woensdag 8 april 2020

Ludo Martens en de coronacijfers

     Toen ik nog lid was van de PVDA, en nog vroeger van Alle Macht aan de Arbeiders, ging ik elk jaar met mijn vrienden naar de 1-meiviering van die partij. Het mooiste daar vond ik de toespraak van Ludo Martens. Hij sprak alsof hij de Geschiedenis doorschouwde en begreep, en haar af en toe goede raad gaf. Hij was goed op de hoogte van de wereldpolitiek, want hij las niet, zoals wij, alleen het partijblad. Het minst leuke deel was als hij over cijfers begon. Het ging dan over allerlei reuzenwinsten van de monopolies en de multinationals. Ik kon die cijfers niet onthouden. Dat was ook zo voor de cijfers die we langs interne bulletins van onze partij meekregen: cijfers over subsidies aan bedrijven, over belastingontduiking, over winsten, over besparingen enzovoort. Ik probeerde die cijfers op te tellen om een overzicht te krijgen, maar dat lukte niet goed. Het is een van de traumatiserende ervaringen in mijn leven geweest.
     Als ik er nu over nadenk begrijp ik de truc van Ludo Martens: hij voerde ons ‘kleine cijfers’. Zeker, het ging over vele miljarden, maar je kreeg geen zicht op het geheel. De cijfers waren als los zand, ongeschikt als fundament voor het appartementsblok dat de architect erop wou neerzetten. Je hoorde hoeveel belastingen er werden ontdoken, en niet hoeveel er werden betaald. Je hoorde welke bedrijven winst maakten, en niet welke bedrijven verlies hadden geleden of break-even hadden gedraaid. Je hoorde over de dividenden die door een bedrijf werden uitgekeerd, en niet over de totale loonsom die door hetzelfde bedrijf werd betaald. Ludo Martens deed aan wat we vandaag ‘cherry picking’ noemen.
      Ik ben ondertussen een voorstander van ‘grote cijfers’ geworden, cijfers waarmee je wél een beeld van het geheel krijgt.* Die cijfers moeten zo volledig mogelijk zijn. Ze moeten toelaten om te controleren of ze wel overeenkomen met de boodschap die ze verondersteld worden te ondersteunen, of ze geen anomalieën bevatten die de boodschap kunnen falsificeren. Als men met cijfers wil bewijzen dat het verkeersreglement van 1975  het aantal ongevallen deed dalen (of niet niet deed dalen), dan wil ik niet alleen de ongevallencijfers van na 1975 zien, maar ook die van vóór 1975. Daalden dan die cijfers per afgelegde kilometer na 1975 , prima. Maar ik wil ook weten of ze al niet aan het dalen waren vóór 1975. 

     Of neem corona. In mijn eigen Facebookluchtbel zie ik twee vijandige kampen oprijzen. Je hebt aan de ene kant de maximalisten. Dat zijn de angsthazen, zoals ik, die vrezen voor tienduizenden doden en aandringen op een strenge lockdown. Daarnaast heb je de minimalisten. Dat zijn de onverstoorbaren die geloven dat het wel mee zal vallen met die ‘flinke seizoensgriep’. Ze hopen luidop of in het geheim op het ontstaan van groepsimmuniteit en ze vragen dat de lockdown wordt opgeheven, de scholen heropend, de economie heropgestart, de democratie hersteld en de vrijheidsbeperkingen opgeheven. Die kampen van maximalisten en minimalisten vallen niet zo goed samen met de verdeling waar ik aan gewend ben, namelijk die van links en rechts. De bekende barricades worden afgebroken en in een andere opstelling weer opgebouwd. Dat zorgt voor een leuke afwisseling.  Maar ik begrijp niet dat men zich in het nieuwe debat alweer zo opwindt. Waarom niet een beetje geduld oefenen? We hebben nu even niet genoeg gegevens om te weten wie gelijk heeft. Binnen twee weken of een maand hebben we die gegevens wel. Dan hebben we al die tijd om niets ruzie gemaakt.
      Op de site van De Correspondent (hier) las ik een interessant stuk over maximalisten en minimalisten die met cijfers  goochelen om een bepaalde boodschap mee te geven. Wie op 21 maart heel graag wou bewijzen dat ‘Nederland dezelfde weg opging als Italië’ vergeleek bijvoorbeeld het dodental van 16 maart in Nederland met dat van 29 februari in Italië: 24 doden tegenover 29 doden, wat dus vergelijkbaar was. Vijf dagen later had je in Nederland 136 doden en in Italië 148, wat weer vergelijkbaar was. Er tekende zich dus een vergelijkbare stijging af. Je kon met andere woorden gaan vrezen dat Nederland, net als Italië nog eens vijftien dagen later aan 5 000 doden zou komen. Voor Nederland zou dat op 6 april zijn.
     Minimalisten zagen hier een geval van ‘cherry picking’. Waarom beginnen op de dag van 24 Nederlandse doden? Kon men bijvoorbeeld niet rekenen vanaf de honderdste vastgestelde besmetting? Dan had je in Nederland na 16 dagen 179 doden, maar in Italië 631. Het Nederlands dodental steeg in die nieuwe vergelijking veel trager dan het Italiaanse, wat voor een veel kleiner land overigens niet moet verbazen.
    Die tweede methode was ongetwijfeld beter. Maar zelf zou ik daar geen ruzie om hebben gemaakt.  De cijfers waren nog te klein. We konden gewoon wachten tot 6 april om te weten of er in Nederland nu meer of minder dan 5 000 doden zouden zijn. Welnu, dat cijfer kennen we ondertussen: het is 2 000. En dat cijfer kun je niet veranderen door te starten op op 16 maart met 24 doden of op 6 april met 100 besmettingen. 2 000 is 2 000.
     In het begin van een crisis zoals we die nu meemaken heb je eigenlijk alleen maar ‘kleine cijfers’. Die zijn grillig en laten te weinig vergelijking en te veel interpretatie toe. Na enige tijd worden de cijfers ‘groter’. Dan kun je vergelijken en gericht interpreteren. Wil je op dat moment nog altijd ruzie maken, dan moet je opnieuw op zoek naar cijfers die in de nieuwe context weer te klein zijn om écht iets te bewijzen. Want als je écht iets kunt bewijzen, is ruzie overbodig.

* Over die grote cijfers heb ik ook hier iets geschreven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten