dinsdag 23 februari 2021

Boudry en De Ceulaer over corona




In februari 2021, toen de pandemie nog maar goed begonnen was, publiceerden Maarten Boudry en Joël De Ceulaer een boek over corona. Ik heb daar toen enkele stukjes aan gewijd, en die zijn hier verzameld.
 
De economische schade door het virus zelf
      Je moet je als leek, vind ik, je geen oor laten aannaaien door een expert. Een pedagoog die met de boodschap leurt dat ‘herexamens’ niet helpen’, die moet bij mij niet aanbellen. Ik zou hem meteen vragen of dat ook geldt voor het rijexamen. Of ik zou hem zeggen dat hij eens bij de buren moet navragen of ik dáár niet ben. En ik zeg dat nu als gepensioneerde leraar, maar ik zou ook zo gereageerd hebben als ik nooit had lesgegeven.
     Zo is ook een economist die beweert dat ‘het virus zelf’ de economie meer schade berokkent dan een lockdown, bij mij aan het verkeerde adres. Ik weet net als iedereen dat de slachtoffers vooral onder gepensioneerden vallen, en díe zijn het niet die de economie rechthouden. Bij ons thuis is er maar één die de economie nog recht houdt en dat is mijn vrouw. Als die aan covid overlijdt, gaat het BBP achteruit, maar als ik eraan overlijd, zal het best meevallen.
     Tegelijk voel ik mij bij zo’n uitspraak wat ongemakkelijk. Ik wil weten wat die pedagoog of die economist écht bedoelen. Het zit mij niet lekker als ik tegen iets ben, waar ik de achtergrond niet van ken. Ik dacht dus: ik stel de vraag even op Quora: Waarom zou de economie meer schade ondervinden van het coronavirus zelf dan van een lockdown ertegen, zoals sommigen beweren? En ik stelde die vraag in het Engels om mijn net zo breed mogelijk uit te gooien. De reacties volgden onmiddellijk. Dat het gewoon zo wás. Dat ik geen vragen moest stellen waarvan ik in mijn verwaandheid het antwoord toch al meende te kennen. Dat de kudde-immuniteit een weerlegde theorie was. Dat alleen idioten tegen lockdown waren. Vooral die tweede reactie stoorde mij: ik kende het antwoord juist niet.*
     Gelukkig is er nu het boekje van Maarten Boudry en Joël De Ceulaer over corona. Daarin heeft Boudry een hoofdstuk aan de kwestie gewijd onder het lemma ‘Nevenschade’. Ook hij argumenteert dat ‘het virus zelf’ meer economische schade berokkent dan de maatregelen ertegen. Zijn argumenten zijn de volgende

  1. We moeten niet alleen de coronaschade opmeten die heeft plaatsgevonden, maar de vijf keer grotere schade** inschatten die zou hebben plaatsgevonden zonder lockdown
  2. Zonder lockdown, ‘ligt binnen de kortste keren de helft van je actieve bevolking thuis ziek in bed of in het ziekenhuis
  3. Een korte krachtige lockdown berokkent minder economische schade dan een die halfslachtig is, en in de tijd wordt gerekt.
  4. Ook zonder lockdown gaan de mensen tijdens een pandemie hun gedrag bijsturen en spontaan minder economische activiteit ontwikkelen – bijvoorbeeld minder naar de kapper gaan.

 Zó is het geen onzin meer. (1) is een veronderstelling, (2) is een overdrijving, (3) is minstens in theorie juist en (4) lijkt mij de kern van de zaak. Maar (4) brengt ons ook naar het gebied van semantische verfijning. Je zou de spontane gedragsbijsturing in coronatijden ook kunnen omschrijven als een ‘vrijwillige lockdown’, te onderscheiden van een ‘opgelegde lockdown’. Dan luidt de stelling dat de economische schade ten gevolge van een opgelegde lockdown minder groot is dan die van een vrijwillige lockdown, vooral als die eerste in ideale omstandigheden worden toegepast, dat wil zeggen kort, krachtig, uitgekiend en goed georganiseerd. Dát is een redelijke stelling. Alles wat in ideale omstandigheden wordt toegepast, en kort, krachtig, uitgekiend en goed georganiseerd is, levert een voortreffelijke kosten-batenbalans op.
     Ondertussen is het beter te zwijgen beter over een economie die schade ondervindt van ‘het virus zelf’. Zo
n formulering zorgt voor verwarring, en bij mensen als ik, voor wantrouwen en slecht humeur.

* De agressiviteit van de antwoorden kan ten dele verklaard worden door mijn gebrekkige Engels. Ik had geschreven ‘as some people pretend’, waarbij ‘to pretend’ blijkbaar een minder neutrale betekenis heeft dan het Nederlandse ‘beweren’.

** Dat ‘vijf keer grotere’ is een formulering die Boudry vooral gebruikt als het om de dodentol gaat. Het is zijn veronderstelling, die hij vaak herhaalt, dat eerste golf zonder lockdown 50 000 doden zou hebben geëist in plaats van 10 000. Op andere plaatsen gebruikt hij enigszins andere cijfers. Dan beweert hij dat we nu een dodentol hebben gehad van 20 000 maar dat het er zonder lockdown één van ‘50 000 tot 100 000’ zou zijn geweest.

Achterafklap

     Het corona-boekje van Boudry en De Ceulaer* kun je best omschrijven als een reeks luchtige columns, opgebouwd rond een hondertal alfabetisch gerangschikte trefwoorden. Er komen geen tabellen in voor, slechts zes grafieken, en ook met cijfers zijn de auteurs spaarzaam. Dat is prima. Ik heb indertijd gevraagd aan onze virologen om wekelijks zo’n column voor leken te schrijven waarin ze elke week iets anders zouden uitleggen over corona, in plaats van dagelijks hetzelfde te vertellen op televisie*. Boudry en de Ceulaer zijn geen virologen, maar ze hebben wel een boekje geschreven in de vorm die ik gevraagd had. Ik heb het dankbaar gelezen.
     Ik heb weer een en ander bijgeleerd. Nu weet ik dat die mist die ik bij vriesweer uitblaas eigenlijk mijn aerosolen zijn die voor één keer zichtbaar worden. En dat je de bevolkingsdichtheid van zo ongelijke landen als België en Zweden kunt vergelijken door het grondgebied te rasteren in stukjes van één vierkante kilometer, en dan alleen de vakjes mee te tellen waar mensen wonen.** En dat vleermuizen een kwart van alle zoogdieren op aarde uitmaken.
     Het boekje is anders geen neutrale samenvatting van de huidige kennis inzake corona, maar een verzameling van argumenten, redeneringen en principes die bruikbaar zijn om de kwestie te benaderen, en dan vooral om een heel streng anticoronabeleid te rechtvaardigen. Je hebt in heel grote lijnen drie kampen. Degenen die alleen de risicogroepen in de maatschappij willen afschermen van besmetting (‘omgekeerde lockdown’), degenen die de besmettingsgraad voldoende laag willen houden zodat de ziekenhuizen niet overbelast worden (‘flatten the curve’) en ten slotte degenen die de besmettingsgraad tot ongeveer nul willen terugbrengen zodat er niemand ziek wordt of overlijdt (‘crush the curve’). Als ik het goed heb, bevindt het treintje van onze televisievirologen zich ergens op de lijn tussen de tweede en de derde oplossing plaatsen, terwijl dat van Boudry en De Ceulaer al lang in station 3 staat.  
     Vanuit station 3, hebben ze veel kritiek op de blunders uit het verleden: de regering aarzelde te veel, kwam te laat met maatregelen en te vroeg met versoepelingen, de virologen susten, de communicatie was te geruststellend. Dat vat het zowat samen. Wie het daar allemaal niet mee eens is, zal door het boekje niet overtuigd worden. Iemand overtuigen is op zich al moeilijk en in kwesties waar pro en contra moeten worden afgewogen is het nog veel moeilijker. Laat ik het zo zeggen: de argumenten van Boudry en De Ceulaer zijn subtiel genoeg om de zwakke broertjes van het andere kamp te weerleggen, maar helaas kunnen die zwakke broertjes weinig aan met subtiliteit. En de sterke broertjes van het andere kamp hebben zelf ook subtiele argumenten.
      Zelf behoor ik in die materie tegen mijn gewoonte in tot geen enkel kamp. Maar als ik de beleidsblunders overloop die Boudry en De Ceulaer aanklagen, zijn er dat die ik ongetwijfeld ook allemaal zou hebben begaan, of andere die nog erger waren. Er is slechts één blunder die ik had vermeden omdat hij niet met mijn natuur strookt. Toen de gunstige berichten over de vaccinontwikkeling binnenkwamen zou ik niet te lang getreuzeld hebben en ik zou niet te scherp onderhandeld hebben over de prijs (zie ook hier). Ik zou daarentegen gulzige hoeveelheden van álle vaccins besteld hebben. Met die zekerheid van grote bestellingen, konden de farmaceutische firma’s grotere financiële middelen inzetten voor een massalere en snellere productie dan nu het geval is***. Als er uiteindelijk een of twee vaccins bij waren die niet werkten, dan kon ik ze nog altijd weggooien. En als ik met een overschot zat, zou ik die, na het inenten van de eigen bevolking, gratis verstuurd hebben naar de arme landen.
     Ik zou natuurlijk te veel hebben betaald, maar dat verlies stelt weinig voor vergeleken met de winst van een economie die één, twee of drie maand vroeger had kunnen opstarten. De winst en het verlies zouden, om het met de woorden van Boudry en De Ceulaer te zeggen, ‘asymmetrisch’ zijn geweest.  De EU is voor één keer te zuinig geweest, stel je voor. Alleen komt díe onbetwistbare blunder in het boekje niet ter sprake. Het moet grotendeels geschreven zijn toen de vaccinontwikkeling minder ver gevorderd was dan nu. Daardoor valt het voor mij nu wat onder de noemer  ‘achterafklap’, wat ook het trefwoord is waar de auteurs mee beginnen****.    

* Over het coronaboekje van Boudry en De Ceulaer heb ik hier al iets geschreven. Over mijn voorstel voor coronacolumns voor leken: zie hier. Over mijn vaccinatie-ongeduld: zie  hier.

** De bevolkingsdichtheid in België is vijftien keer hoger dan die in Zweden. Maar volgens de rastermethode is ze maar vijf keer hoger – wat nog altijd een groot verschil is.

*** Post scriptum. Het probleem blijkt niet te liggen, zoals ik bij het schrijven van dit stukje dacht, bij de karige dan wel gulzige bestelling. In Het Nieuwsblad van 5 maart lees ik dat Europa 3.600 miljoen vaccins bestelde voor 355 miljoen inwoners en de Verenigde Staten 700 miljoen voor 260 miljoen inwoners. Toch hebben Trump en Biden kunnen zorgen voor een snellere vaccinatie. Dat komt door het invoeren van een oorlogseconomie: de staat die rechtstreeks ingrijpt om de productie van vaccins op te drijven. 

**** De auteurs gebruiken het woord in de betekenis van ‘I told you so’. Ik gebruik het in de betekenis van ‘mosterd na de maaltijd’.

De wetenschappelijke consensus
      Voor ik hun boekje las, was ik bang dat Boudry en De Ceulaer* op elke bladzijde het argument van de ‘wetenschappelijke consensus’ zouden gebruiken . Dat is niet het geval. Dat komt vast omdat ze de beperkingen van dat argument inzien, maar ook omdat ze betreffende corona zelf wat buiten de consensus staan. Hun crash-the-curve is nog altijd controversieel, en mensen als Yaneer Bar-Yam en Nassim Nicholas Taleb waar zij zich achter scharen, geven niet de grondtoon aan binnen de epidemiologie. Die laatste is zelfs geen epidemioloog, en meestal heeft Boudry het niet graag als wetenschappers sterke uitspraken doen over een domein waar ze niet in gespecialiseerd zijn, vooral als die uitspraken hem niet zinnen. Ook is de consensus rond corona vaak fout geweest: over de mondkapjes, over de aërosolen, over de besmetting van de kinderen op school.
    In plaats dus van eenzijdig de wetenschappelijke consensus in te roepen, huldigen de auteurs een gezond scepticisme. Zo schrijven ze onder meer: ‘Toch kunnen kritische burgers [die geen specialisten zijn] helpen om het kaf van het koren te scheiden en om experts uit te dagen, op voorwaarde dat ze [de burgers] deugdelijk redeneren en zich zo goed mogelijk informeren over wetenschappelijke inzichten.’ Daar ben ik het grondig mee eens. En dat die burgers ook zelfkritisch moeten zijn, ook dáár ben ik het mee eens. Als leraar kreeg ik dikwijls richtlijnen van hogerhand dat ik mijn leerlingen ‘kritische zin’ moest bijbrengen. Ze moesten meningen ‘in vraag leren stellen’. Dat vond ik ook, maar dan toch zeker ook hun eigen meningen.
     Boudry geeft in het boek een verklaring waaróm geïnformeerde leken de zaken soms scherper zien dan de specialisten, namelijk omdat ze niet bezwaard zijn door oude kennis die niet van toepassing is op een nieuwe situatie. Er kan zelfs een woordje van lof af voor de sociale media: ‘Wie tijdens deze pandemie betrouwbare informatie over mondmaskers wilde, kon die haast makkelijker op sociale media vinden dan in de landelijke kranten of op de tv-zenders.’
     En zelfs die sociale media heb je niet altijd nodig. Helemaal bij het begin van de coronacrisis heeft een collega op school mij uitstekend voorgelicht. Dat covid geen griepje was. Dat de ‘collateral damage’ aanzienlijk kon zijn als men de gewone gezondheidszorg zou terugschroeven. En dat de grote besmettelijkheid van corona wees op mogelijke verspreiding door aërosolen. Dat was allemaal ongeveer het tegenovergestelde van wat de experts toen beweerden.  Hun bewering dat mondkapjes niet werkten, beantwoordde mijn collega met een krachtig: tarara! Verder wist ik ook zonder haar uitleg dat scholen wel degelijk een ‘hulpmotor’ bij virusverspreiding kunnen zijn. Ik heb wel eens op een schoolbus gezeten.
     Naast de ‘burden of knowledge’ zijn er nog veel meer redenen waarom wetenschappers zich kunnen vergissen. Ze kunnen uit de grote hoeveelheid feiten, cijfers en studies geneigd zijn om die te kiezen die hen het beste uitkomen. Misschien is de kwestie gepolitiseerd en speelt hun politieke overtuiging mee. Misschien beleven zij een ‘moment de gloire’ en gaan ze spreken als beleidsmensen in plaats van als wetenschappers. Misschien willen ze de aandacht trekken door een extreem standpunt in te nemen, of door iets anders te zeggen dan hun collega’s.
     Wat dat laatste betreft: ik geloof dat het omgekeerde vaker voorkomt en dat experts hun status proberen te verhogen door vooral hetzelfde zeggen als hun collega’s. De Ceulaer noemt dat ‘rally around the flag’. Hij bespreekt dat in verband met de pers, maar er is geen reden waarom het niet ook op wetenschappers van toepassing zou zijn. Het zou af en toe wel eens de verklaring kunnen zijn van een of andere ‘wetenschappelijke consensus’. Er is in de psychiatrie heel lang een consensus geweest over de waarde van Freuds dromentheorie. Kritiek kwam van buitenstaanders als Karel van het Reve en Vladimir Nabokov, die achteraf gelijk bleken te hebben.
     In hedendaagse polemieken lees je soms het woord ‘wetenschapsontkenner’. Dat lijkt mij, naast een scheldwoord, ook een veralgemening te zijn. Er zijn namelijk verschillende wetenschappen en ze hebben een verschillende graad van zekerheid. Die van wiskunde is groter dan die van sociologie. Zo interpreteer ik toch
 het liedje van Tom Lehrer, al moet eraan toe worden gevoegd dat Lehrer zelf een wiskundige was, en zich niet noodzakelijk objectief opstelde in de materie. Zo is er, geloof ik, ook een afnemende zekerheidsgraad als we van microbiologie, over virologie en epidemiologie, naar ‘algemene gezondheidswetenschappen’ afdalen.
     Als regel vermindert de zekerheidsgraad van een wetenschap naarmate ze afhankelijk is van statistische modellen met veel variabelen. Boudry geeft een goed voorbeeld van wat wetenschap met wél een hoge zekerheidsgraad vermag: ‘Binnen enkele weken na de uitbraak, op 10 januari 2020, kenden wetenschappers het volledige genoom van SARS-CoV-2, tot op de laatste letter. Niet meer dan vijf dagen later werd het eerste vaccinontwerp ontwikkeld.’ Dat kan de wetenschap dus wel, en er volgt niet veel ‘ontkenning’ op. Maar een jaar na de uitbraak, heeft men nog altijd de grootste moeite om de dodentol van België, Zweden en Noorwegen met elkaar te vergelijken. Hoeveel moeilijker moet het dan niet zijn om ook nog eens met enige mate van zekerheid uit te maken waarom die dodentol in die drie landen zo verschillend is?
     Boudry en De Ceulaer geven de ‘kritische burger’ een aantal adviezen om zich te oriënteren tegenover de schijn van wetenschappelijke consensus, en tegenover de werkelijkheid van wetenschappelijke onzekerheid. De auteurs formuleren vuistregels voor het deugdelijk denken. Zo moeten we een bepaalde coronamaatregel niet verwerpen omdat hij niet erg effectief is. Het is niet de maatregel op zich maar de combinatie van maatregelen die het hem doet. De auteurs noemen dat het Zwitserse Kaasmodel, omdat één plakje vol gaten zit en alles doorlaat, maar als je er een stapeltje van maakt worden de gaten van het ene plakje afgedekt door een volgend plakje met ándere gaten. Hoe dikker het stapeltje, hoe minder er wordt doorgelaten. Toegepast op corona: er kan altijd een extra maatregel bij, dan zal het nóg veiliger zijn. 

