maandag 1 september 2025

Loobuyck en het multiculturalisme


     Loobuyck bespreekt in zijn boek over Wij en Zij twee soorten polarisatie. De eerste betreft de ideologische diversiteit, de tweede de multiculturele samenleving. De twee kwesties hebben allebei met wij-zij en met tribalisme te maken, maar zijn ook verschillend. Bij ideologische polarisatie heb je tot op zekere hoogte je stam zelf gekozen: links of rechts, progressief of conservatief. Bij multiculturele polarisatie heb je twee lagen. Enerzijds heb je het volk, het geloof of de cultuur waarbinnen je geboren niét gekozen. Anderzijds kun je ideologisch weer een kamp kiezen aangaande de manier waarop met culturele diversiteit moet worden omgegaan.
      Als Loobuyck het over ideologische diversiteit heeft (hoofdstuk 3 en 4), kan ik het grotendeels met hem eens zijn. Wij bevinden ons dan op het meta-niveau. We plaatsen óns boven de ideeënstrijd. Het gaat niet om de inhoud van de ideeën, maar over de manier waarop over die inhoud kan worden gediscussieerd. Misschien is Loobuyck progressief, en ikzelf conservatief, maar dat doet op dat moment niet ter zake.
      In de passages over nationalisme versus multiculturalisme (voornamelijk hoofdstuk 2) gaat het échter wel over de inhoud. Op elke bladzijde voel ik dat Loobuyck in het kamp zit dat niet het mijne is. En aangezien het gelijk van beide kampen een kwestie van proporties is, en Loobuyck voorzichtig blijft, voel ik mij bij het lezen van die stukken weliswaar ongemakkelijk, maar ik krijg niet veel kansen om in de tegenaanval te gaan.
      Je zou het meningsverschil tussen Loobuyck en mij zo kunnen samenvatten. Ik denk dat het ‘rootisme’ van de niet-westerse migranten– de neiging om hun identiteit te bepalen op grond van hun biologische, culturele en religieuze afkomst – het belangrijkste obstakel is voor de integratie. Loobuyck schijnt daar anders over te denken. Volgens hem is vooral het ‘antirootisme’ van de westerse bevolking, het zogenaamde ‘cultureel racisme’, het grootste probleem. Het is een onmogelijke, onvruchtbare en onvermijdelijke discussie.
     Loobuyck wil – dat geeft hij zelf aan – zoveel mogelijk zijn eigen ideologie op de achtergrond te houden. Hij loopt niet hoog op met extremisten die ongebreideld wij-zij-denken hanteren, maar hij probeert onbevooroordeeld te spreken over gematigde multiculturalisten en gematigde nationalisten, zodat geen van beide kampen zich beledigd moet voelen. Maar hij slaagt niet helemaal in zijn opzet. Neem bijvoorbeeld de alinea waarin hij spreekt over ‘nativistisch nationalisme’.

Dat is een discours dat een strikt onderscheid maakt tussen de cultuur van autochtonen (natives) en die van nieuwkomers, die als een bedreiging wordt gezien. Radicaal- en extreemrechtse populistische en identitaire politieke partijen en bewegingen maken gretig gebruik van het nativistisch nationalistisch vertoog, maar het sijpelt ook door in het mainstream discours van gematigde politici en opiniemakers. Dat voedt de polarisatie in de samenleving en creëert een ‘wij versus zij’-mentaliteit … Deze nativistische visie op nationalisme gaat hand in hand met het idee van assimilatie, waarbij het overnemen van de dominante culturele gewoontes wordt gezien als een teken van goed burgerschap, patriottisme en betrokkenheid bij de natie. Degenen die zich weigeren aan te passen kunnen te maken krijgen met publieke veroordeling, discriminatie, sociale uitsluiting en zelfs het verlies van bepaalde rechten. Denk aan de herhaalde publieke discussies over hoofddoeken en boerkini’s, waarbij moslimvrouwen die hun religieuze overtuigingen uitdrukken, vaak worden geconfronteerd met sociale stigmatisering en beperkingen op hun godsdienstvrijheid. Omgekeerd worden degenen die zich wel aanpassen, geprezen als voorbeelden van geslaagde integratie.

       Hier is veel waar ik mij als gematigde conservatief het hoofd aan kan stoten. ‘Nativistisch nationalisme’ is om te beginnen een scheldwoord. Als dat nativistisch nationalisme inderdaad aanwezig is in het ‘mainstream discours van gematigde politici en opiniemakers, dan zou ik daar best wel eens enkele voorbeelden van willen zien.’ Als ik heel, heel lang nadenk, dan kom ik uit op CD&V-politicus Hendrik Bogaert die acht jaar geleden een boekje schreef waarin hij een verbod op hoofddoeken bepleitte.
     De rest van de Loobuycks redenering is gericht tegen ‘assimilatie’ zijnde ‘het overnemen van de dominante culturele gewoonten.’ Wat is daar mis mee? ‘Degenen die zich wel aanpassen worden geprezen als voorbeelden van geslaagde integratie.’ Welja, ik vind dat die mensen best geprezen mogen worden, al is het misschien tactvol om dat niet te nadrukkelijk te doen. Maar ik zou het minstens inwendig toejuichen als steeds minder moslima’s een hoofddoek of een boerkini dragen. Hoofddoeken en boerkini’s kunnen inderdaad, zoals Loobuyck schrijft, een religieuze overtuiging uitdrukken, maar ze kunnen ook iets anders uitdrukken. En als het stigmatiseren van hoofddoeken de samenleving zorgt voor polarisatie, dan geldt dat ook voor het dragen ervan.
    Natuurlijk kan er met assimilatie van alles fout lopen. Er kan ‘sociale stigmatisering’ en zelfs dwang worden ingezet. Ik heb het zelf ook lang een kwalijke term gevonden. In de slogantaal van mijn jeugd: integratie ja, assimilatie nee. Maar de lectuur van Paul Collier* heeft mij van mijn negatief oordeel over assimilatie afgeholpen. 

 

* Over Paul Collier: zie hier.