woensdag 3 mei 2023

Wat ik van Karel geleerd heb


     In mijn vorige stukje* besprak ik naar aanleiding van de nieuwe Karel van het Reve-biografie diens zelfdenkerij. Een belangrijk onderdeel daarvan heb ik opgespaard voor het stukje van vandaag namelijk dat Karel over de meest diverse zaken dacht (en zeker schreef) als een leek in de materie. Zelfs over de Russische letterkunde schreef hij een beetje als een leek voor andere leken.
     Dat denken als leek is vandaag een hele kwestie geworden, meer, geloof ik, dan 40 jaar geleden. Karel kon indertijd een controverse opstartten over de evolutieleer en daarbij als gelijke een debat aangaan met bioloog Maarten ’t Hart, ook al was die laatste in werkelijkheid zijn meerdere voor feitenkennis en zijn mindere voor schrijfstijl. De discussie verliep zonder gezagsargumenten. Pas toen Karel in het begin van de jaren negentig in het Duits werd vertaald, verweet men hem daar zijn ‘ignoranz’, al gaf men toe dat het allemaal ‘nicht ohne Intelligenz’ gedaan was. De moffen hadden niet de tijd gehad om geleidelijk aan Karel te wennen. En bovendien denken ze daar nogal snel dat je alles met academische diplomas’s, voetnoten, Grundlichkeit en eerbied voor het gezag oplost, vooral als dat gezag de witte jas draagt van de expert.
     Vandaag worden we omringd door moffen en experten. Wie sceptische vragen stelt over klimaatopwarming of, zoals recent, over coronamaatregelen wordt onmiddellijk zijn ‘ignoranz’ onder de neus gewreven. Er zijn een aantal bruikbare clichés voorhanden om de skeptische leek de mond te snoeren. Show me your PhD! The science is settel! Er is 97 procent wetenschappelijke consensus! 
   
 Het enige wat de leek nog te doen staat is de boodschap van de televisiewetenschappers en de wetenschapsjournalisten te volgen. De enigen met spreekrecht over coronamaatregelen bijvoorbeeld waren de viroloog, de infectioloog, de microbioloog, de epidemioloog, de immunoloog, de farmacoloog, de biostatisticus en de veearts. Helaas, hoe meer die met één stem spraken, richtlijnen gaven in plaats van uitleg, het debat uit de weg gingen, en zinnige tegenwerpingen schouderophalend ignoreerden, hoe meer  de caractériels aan de overkant geprikkeld waren om hun eigen waarheid bij elkaar te surfen met behulp van Youtube filmpjes, dissidente wetenschappelijke rapporten en gepuzzel met cijfers en statistieken.
     Het zelfdenken van Karel biedt een uitweg aan diegenen onder ons die niet blindelings de experts willen geloven.  Wanneer die niet als wetenschappers optreden maar als politieke adviseurs, wanneer ze zekerheden verkopen die ze niet in huis hebben, wanneer ze spreken in naam van een consensus** waarvan ze weten dat die niet bestaat, wanneer ze de ene dag oude kennis toepassen op nieuwe problemen en de andere dag de basisregels van hun eigen vak in paniek overboord gooien, dan is gezonde scepsis geboden. Karel biedt dus een uitweg aan wie niet té goedgelovig wil zijn als het om experten gaat, maar ...  die dat evenmin wil zijn als het om complotdenkers gaat volgens wie de waarheid binnen handbereik ligt zolang we de ‘officiële waarheid’ maar 180 graden omdraaien.
        Biograaf Melching schrijft in zijn inleiding dat je vandaag ‘geregeld de verzuchting [hoort]: Wat zou Karel van het Reve daarover geschreven hebben?’ Die verzuchting deel ik. Ik zou dolgraag een stuk van Karel van het Reve lezen over windmolens, of cryptomunten, of asielrecht of activistische rechtspraak of polarisering, of coronamaatregelen. Maar of Karel nu vóór of tégen zou zijn, dat interesseert mij minder. Het zou jammer en pijnlijk zijn als een zelfdenker als Karel niet verder was geraakt dan zijn lezers nieuwsgierig te maken naar wat hij dacht. Een zelfdenkende schrijver moet anderen tot zelfdenken aanzetten. En Karel kon dat goed. Ook wie niet zijn scherpzinnigheid had – ik bijvoorbeeld – kan veel van hem leren. Hier zijn enkele beginselen die ik van hem heb geleerd.