     Helaas is er een probleem met vuistregels. Als je wat zoekt, vind je er wel een andere, die ook meteen een ander resultaat oplevert. Neem bijvoorbeeld het beginsel van de afnemende meeropbrengst: volgens dat  beginsel zal elke extra maatregel minder extra veiligheid opleveren, zodat bij teveel maatregelen de kostenbaten verhouding uiteindelijk negatief wordt. Je kunt dus, met dat beginsel voor ogen, makkelijk verder met een of twee maatregelen minder, zonder dat je al te veel veiligheid verliest. Kort gezegd: als het om vuistregels en beginselen gaat, komt het erop aan ze goed te kiezen.
     En ook je experts moet je goed kiezen. Wat doe je bijvoorbeeld als de ‘officiële virologen en epidemiologen van een land een - naar je mening - te slappe aanpak van corona voorstaan. Dat is wat in België gebeurde volgens De Ceulaer. Dan moet je ze met ‘lastige vragen’ overvallen. Je moet de ‘overheid uitdagen, schijnbare vanzelfsprekendheid ter discussie stellen en het debat aanzwengelen. Niet met complotgekkies of wetenschapsontkenners. Wel met bonafide stemmen, vaak uit het buitenland, die met de plaatselijke experts van mening kunnen verschillen.’ Dat is mooi. Maar wanneer is iemand een ‘bona fide stem’? Ik denk: als die ongeveer hetzelfde zegt als De Ceulaer.  De Zweed Anders Tegnell is dat niet, maar Yaneer Bar-Yam en Nassim Nicholas Taleb zijn dat wel. De eerste is een wetenschappelijke ‘spookrijder’, en de andere twee rijden op hetzelfde baanvak als Boudry en De Ceulaer. Met wetenschappers doe je zoals je bij kersen doet: je begint met degene die er voor jou het best uitzien.
    Ik doe dat zelf ook natuurlijk. Ik had daar het voorbeeld van Boudry en De Ceulaer niet voor nodig. In de wetenschappen met lage zekerheidsgraad zijn er lui  die praatjes hebben die mij aanstaan, en anderen die praatjes hebben die mij niet aanstaan. De eerste probeer ik zo goed mogelijk te begrijpen, de tweede laat ik wat links liggen en ik probeer ze, uit beleefdheid, zo min mogelijk als ‘spookrijders’, ‘grote roergangers’ of ‘niet bona fide wetenschapsontkenners’ te omschrijven.

De cijfers zijn nooit hoog genoeg
     
Net zoals de maatregelen tegen corona voor Boudry en De Ceulaer nooit streng genoeg zijn, achten ze de cijfers van slachtoffers nooit hoog genoeg. Nochtans zijn de cijfers op zich al erg genoeg. Bij het begin van de coronacrisis hadden onze virologen veel lagere cijfers voorspeld. Ze kwamen toen nog niet dagelijks op de televisie, maar als ze af en toe de krant haalden,  spraken ze over enkele honderden, maximaal enkele duizenden doden. Het zijn er ondertussen 20 000. Je kunt dat cijfer wat naar beneden krijgen door  een onderscheid maken tussen ‘sterven aan corona’ en ‘sterven met corona’, maar dan kun je nog altijd niet om de ondubbelzinnig oversterfte heen in de categorie van de 65-plussers: meer dan 17 000.
     Ook kun je het cijfer proberen weg te zetten door te verwijzen naar de hoge leeftijd van veel van de slachtoffers.  Maar dan blijkt dat die doden gemiddeld ongeveer 13 levensjaren verloren hebben. Boudry en De Ceulaer geven geen uitleg bij dat hoge cijfer dat ingaat tegen onze intuïtie, en daarom doe ik het maar. We gaan er teveel van uit dat bij een gemiddelde levensverwachting van 80 jaar, een 75-jarige nog 5 jaar te leven heeft, en een 80-jarige nog 0 jaar. Dat is natuurlijk niet zo. De 75-jarige heeft gemiddeld nog 12 jaar te goed, en een 80-jarige nog 8,9 jaar. Als je toch zover geraakt bent, kunnen er best nog wat jaartjes bij.
     Die reële hoge cijfers – 20 000 doden, massale oversterfte, 13 verloren levensjaren – zijn voor Boudry en De Ceulaer echter onvoldoende. Ze dikken de coronaschade verder aan met hypothetische cijfers. Zo spreken ze vaak en uitgebreid over het aantal slachtoffers dat er zou geweest zijn zonder lockdown. Ze komen dan aandragen met uitdrukkingen als ‘vijf keer zoveel’ en ‘50 000 tot 100 000 doden’. Dat lijkt erg veel, maar als je goed zoekt en geduld hebt vind je nóg hogere cijfers. Op 6 februari, enkele dagen na de verschijning van het boek, citeert Boudry op zijn facebookpagina een studie van Nature die spreekt over 120 000 doden die er in België geweest hadden kunnen zijn tegen 4 mei 2020. Dat is ‘15 keer zoveel’, voegt Boudry er tevreden aan toe, als het aantal werkelijke doden op dat moment. Ik ben blij dat Boudry die studie van Nature nog niet kende toen hij zijn boek schreef. Of ze toch niet citeerde. Ik werd al zenuwachtig van die ‘5 keer zoveel’.
     Wat ik verder eigenaardig vind, is dat de neiging om maximale, pessimistische cijfers te kiezen voor de coronadodentol, dat die neiging zich ook uitbreidt naar andere domeinen. Zo spreken de auteurs van de 40 miljoen dodelijke slachtoffers van de Eerste Wereldoorlog. Wij leerden op school over 20 miljoen doden;  en.Wikipedia spreekt van 15 tot 22 miljoen (hier). Ook citeert Boudry de gevolgen van Corona voor de wereldarmoede. Hij geeft eerst de cijfers van de Wereldbank: 150 miljoen extra mensen in extreme armoede, wat best mogelijk is. Maar daarna citeert hij nogal onvoorzichtig de Verenigde Naties die vrezen dat covid ‘letterlijk decennia van vooruitgang zal wegvagen’. Hier heeft Boudry niet goed nagedacht. Wie zoals hij goed weet welke vooruitgang er op dat terrein gedurende de laatste decennia gebeurd is, kan moeilijk geloof hechten aan het ‘letterlijk’ wegvagen van die vooruitgang. Zo’n evolutie zou trouwens in tegenspraak met zijn voorspelling in de epiloog dat de wereld na corona vrij snel zou kunnen normaliseren.
     Het lijkt wel of de ene overdrijving de andere oproept en zelfs Boudry tot een inconsequentie verleidt.

