Chomsky, Noam – De passiefconstructie van
Als Leuvense romanisten kregen wij niet veel met Chomsky te maken. Onze professoren waren leerlingen van Walther von Wartburg, Stephen Ullmann, Gustave Guillaume, Lucien Tesnière, Zellig Harris, Charles Filmore, Claire Blanche-Benveniste en nog enkele anderen. Ze waren geloof ik vooral leerling van zichzelf. Maar aan andere faculteiten en vooral aan andere universiteiten werd de Chomskyaanse grammatica erin gedrild. De leerlingen moesten ingewikkelde zinnen kunnen ontleden in boomstructuren en afkortingen leren gebruiken als NP en VP. Als je daar je best op deed, lukte het wel, maar heel weinig studenten zagen in waarom die manier van zinsontleding beter was dan de gewone, met onderwerp en werkwoord en lijdend voorwerp.
De enige uitleg die wij als Leuvense romanisten over Chomsky kregen was die van Willy Van Hoecke, die zijn cursus begon met een kort historisch overzicht van de taalkunde. Eerst had je de traditionele grammatica die regels formuleerde waar je een vreemde taal mee kon leren, en die die regels verduidelijkte met voorbeelden. Dan had je de historische grammatica die naging hoe talen evolueerden. Dan volgde de structuralistische grammatica die niet de regels illustreerde aan de hand van voorbeelden, maar omgekeerd probeerde uit de voorbeelden regelmatigheden af te leiden*. En dan had je Chomsky die het nog anders ging doen.
Chomsky vond dat je er met voorbeelden niet kwam. Niet met honderd voorbeelden, niet met duizend voorbeelden, niet met een miljoen voorbeelden. Het eigene van taal was dat ze een oneindig aantal ‘voorbeelden’ kon opleveren. Taal was geen geheel van voorbeelden, het was een ingeboren hersenmodule die zinvolle woorden kon uitspuwen aan de lopende band. En voor de grammatici kwam het erop aan een systeem te bedenken dat geleek op die hersenmodule. Er moest een beperkt aantal regels gevonden worden, waarmee elke mogelijke taaluiting kon worden gegenereerd. En het leek Chomsky een goed idee om twee soorten regels te hanteren: basisregels en transformatieregels.
Met die twee concepten van ‘genereren’ en ‘transformeren’ had Chomsky goud in handen. Hij kon zijn taalkunde de indrukwekkende naam geven van ‘transformationeel generatieve grammatica’ en die indrukwekkende naam kon dan ook nog eens overtuigend worden afgekort tot de formule TGG. Een legende wat geboren. Chomsky was de nieuwe Einstein, het transformationalisme was de nieuwe relativiteit, en TGG was het nieuwe E=mc2.
De vergelijking tussen de relativiteit van Einstein en het transformationalisme van Chomsky is overigens zo gek nog niet. In beide gevallen gaat het om een theorie, en wel een theorie die getest kan worden. Men kan met de relativiteit voorspellingen doen, en als die niet uitkomen is de theorie weerlegd. Je kan bijvoorbeeld een nauwkeurige klok in een snel vliegtuig neerleggen. De relativiteitstheorie voorspelt dat die klok bij landing zal achterlopen op de klokken op aarde. Men heeft dat gedaan, en inderdaad, de klok in het vliegtuig liep achter..Zo kan men ook met het transformationalisme van Chomsky voorspellingen doen over mogelijke zinnen en dan nagaan of die zinnen wel echt kunnen bestaan. Alleen scheen Chomsky er, in tegenstelling tot Einstein, niet zo op gebrand om zijn theorie en zijn regels te testen, en vond hij het niet erg fijn als anderen probeerden zijn theorie met tegenvoorbeelden te weerleggen. Ook had hij de neiging, alweer in tegenstelling tot Einstein, om af en toe van theorie te veranderen.
Chomsky’s theorie wordt vaak geïllustreerd met de ‘actieve’ en ‘passieve’ zinnen. Je hebt een zin als Jan slaat Piet en je hebt een zin als Piet wordt door Jan geslagen. Chomsky formuleert een transformatieregel waarbij de eerste zin in de tweede zin kan worden getransformeerd: het lijdend voorwerp wordt onderwerp, het onderwerp wordt handelend voorwerp en het hulpwerkwoord ‘worden’ komt erbij**. Dat is een goede regel die kan worden veralgemeend. Je kunt die ook toepassen op een zin als Vader maakt een tafel en Een tafel wordt door vader gemaakt. Je hebt met de regel het aantal mogelijke zinnen verdubbeld, en als je een oneindig aantal zinnen wil mogelijk maken ben je goed op weg.
Daar zijn minstens twee problemen bij. Ten eerste zijn er heel wat zinnen die vanuit het actief niet naar een passief kunnen worden getransformeerd. Het schip naderde de ijsberg kun je niet transformeren naar De ijsberg werd genaderd door het schip. Zo’n voorbeeld is een weerlegging van de transformatieregel, maar Chomsky deed alsof zijn neus bloedde. Het tweede probleem is fundamenteler en komt neer op de vraag: zijn de getransformeerde passieve zinnen echt zo gelijk aan de actieve zinnen als Chomsky beweert? Iemand die zich voor taal interesseert is juist geïnteresseerd in het verschil tussen Jan slaat Piet en Piet wordt door Jan geslagen. Zo’n taalliefhebber wil ook weten hoe het komt dat een zin als Een tafel wordt door vader gemaakt zo raar klinkt****.
De Chomskyaanse grammatica lijkt niet gemaakt voor taalliefhebbers.
* Het structuralisme voerde nog een andere verandering in. De traditionele grammatica maakte geen onderscheid tussen het niveau van de betekenis en dat van de vorm. Een vervoegd werkwoord ‘drukt een handeling uit’ (betekenis) en staat in een Nederlandse hoofdzin op de tweede plaats (vorm). Het structuralisme probeert de analyse strikt tot één niveau te beperken, en vandaaruit het andere niveau af te leiden.
** De regel wordt hier informeel verwoord, met begrippen uit de traditionele grammatica zoals we die in de lagere school leerden.
*** De zin Die tafel werd door vader gemaakt klinkt dan weer normaal.