leerlingen die daarom vragen. Maar blijkbaar is het niet genoeg, want onderzoek, nietwaar, heeft dus aan dat het aantal privébijlessen stijgt. Het hoge woord is eruit: privé! Mensen die altijd vinden dat de overheid het moet overnemen bij falen van de privémarkt, hebben er de grootste moeite mee om te aanvaarden dat de privémarkt het overneemt als de overheid faalt. De overheid zou niet mogen falen, vinden ze. Als individuele bijlessen een probaat middel zijn, dan moeten de scholen ze zelf maar op een systematische manier aanbieden.
Ja, dat zou ook een mogelijkheid zijn, maar dan moet er een grote verspilling van middelen worden aanvaard. Hoe kan een school op voorhand inschatten hoeveel bijlessen ze zal nodig hebben? Moet ze voor de zekerheid een ruime marge nemen? En moet de staat voor de subsidiëring de scholen met de grootste nood als norm nemen? Wat zal verder doen met de verschillende noden jaar per jaar? En krijg je door die aanpak geen leerlingen die nog minder hun best doen in de klas omdat ze toch, een maand voor de examens, een beroep kunnen doen op de gratis bijlessen die de school aanbiedt? Wordt aanbod en vraag in die materie juist niet veel beter op elkaar afgestemd op de markt?
De tegenstanders van het privé-initatief komen aandragen met de klassieke argumenten. Er zou wel eens winst kunnen worden gemaakt. Internetplatforms en kantoren gaan lesgevers en leerlingen met elkaar in contact brengen en daarvoor een vergoeding opstrijken. Het kan aan mij liggen, maar ik zie daar het nadeel niet van in. CLB’er Grielens haalt er de sociale kwestie bij: ‘Dan ontstaat er een kloof tussen wie het wel en wie het niet kan betalen.’ Daar is natuurlijk iets van aan, maar de grootste kloof zal wel zijn, zoals bij menig ander product, tussen wie het wel en wie het niet wíl betalen. Ten slotte is er de kwestie van de controle. Onderwijsspecialisen als Ides Nicaise en Louise Elfers gruwen bij de gedachte dat iedereen zo maar bijles kan geven. Zij sturen aan op kwaliteitslabels, strenge standaarden en inspecties**. Maar dat is dan weer niet naar de zin van andere tegenstanders die vinden dat zulke controle het bestaan van bijlessen zou ‘legitimeren’. Ik verheug mij over die meningsverschillen in het anti-bijleskamp.
Bij het artikel in Het Nieuwsblad was een kort interviewtje met Ben Weyts gevoegd. De kop luidde: ‘Leerlingen zouden er nooit voor móéten kiezen.’ Ook die kop stond mij tegen. Maar de rest van het stukje viel mee. Weyts wil meer geld uittrekken om leerkrachten aan te stellen die ‘leerachterstand kunnen bijspijkeren’. Dát geld is inderdaad beter besteed dan als het zou gaan naar uitbreiding van de onderwijsbureaucratie. En verder besluit Weyts: ‘Het aanbod van betalende bijlessen heeft altijd bestaan en het zal blijven bestaan. Het staat mensen vrij om zulke diensten aan te bieden, en het staat ouders vrij om erop in te gaan. Er is deontologisch wel een rode lijn: een leerkracht kan geen betaalde bijles geven aan een leerling die hij ook moe beoordelen.’
Een wijs oordeel, en wat die deontologische regel betreft, die is terecht. De leerlingen in The Browning Version deden bij Crocker-Harris ‘extra work’, en de ouders betaalden daarvoor, in de hoop de leraar gunstig te stemmen bij de deliberaties. ’t Was overigens een valse hoop, want Crocker-Harris was de rechtlijnigheid en de rechtvaardigheid zelve. De leerlingen kregen ‘exactly what they deserve. No less, and certainly no more.’ Het leverde hem de bijnaam op van de ‘Himmler of the lower fifth’, niet bij zijn leerlingen overigens, maar bij zijn rekkelijke collega’s en zijn schipperende directie.
* Ik heb het boekje voor de zekerheid nog eens ter hand genomen en meteen in één ruk uitgelezen.
** In het Het Nieuwsblad van 31 maart stond een heel interessante lezersbrief van een gewezen schooldirecteur. Hij wijst erop dat bijlessen vaak efficiënt zijn omdat ze aan controle en sturing ontsnappen. Ik citeer: ‘Meestal doen bijlesgevers net dat wat de leraar van zijn leerplan niet mag: drilloefeningen geven, hameren op woordenschat of theorie, extra oefeningen ... terwijl de leraar niets liever zou willen dan zelf die nodige basis te leggen. Hier falen dus de leerplannen, en niet de school of de individuele leraren.’