De exponentiële curve als matraque
  
   Een maand geleden haalde Maarten Boudry zwaar uit naar minister Weyts. Er was in die tijd veel te doen rond de besmettingen in de scholen. Het Journaal en Het Nieuws openden ermee. Ben Weyts wees erop dat in slechts 50 van de 4000 scholen besmettingen waren vastgesteld. Toch nam de druk om de scholen te sluiten nam toe. Boudry schreef toen op zijn Facebookpagina: ‘Mijn inschatting: het is een kwestie van tijd tot de Belgische scholen dichtgaan. ALS dat klopt, dan beter vroeg dan laat. Nu nog even wachten tot de curve helemaal ontploft, is het summum van kortzichtigheid.’
     Op de laatste vijf woorden na, dacht ik toen ongeveer hetzelfde: dat de sluiting van de scholen, al was het dan om politieke redenen, onvermijdelijk was, en dat een snelle korte sluiting beter was dan een die later kwam en langer duurde. Uiteindelijk is de scholensluiting er niet gekomen en met de lente in het verschiet is het niet waarschijnlijk dat ze er nog komt. Het is te laat op het jaar. Boudry en ik hebben ons vergist. Boudry kan zich dit keer niet troosten met zijn theorie van de ‘zelfweerleggende voorspelling’*. Daarvoor moet een maatregel eerst genomen zijn om achteraf nutteloos te schijnen. Maar de maatregel, de sluiting van de scholen dus, ís niet genomen. En misschien is het maar beter ook, want het zou – om nogmaals Boudry’s woorden te gebruiken - geen ‘spijtloze maatregel’** geweest zijn.
     Hoewel ik dus indertijd dezelfde inschatting als Boudry maakte, was ik het niet zo eens met zijn argumentatie die berustte op de exponentiële groei van de besmetting. Hij schreef toen: ‘Stel dat je één balletje in je soep doet, Ben Weyts, en elke minuut verdubbelt het aantal. Hoeveel balletjes heb je dan als je een halfuurtje roert? Een miljard balletjes! … Het is hemeltergend om Weyts op het VRT-journaal te horen. De man heeft werkelijk géén idee van exponentiële groei.’
     Die vergelijking met soepballetjes klopt, geloof ik, niet helemaal. Leerlingen in scholen besmetten elkaar misschien als zich vermenigvuldigende soepballetjes, maar dat is niet noodzakelijk het geval met scholen onderling. Ik vermoed dat Weyts, zoals iedereen die middelbaar onderwijs gevolgd heeft, wél op de hoogte is van het begrip van exponentiële groei, een begrip dat in tegenstelling tot wat Boudry beweert, redelijk goed aansluit bij onze intuïtie en zeker bij de mijne***. Het probleem was niet dat Weyts rekening moest houden met een exponentiële groei – dat moest hij – maar dat hij ook moest afwegen hoe groot de kans was op zo’n groei. Boudry schrijft in zijn pandemieboek: ‘Een exponentiële curve kan eerst onschuldig lijken, een beetje zoals een lineaire curve, maar dan plots exploderen.’
     Ik heb het woordje ‘kan’ gecursiveerd omdat het ons brengt bij de kwestie van de proportionaliteit. De mogelijkheid van de explosie bestond, maatregelen waren nodig – maar welke maatregelen waren proportioneel? Moesten alle scholen dicht, of was het voldoende om de veiligheidsmaatregelen te verstrengen, meer testen in te voeren, en buitenschoolse activiteiten te verminderen, waardoor kinderen van de ene school minder gemakkelijk kinderen van een andere school zouden aansteken? Dat is geen eenvoudige afweging.
     Maar het hele begrip ‘proportionaliteit’ wordt door Boudry en De Ceulaer in vraag gesteld. ‘[H]oed u bij dreiging van een pandemie voor het woord proportionaliteit,’ schrijven ze. ‘Tegen een probleem dat exponentieel uit de hand kan lopen, moet je preventief harder optreden dan je in ‘normale’ – zeg maar: niet-exponentiële – omstandigheden zou kunnen verantwoorden.’****
     Het exponentiële karakter van de pandemie wordt hier naar mijn smaak teveel als troefkaart gebruikt. De auteurs vertellen de parabel van het schaakbord en de rijstkorrel. Als je op het eerste vakje van dat bord 1 korrel legt en dat bij de volgende vakjes telkens verdubbelt, heb je eerst 2 korrels, 4 korrels, 8 korrels en op vakje 64 niet minder dan 18.446.744.073.709.551.615 rijstkorrels, ‘[g]enoeg om heel het Indische continent onder een rijstlaag van een meter dik te bedelven.’ Dat is een mooi verhaal dat ik ken van de lagere school, maar die extreem hoge cijfers trekken niet alleen de aandacht, ze vertroebelen ook de blik.
     Als je in ons land het coronavirus ongehinderd laat razen, dan ga je geen 18,5 triljoen doden hebben, en ook geen 11 miljoen. De coronadodentol heeft geen exponentiële cúrve, maar een exponentiële fáse, zoals Boudry ergens anders terecht opmerkt. Je eindigt bij 30 000 doden, of 50 000 doden of 100 000 doden en die cijfers zijn niet meer dan veronderstellingen. En tegenover díe hypothetische cijfers weeg je de maatregelen af – niet tegenover een exponentiële abstractie die als een komeet door de ruimte schiet.
     De manier waarop Boudry over de exponentiële curve spreekt doet mij denken aan mijn jeugdjaren, zoals tegenwoordig alles mij doet denken aan mijn jeugdjaren. Een groot deel van die jaren was ik geëngageerd in de marxistische partij Amada, later PVDA, een organisatie die toen geleid werd door Ludo Martens. Die laatste was niet alleen een ideoloog, een pedagoog en een demagoog, maar ook, zoals veel politici, een intrigant. Het gebeurde meer dan eens dat hij basisgroepen ging opstoken tegen hun plaatselijke leiders. Die plaatselijke leiders gebruikten dan citaten van Marx en Lenin om zich tegen hun basisgroep te verdedigen. Waarop Martens antwoordde dat die leiders het marxisme gebruikten als matraque. En hij kon het weten, want hij deed het zelf wel eens.
    Hetzelfde denk ik nu bij Boudry: dat hij de exponentiële curve gebruikt als wapenstok, als matraque. Terwijl hij zou moeten weten dat het, naar het woord van Lenin, aankomt op de ‘concrete analyse van de concrete situatie’, en naar het woord van Karel van het Reve, op ‘moeilijk definieerbare zaken als gevoel voor proporties’. Een discussie over een scholensluiting los je niet op met soepballetjes en rijstkorrels maar met ‘concrete’ reproductiegetallen, ‘concrete’ besmettingskanalen en, jawel, proportionele ingrepen.

