De links-egalitaire denktank Minerva heeft een onderzoek gepubliceerd over de loonkloof. Aangezien het probleem mij interesseert, schieten er bij het lezen van die studie, voortdurend bedenkingen door mijn hoofd.
1. ‘Grote’ cijfers. Wat mij aan de Minerva-studie bevalt, is dat ze met grote, globale cijfers werkt. In kranten krijg je vaak de kleine cijfers. Er wordt ergens een spectaculaire stijging of daling vastgesteld, maar die stijging betreft een beperkt domein over een korte periode. Matthias Somers van Minerva heeft het anders gedaan. Hij heeft àlle lonen van àlle sectoren bekeken en dat over een periode van 20 jaar, van 1999 tot 2020*. Ik hou daarvan.
2. Stijging. De belangrijkste vaststelling is dat de lonen in twintig jaar gemiddeld met 15 procent gestegen zijn. Het gaat daarbij om een échte stijging, bovenop de inflatie. De lonen zijn dus sneller gestegen dan de prijzen.
3. De armen werden rijker. De cijfers komen overeen met die van de internationale olifantengrafiek**. De laagste inkomens, of althans de laagste lonen, stijgen overal ter wereld - weliswaar het minst in de rijke landen, maar ze stijgen. Dat geldt ook voor de tien procent laagste lonen in ons land. Tussen 1999-2010 bedroeg de stijging in die categorie 11,6 procent; tussen 2010-2020 bedroeg ze echter maar 0,7 procent.
4. De loonkloof wordt groter. Vooral de laatste tien jaar is de loonkloof tussen de laagste lonen en de andere lonen dus toegenomen. De stijging van de laagste lonen met 0,7 procent staat tegenover een stijging van de middelste met 11,6 procent en de hoogste met 8,7 procent. Dat betekent overigens niet dat de algemene inkomensgelijkheid, zoals aangegeven door de GINI-index, is toegenomen.
5. Bruto – Netto. De studie van Minerva geeft alleen de brutolonen. Dat is begrijpelijk, maar jammer, want nettolonen interesseren mij meer. Brutolonen geven een vertekend beeld, vind ik. Aangezien de middelste en hoogste lonen veel zwaarder belast worden, is de stijging daar een stuk lager dan de Minerva-cijfers suggereren. De netto loonkloof is dan ook heel wat kleiner dan de bruto loonkloof.
6. Links. Het behoort tot de core business van links om de loonkloof aan te klagen. Klassieke linkse recepten zijn hogere minimumlonen, meer goedbetaalde banen aan de staat, en hogere belastingen voor de hoge inkomens waarmee sociale voorzieningen en vervangingsinkomens worden gefinancierd***. De nadelen zijn bekend. Minimumlonen zorgen voor meer werkloosheid en banen aan de staat moeten betaald worden met belastingen op de privésector. Hogere belastingen remmen de economische activiteit af en hoge vervangingsinkomens verminderen de motivatie om werk te zoeken.
7. Populistisch rechts. De lage inkomens zijn ondertussen ook een bekommernis van populistisch rechts geworden. Daar hoor je dat de mensen met lage inkomens ‘door de elite in de steek worden gelaten’****. De klassieke rechtspopulistische recepten zijn een migratiestop, en het terugbrengen naar eigen land van de ‘maakindustrie’.
8. Populistisch rechts (2). Een stevige beperking van de migratie heeft zeker maatschappelijke voordelen, maar een direct economisch voordeel voor de lage lonen ligt niet voor de hand. Een migratiestop zou wellicht goed zijn voor de staatsfinanciën, maar daarmee gaan de brutolonen nog niet stijgen. Een minder groot aantal migranten op de arbeidsmarkt van pakjesbezorgers en poetsvrouwen zou weliswaar de vraag naar autochtone pakjesbezorgers en poetsvrouwen kunnen doen stijgen, met als gevolg ook hogere lonen. Maar die hogere lonen – en dus hogere kosten voor de klant – kunnen evengoed de vraag naar pakjesbezorgers en poetsvrouwen weer doen dalen. Misschien nemen wij thuis geen poetsvrouw meer, en bestelt mijn vrouw minder pakjes, als die twee diensten door duurdere autochtonen worden geleverd. Meer maakindustrie in eigen land ten slotte kan voordelen hebben, maar zeker is dat de producten van de eigen maakindustrie duurder zullen zijn, wat vooral bij de lage inkomens zwaar zal aankomen.