  1. Je mag overal een mening over hebben, maar je moet niet. Karel vertelt hoe Tsjechov zich bevrijd voelde toen hij zover gekomen was dat het hebben van ‘een eigen mening’ niet meer als een verplichting aanvoelde. Hij had ‘de slaaf uit zich gewrongen.’ Karel had best iets over corona kunnen schrijven, maar hij had er evengoed niks over kunnen zeggen. 
  2. Meerderheidsopinies in het algemeen of in een bepaald milieu – de opinions chic van Karel – komen tot stand door napraten. Dat napraten heeft iets heel menselijks, het bevordert vriendschap en gezelligheid, het ontlast ons van het karwei om tijdens gesprekken al te veel te moeten nadenken over waaróver we wát gaan zeggen. En ze zijn handig voor wie snel een redactioneel moet schrijven. Maar meerderheidsopinies komen met weinig garanties voor hun waarheidsgehalte. 
  3. Gezagsargumenten zijn waardeloos, ook die van en in ‘de’ wetenschap. Veel van wat wetenschap wordt genoemd, voldoet niet aan het kloeke Popperiaanse criterium waar Karel op aandrong. Dat geldt voor de literatuurwetenschap, de sociologie, de psycho-analyse, de geschiedsschrijving en wat mij betreft voor veel disciplines die het alleen van toegepaste statistiek moeten hebben.
  4. Kwakzalvers vind je overal. Karel gebruikte graag en vaak het voorbeeld van de beroemde gebedsgenezer met die prachtige bijnaam, Lou de Palingboer. Maar je vindt die gebedsgenezers overal, ook in het academische milieu.
  5. De toon waarop iemand spreekt telt mee. Het allereerste argument dat Karel aanhaalt tegen de marxistische beweging is de toon van haar slogans. Hij ziet daarin een van de ‘belangrijkste eigenschappen van deze wereldbeschouwing: haar zeer grote agressiviteit.’ 
  6. Het kan geen kwaad om af en toe iets te lezen – over het onderwerp waarover je nadenkt, of over iets anders. Zelfs Karels ungebildete alter ego ‘Henk Broekhuis’ was een belezen man.
  7. Verlies je niet in details. Karel schreef over Rusland zonder te speculeren over de verschillende fracties binnen het Kremlin en andere esoterische zaken. Hij liet dat over aan de analisten van de CIA, die daar hun mond over hielden, en aan de journalisten, die daar helaas hun mond niet over hielden.
  8. Een bewijs uit het ongerijmde kan veel verhelderen. Als firma’s, zoals sommigen beweerden, uit winstzucht weigerden om een onverslijtbare gloeilamp te maken, waarom werd die dan niet ontwikkeld, vroeg Karel zich af, in communistisch Rusland, waar men zich van winstzucht niets moest aantrekken? Dit soort zelfdenken vraagt helaas om een soepelheid van geest die je niet zomaar kunt leren.
  9. Vermenigvuldig je argumenten niet nodeloos. Zoek niet in alle hoeken en gaten naar steeds nieuwe redenen om te geloven wat je gelooft. Bijt je vast in die ene reden. Dan heb je tijd om die grondig op haar deugdelijkheid te onderzoeken. Karel heeft tegen de sovjet-economie slechts twee eigen argumenten uitgewerkt: het Grote Siberische Gat en het Handelsverbod – en dan zijn het nog twee kanten van dezelfde munt***. 
  10. Herleid grote problemen indien mogelijk tot persoonlijke beslissingen. Stel je vaak de vraag: wat zou ik, of iemand die ik ken, zelf doen, in die of die situatie? Het was de methode die hij bijvoorbeeld volgde in zijn stuk over subsidies aan de literatuur.
  11. Trek een redenering of een stelling door en zie waar je uitkomt. Doe dat zowel met je eigen als met andermans redeneringen. Karel stelde vast dat het cliché dat de armen steeds armer worden al dateert van de Evangelische tijden. Hij heeft toen geduldig uitgerekend hoe arm de huidigen armen zouden zijn na een 2000 jaar lange daling van hun inkomen. (Zie echter ook het volgende punt over ‘gevoel voor proportie’.)
  12. Behoud altijd je gevoel voor proportie. Ik heb een citaat van Karel daaromtrent gebruikt als motto voor mijn blog. Je kunt met gevoel van proportie onmogelijk een debat winnen, maar doe het voor jezelf. En voor de beschaving.
  13. Leef in goede verstandhouding met je vooroordelen****. Doe zoals Karel: beken ze aan jezelf en aan anderen. Maar hou ze niet voor een ‘objectieve mening’ zoals een van mijn Facebookvrienden dat zo ongewild grappig verwoordt
  14. Behoud je goede humeur. Probeer plezier te beleven aan de denkfouten van anderen. Karel schreef dat hij geen enkel genoegen beleefde aan andermans denkfouten, maar dat geloof ik niet. Wat ik wel geloof, is dat hij veel meer plezier beleefde aan andermans goede redeneringen.
  15. Verwaarloos de evidenties niet. Toen Karel voor het eerst Rusland bezocht, zag hij wat iedere andere bezoeker vóór hem gezien had: de rijen voor de winkels. Die rijen waren een afgezaagd verhaal, maar afgezaagd of niet, die rijen waren er en ze waren de moeite waard om erover na te denken.
  16. Als je iets niet weet of begrijpt of een vraag niet kunt beantwoorden, geef het dan toe. Wantrouw iedereen die dat niet doet. Karel bekende zijn onwetendheid vaak om humoristische en stilistische redenen, met enige overdrijving, maar het was hem, geloof ik, ook ernst.
  17. Het is toegelaten een verklaring in twijfel te trekken ook als je zelf geen verklaring hebt. Karel deed dat in verband met de evolutietheorie. Maar zaai geen twijfel zoals complotdenkers dat doen door met vaag taalgebruik alternatieve verklaringen te suggereren die je niet duidelijk benoemt.
  18. Blijf lastige vragen stellen. Aanvaard geen uitvluchten. Marx sprak over twee economische modellen na het kapitalisme: het socialistisch overgangstadium – met nog een zekere schaarste – en het uiteindelijke communisme – met overvloed voor iedereen. Als je marxisten vroeg hoe ze die overvloed zagen, kreeg je als antwoord dat ze als wetenschappers niet speculeerden over de toekomst. Dat is een slim, maar erg vaag antwoord. Karel is blijven zoeken tot hij in het tijdschrift Planovoe chozjajstvo, 1962, nummer 1, bladzijde 10, een concrete belofte vond: in 1980 zou het communisme gerealiseerd zijn en zou elke sovjetburger ‘in het bezit zijn van drie overjassen, vijf kostuums en zeven paar schoenen.’  
  19. Zoek niet altijd ruzie met de zwakste van de klas. Het is eervoller om het denkgevecht aan te gaan met iemand die even groot is als jij, of iets groter. Je moet niet overmoedig zijn, maar het kiezen van heel zwakke tegenstanders met heel slechte argumenten, komt in de buurt van de stroman drogreden. Karel bewonderde Popper omdat die zelfs zover ging om de slechte tegenargumenten van zijn tegenstanders eerst te verbeteren. 

      Ik vraag mij af hoeveel van bovenstaande beginselen ik zelf zou hebben gevonden, zonder Karels voorbeeld. Enkele ervan had ik wel op eigen kracht kunnen bedenken. En enkele andere was ik wellicht bij andere auteurs tegengekomen. Maar of die dat allemaal zo fraai en treffend als Karel hadden geïllustreerd, dat betwijfel ik. Daar schrijf ik overmorgen wel iets over.

 

 

*Mijn andere stukjes naar aanleiding van de Karel van het Reve-biografie staan hier, hier, hier, hier, hier.

**  Karel van het Reve schreef daaromtrent,  in een iets andere context: ‘Er zal wel eens over een wetenschappelijke theorie gestemd zijn maar dat is dan gebeurd door instellingen die met wetenschap eigenlijk niets van doen hebben … Een fatsoenlijk wetenschapsman gruwt als hij aan die stemmingen denkt.’ 

*** De twee theorieën komen erop neer dat de sovjet-economie wel een model had om te produceren maar geen model om de producten tot bij de consument te krijgen.

**** Ik heb dat beginsel ooit anders geformuleerd: ‘Een scepticus gelooft juist heel veel. Maar de scepticus weet dat zijn overtuiging niets meer is dan dat: geloven, aannemen. De scepticus gelóóft veel, maar weet weinig.’ Zie hier.


3 opmerkingen:

  1. Een lijst van 19 items wantrouw ik intuïtief maar dit is een mooie lange lijst. (Dieter)

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Ik had er twintig, maar ik heb er eentje geschrapt dat niet typisch 'Karel' was.

      Verwijderen
  2. Weer eens heel mooi, Philippe. Ik heb de beide Reeve's gelezen als 14jarige - dus Karel enkele kwartalen te vroeg. Dank voor je teksten en voor het wakkermaken herinnering. Jos Leys

    BeantwoordenVerwijderen