 * Ook ‘preventieparadox’ genoemd in het boek van Boudry en De Ceulaer: ‘Door slecht nieuws te voorspellen, zorg je ervoor dat mensen actie ondernemen, waardoor je eigen voorspelling niet uitkomt.’

 ** ‘Spijtloze maatregelen. Maatregelen die achteraf nutteloos of onnodig kunnen blijken, maar die nooit tot grote spijt zullen leiden. Winkelkarren ontsmetten is zo’n maatregel, mondmaskers afraden niet.’

 *** De enorme getallen die de curve uiteindelijk opleveren zijn wél anti-intuïtief.

**** De redenering doet mij denken aan de tipping points van de klimaatalarmisten die op dezelfde manier de proportionaliteitskaart overtroeven. Zie ook hier.


Het Chinese model
 
     Zijn coronaverstrengers zoals Boudry en De Ceulaer bovengemiddeld bang om ziek te worden en dood te gaan, en heeft dat invloed op hun mening terzake? Het eerste weet ik niet en het tweede heeft weinig belang, want een mening is juist of fout, onafhankelijk van de onverstoorbaarheid of vreesachtigheid van de meninghebber. Je moet iemand die bezwaren heeft tegen veel immigratie ook niet verwijten dat hij een ‘bange blanke man’ is, of iemand die kritisch is voor de islam verwijten dat hij aan een fobie lijdt.
     Zelf ben ik gemiddeld bang, geloof ik. Bij het begin van de pandemie heb ik eens snel wat berekeningen gemaakt. Daaruit bleek dat ik als 65-jarige ongeveer 1 procent kans had om binnen het jaar te overlijden. Door corona was dat 2 procent geworden, had ik begrepen. Ik ben toen een paar dagen ongerust geweest. Inkopen in de supermarkt probeerde ik te groeperen zodat ik er maar één keer in de week naar toe moest. Heel lang heeft dat echter niet geduurd, en ik fiets er nu weer dagelijks heen. Zo kom ik nog eens buiten. Mijn pianolessen stel ik uit tot na mijn vaccinatie, en verder hou ik mij aan de regels. Dat is het zowat. Als ik wakker lig, is het van andere dingen.
     Bij De Ceulaer is dat anders. In het Humo-interview van 9 februari is hij daar openhartig over. «Ik geef het toe: ik ben nu al bijna een jaar dag en nacht met dat virus bezig. Ik ga ermee slapen en ik sta ermee op. Ik heb er overdreven vaak over getweet, ik heb er overdreven veel over gelezen, en ik heb over bijna niks anders meer geschreven … Eigenlijk is dat niet gezond. Ik had meer afstand moeten nemen.» De Ceulaer heeft in de zomer één keer buitenshuis gegeten, zegt hij, toen dat mocht, en met inachtneming van de strengste voorschriften. Hij voelde zich daar toen niet goed bij. Ik van mijn kant heb in de zomer ook een paar keer buitenshuis gegeten en ik voelde mij daar uitstekend bij. Mensen zijn verschillend.
     Ook Boudry zegt dat hij met een ‘zwaar gevoel in zijn maag’ heeft rondgelopen toen de pandemie uitbrak en er geen maatregelen werden genomen. Toen die wel genomen waren, verdween dat gevoel. Dat lijkt erop te wijzen dat zijn malaise meer van intellectuele aard was. Hij krijgt een knoop in zijn maag als niet de juiste maatregelen worden genomen. Ik had dat vroeger bij personeelsvergaderingen op school als nieuwe pedagogische richtlijnen werden toegelicht.
     Boudry is gespecialiseerd in fallacies, drogredenen. Zijn eigen achterliggende redenering – het is een speculatie van mijn kant – komt het dichtst in de buurt van de nirwana fallacy, de drogreden van de volmaakte oplossing. Eigenlijk zou de mensheid, denkt hij, korte metten kunnen makken met deze pandemie. Het zou volstaan dat mensen overal ter wereld volmaakt rationele wezens waren, met een volmaakte afweging van hun korte en lange termijnbelang, en met een volmaakte burgerzin. Dan kwam gedurende een maand niemand zijn huis uit, niemand zeurde over tijdelijk inkomensverlies, iedereen gebruikte de tijd om leerzame boeken te lezen, droeg ook in bed een mondkapje, en niemand raakte besmet. Een volmaakt werkende overheid liet levensnoodzakelijke goederen zoals toiletpapier huis aan huis bezorgen door mannen en vrouwen in steriele pakken en volgde daarbij het beginsel ‘naar ieder volgens zijn behoeften’. Na een maand keerde de volledige vrijheid terug en werd alles weer zo gezellig als voorheen. Miljoenen mensenlevens waren gered. Wat nog overbleef aan besmetting zou door een perfect test- en traceringsprogramma in geen tijd uitgeroeid zijn.
     Natuurlijk werkt het niet zo en dat weet Boudry ook. Hij is geen nirwana-aanhanger, eerder iemand die, zoals ik het zie, worstelt met de nirwana-verleiding. We leven in een onvolmaakte wereld, met onvolmaakte wezens, met een onvolmaakte overheid. Wat dan bij zo’n coronapandemie overblijft aan keuzes, is een of ander pakket maatregelen dat zich situeert tussen het Zweedse model van Tegnell, met minder dwang en meer slachtoffers, en het Chinese model van Xi Jinping, met meer dwang en minder slachtoffers. En daar komt nog bij dat het moeilijk in te schatten is hoeveel slachtoffers er precies in dat laatste model vermeden worden, en hoe diep de dwangmaatregelen dreigen in te slijten in de mentaliteit van burgers en overheid.
     Wie met de nirwana-verleiding worstelt zal, geloof ik, iets meer in de richting van Xi Jinping loensen. In hun boek schrijven Boudry en De Ceulaer: ‘Xi Jinping - Chinese president die de crisis beter aanpakte dan Donald Trump.’ Het blijft bij loensen natuurlijk, maar toch.