9. De sociaal-liberale oplossing. Klassiek-liberale oplossingen behoren vandaag niet tot het politiek haalbare. Dichtst in de buurt komt de sociaal-liberale oplossing van een jobkorting of jobbonus, waarbij de laagste nettolonen verhoogd worden, hetzij door verlaging van belastingen, hetzij door een premie van staatswege. Men streeft er dan naar om een andere kloof te verhogen: die tussen de laagste lonen en de vervangingsinkomens. Matthias Somers van Minerva verwoordt in Het Nieuwsblad de ‘sociale’ kritiek op zo’n beleid: ‘Daardoor ontneem je bij bedrijven de noodzaak om de lonen op te trekken.’ Een ‘liberale’ kritiek zou luiden dat je bedrijven ertoe aanzet om lichtzinnig werknemers aan te nemen die aan de productiviteit weinig bijdragen. De oplossing is dus noch voor de socialen, noch voor de liberalen, de allerbeste oplossing. Maar als compromis kun je er een eind mee verder.
10. Zweedse regering. De Minerva-studie heeft uitgerekend hoe de loonkloof evolueerde tijdens de verschillende regeringen. Onder de regering-Di Rupo verminderde loonkloof en onder de Zweedse regering-Michel nam ze toe. Komt dat door het verschil tussen een ‘sociale’ en een ‘asociale’ regering? Dat betwijfel ik. Ten eerste zullen de meeste regeringsmaatregelen van gelijk welke regering weinig invloed hebben op het brutoloon, maar eerder op de nettolonen en de uitkeringen. En ten tweede zal een regering die de werkloosheid vermindert – zoals de Zweedse regering deed – tegelijk ook de categorie van de lagere lonen groter maken. De meeste werklozen die werk vinden komen immers in die categorie terecht.
10. Vakbonden. Matthias Somers legt uit hoe het komt dat de lonen van poetshulpen achterop lopen. Twintig jaar geleden hadden de bedrijven nog eigen poetsdiensten. De vakbonden onderhandelden dan opslag ‘voor de poetsvrouw, de ingenieur én de cheffen.’ Maar vandaag werken de poetshulpen voor een externe firma, die concurreert met andere firma’s. ‘De meerwaarde die het bedrijf gecreëerd heeft, zal het niet meer delen met die poetshulpen,’ besluit Somers. Die analyse is correct*****.
11. Vakbonden (2). Vakbonden zorgen inderdaad voor grotere loongelijkheid. Afdelingen met productiviteitsstijging staan, onder druk van de vakbonden, een deel van hun winst af aan afdelingen waar de productiviteit niet gestegen is. Vakbonden houden van barema’s. Een leraar met een zware lesopdracht verdient evenveel als een leraar met een lichte lesopdracht. Een journalist die moeilijke stukken moet schrijven, verdient evenveel als een journalist die makkelijke stukken schrijft. Alleen de anciënniteit telt.
12. Piketty. De Franse econoom Piketty heeft met Le capital au XXIème siècle zijn bijdrage geleverd aan het ongelijkheidsdebat. Volgens Piketty is die ongelijkheid te wijten aan de steeds hogere inkomsten uit kapitaal. Ik durf dat te betwijfelen. Er zijn altijd puissant rijke kapitaalbezitters geweest. Dat is niets nieuws. Nieuw zijn geloof ik de enorme lonen die hoogbegaafde en efficiënte werknemers verdienen: IT-managers, marketingmensen, financiële experten, enzovoort. De meesten zijn ongetwijfeld hun geld waard, maar de loonkloof tussen hen en minder productieve, minder geschoolde en dus vervangbare werknemers wordt groter. De vraag voor deze eeuw is niet of, en hoe, we iets moeten doen aan het vermogen van Microsoftbaas Bill Gates. De vraag is of, en hoe, we iets moeten doen aan het loonverschil tussen de Microsoft-programmeurs en de Microsoft-poetsvrouwen.
13. Gelijkheid. Is inkomensgelijkheid een waarde op zich? Als libertair hecht ik er minder belang aan. Maar ik vind het niet onbelangrijk dat in een economisch systeem ook de laagste inkomens stijgen. En ceteris paribus vind ik een grotere gelijkheid beter dan een grotere ongelijkheid. Milton Friedman zei ooit: ‘A society that puts equality before freedom will get neither. A society that puts freedom before equality will get a high degree of both’ – ik zou liever zeggen ‘a fair amount of both’. Het wordt een hele uitdaging om die ‘fair amount of equality’ te verwezenlijken in een vrije kenniseconomie waarin productiviteit meer dan vroeger verbonden is aan aangeboren eigenschappen zoals IQ.
* Alle lonen? Niet helemaal. De Minerva-studie onderzocht die van ‘voltijds tewerkgestelde loontrekkende(n) in een onderneming in de marktsector, met minstens tien werknemers. Werknemers in kleine bedrijven of werknemers in het onderwijs, de administratie, de gezondheidszorg of de landbouw en visserij zijn … niet gevat in de studie.’ De studie van Minerva vind je hier. De Minerva-cijfers betreffen de percentielen, wat ik mijn weergave vereenvoudigd heb. In plaats van het tiende inkomenspercentiel, spreek ik bijvoorbeeld van de tien procent laagste inkomens, wat geloof ik niet zoveel verschil zal maken. Mijn voorkeur voor ‘grote’ cijfers heb ik ook hier en hier ter sprake gebracht.
** Meer uitleg over de olifantengrafiek vind je in mijn stukje hier. Zowel de olifantengrafiek als de Minerva-cijfers houden geen rekening met de corona-crisis en de energiecrisis.
*** Die belastingen, vervangingsinkomens en sociale voorzieningen zouden trouwens niet opgenomen zijn een studie over de brutolonen.
**** Populistisch rechts heeft vooral een afkeer van de ideologisch-culturele elite. Maar aangezien de economische elite ook min of meer tot de culturele elite is gaan behoren, wordt het onderscheid vaag. Daardoor wordt de economische elite niet alleen meer aangevallen op het terrein van de ideologie, maar ook op het terrein waar ze nochtans het best presteert, het economische. Daar komt bij dat de verweving tussen economische en politieke elite vandaag erg zichtbaar is, waardoor ook liberaal-rechts redenen heeft om afkerig te worden.
***** Dat betekent niet dat de lonen van poetshulpen alleen door vakbondsinterventie kunnen stijgen. Zo’n stijging kan er ook komen door een evolutie op een vrije arbeidsmarkt.
Mijn excuses voor wederom een commentaar, maar uw stukjes nodigen ervoor uit;
BeantwoordenVerwijderenCitaat: "De vraag voor de volgende eeuw is niet of, en hoe, we iets moeten doen aan het vermogen van Microsoftbaas Bill Gates."
Er is m.i. een probleem met hyperrijkdom, niet omdat ze meer geld hebben, maar omdat het enorme potentiële macht geeft. De moderne hyperrijken bezitten het potentieel van verregaande monitoring van het denken van individuen, van maatschappelijke processen, en maken keuzes die de hele mensheid aangaan, zonder dat ze rekenschap moeten geven. Technologie en geld maken dit mogelijk. Maken ze slechte keuzes, neen, niet noodzakelijk, misschien zelfs beter dan een overheid. De vraag is, wanneer gaat het mis?
Vervolg op vorige comment, vandaag - toevallig - in The Economist: "How worried should you be about Elon Musk’s superpowers? With great technological power comes great political responsibility". Link hierna, indien je toegang hebt - kan .pdf opsturen indien gewenst.
BeantwoordenVerwijderenhttps://www.economist.com/leaders/2022/10/06/how-worried-should-you-be-about-elon-musks-superpowers
In tegenstelling tot u denk ik dat vooral de hyperrijken een probleem vormen voor de toekomst (de vraag van de eeuw) en niet het loonverschil tussen programmeurs en poetspersoneel. Loonverschillen hebben een functie, maar moeten niet te groot worden. Maar de combinatie van technology en superrijkdom leidt tot ongecontroleerde macht die 'in stealth' kan uitgeoefend worden.
Indien lezers geen toegang hebben tot The Economist, excerpts:
BeantwoordenVerwijderen"As the boss of Tesla, the world’s most valuable carmaker, and SpaceX, the world’s second-most valuable unicorn, Elon Musk is the stuff of business legend. As a gifted technologist ... it is not just because he too is a fabulously rich,... It is because he has every intention of using the remarkable technological capabilities under his control to change the future course of history."
"Given Mr Musk’s desire to change the future, it is hardly surprising to see him using the powers he is accruing to intervene in the present, too."
"Whatever your politics, it is worrying that one man can choose whether to extend internet access to anywhere on Earth, can decide who can use it—and can turn it off at will."