zondag 23 juli 2017

Kleurrijke buren

     Als kind woonde mijn moeder in het Leiedorpje Wevelgem. In het huis ernaast woonde het gezin D. Dat waren fatsoenlijke mensen want de man deed in tabak. Maar tijdens de oorlog veranderde de tabaksmarkt door schaarste en rantsoenering. Op de zwarte markt betaalde je hoge bedragen voor een pakje tabak.  D. zag zijn kans schoon. Hij ging samenwerken met Duitse officieren die wat wilden bijverdienen en kocht van iedereen rabarberbladen op waar hij de rookwaar mee versneed. Zijn winsten schoten de hoogte in.
     Je zal het vaak zien: met de rijkdom kwam het moreel verval. Mijnheer D. begon naar de hoeren te gaan en mevrouw D. kocht elke week een nieuwe hoed. Je vraagt je af wat erger is. Toen ze ook begonnen te drinken, was het oude fatsoen helemaal weg. In hun dronkenschap tierden en schreeuwden ze zo luid dat de bewoners van de belendende huizen een deel van de ruzie konden volgen. De wederzijdse verwijten kwamen in een bepaalde volgorde: op het hoogtepunt, diep in de nacht, riep mevrouw D. dan: ‘Moordenaar! Moordenaar!’ Mijn moeder vertelt dat nogal rustig. ‘Ja, misschien had D. wel iemand vermoord. Een smokkelaar wellicht. Dat gebeurde.’
     Naast het gezin D. woonde mevrouw W. Mevrouw W. was niet fatsoenlijk. Mevrouw W. was heel gemeen. Tijdens de oorlog scharrelde zij met Duitse soldaten. Ze bood ook haar brave dochter aan die soldaten aan. Het kind moest toch ‘het leven’ leren kennen, nietwaar.  Het spreekt vanzelf dat zo’n gedrag niet onbestraft bleef. Na de oorlog werd mevrouw W. door een groep vrouwen over de straat gesleept en kaalgeschoren. Het kappersgezelschap stond onder leiding van mevrouw G. Die mevrouw G. moet ook een hele gemene vrouw geweest zijn, denk je dan. ‘Helemaal niet,’ zegt mijn moeder. ‘Die was alleen wat heftig.’
     Naast mevrouw W. woonde mevrouw K. Mevrouw K. was een seut.

2 opmerkingen:

  1. Leuke (nou ja) anekdotes :-) 'Uit het leven gegrepen'.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. De tabaksstreek in West-Vlaanderen ligt niet ver van Wevelgem. Vooral Wervik was ervoor gekend. Tijdens WO2, werd er wegens de schaarste overal tabak aangeplant. Ik herinner me die enorme struiken die groeiden en bloeiden in onze tuin (poldergrond). De fiscus was ook van de partij en kwam het aantal planten tellen om dan de accijns erop te innen. Een superoogst werd het in 1943. De virginia-bladen zagen er zo struis uit. De tabak werd op zolder gedroogd (wat een aroma) en later tot reepjes versneden. Maar zoals de Engelsen zeggen: "the proof of the pudding is in the eating". Toen mijn vader en mijn oom gretig de eerste sigaret opstaken bleek de tabak zo sterk te zijn dat ze er misselijk van werden. Ze hadden er waarschijnlijk ook rabarber-bladen in dienen gemengd te hebben. In september 1944 werden we bevrijd. Alras hadden we een Engelse huisvriend en rookte mijn vader Players. In oktober deponeerden we de tabak op het huisvuil. 10 minuten later had iemand, die reeds meegenomen. De pret kon niet op.

    BeantwoordenVerwijderen