Voorspellingen
     Vervelend voor de echte alarmist, scepticus, optimist of quietist is de korte tijdsschaal van de coronakwestie. Elke voorspelling kan binnen enkele weken of maanden gecontroleerd worden. Herman Goossens voorspelde dat ski-toerisme in Italië geen enkele besmetting zou meebrengen. De kans was ‘uiterst, uiterst klein’. Hij was fout. Van Ranst voorspelde dat de pandemie enkele honderden, hooguit enkele duizenden slachtoffer zou maken. Hij was ook fout. Mijn eigen voorspelling rond die tijd was voorzichtiger: ‘tussen 1 500 en 33 000’ (
hier) maar informeel verklaarde ik aan vrienden dat 20 000 ‘haalbaar’ moest zijn. De crisis is nog niet gedaan, maar het lijkt voorlopig dat ik toen vrij goed gegokt heb. Mijn meeste andere voorspellingen waren overigens fout. Zo dacht ik dat een vergelijking tussen de verschillende landen binnen enkele weken duidelijkheid zou brengen over de effectiviteit van de verschillende maatregelen.
     Voor wie vaak verkeerd voorspelt, heeft Maarten Boudry een uitweg voorzien: de preventieparadox.  Als de coronacijfers uiteindelijk beter meevallen dan je voorspelling aangaf, verwijs je naar het veel grotere aantal slachtoffers dat zou gevallen zijn zonder maatregelen. Je kunt de paradox op veel terreinen toepassen. Als het aantal terrorismeslachtoffers uiteindelijk meevalt, verwijs je naar het veel grotere aantal slachtoffers dat er zou vallen zonder antiterreurmaatregelen. Voor wie verkeerd gokt betreffende de verre toekomst, stelt het probleem zich niet. Als binnen dertig jaar de wereld niet in brand staat door de klimaatverandering, of heel Vlaanderen niet overstroomd is, dan zal ik er niet meer zijn om die valse profeten uit te lachen. En als ik er wel nog ben, is het lachen mij misschien vergaan om andere redenen.


6 opmerkingen:

  1. Ik las in de Knack dat er jaarlijks 20.000 overlijdens te maken hebben met roken.
    Met een zucht drukte ik mijn laatste Belga uit.
    In hetzelfde artikel stond dat er ook 7000 mensen op een of andere manier sterven door alcohol.
    Ik goot mijn laatste pintje door de gootsteen weg.
    Een beetje later las ik dat er zeer veel verkeersdoden zijn.
    Ik verkocht mijn auto, gaf mijn fiets aan de buren en besloot alles thuis te laten leveren. Ik kom de deur niet meer uit.
    Ook niet om te werken: het aantal arbeidsongevallen neemt onrustwekkend toe.
    In het Belang van Limburg lees ik dan weer dat er jaarlijks 1500 mensen de dood vinden thuis. Meestal door een val.
    Nu heb ik overwogen om me in een levenslange coma te laten brengen met kunstmatige voeding. Hopelijk is er geen black-out!

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Een bad nemen schijnt ook heel gevaarlijk te zijn. Ik doe dat dagelijks. Mijn zoon de bijna-dokter heeft mij al gewaarschuwd dat de kans dat ik in bad overlijd niet gering is.

      Verwijderen
  2. Daarom zet ik voor de zekerheid geen tulband op als ik een bad neem, maar leg een nat washandje op mijn hoofd.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Het lot van Marat blijft je bespaard als je de deur van de badkamer op slot doet.

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Heel juist. Net als mijn vader deed ik altijd de badkamer op slot als ik een bad neem. Maar de laatste tijd vergeet ik het soms.

      Verwijderen