maandag 2 september 2024

Debatteren over Brusselmans (Longread)

De context

    Brusselmans heeft dus in een column voor Humo iets geschreven over iedere Jood een mes door de keel rammen. Aangezien de tekst ondertussen van Humos website verwijderd is, geef ik hier eerst wat meer context mee. Dit is wat Brusselmans schreef:

 ‘Het Midden-Oosten zal exploderen, met malafide gevolgen voor de rest van de aardbol. En dat allemaal door een klein, dik, kaal Joodje dat de onheilspellende naam Bibi Netanyahu draagt, en dat er om welke reden ook voor wil zorgen dat de hele Arabische wereld wordt weggeveegd. Voor iedere Hamas- of Hezbollahstrijder die door dat Israëlische kutleger wordt omgelegd, worden er honderden onschuldige burgers gedood, en we kunnen niet anders dan blijven herhalen dat daar vele kinderen tussen zitten, en dat we ons hier, in het zogenaamd veilige Westen, niet kunnen voorstellen dat hetzelfde lot onze kinderen beschoren zou zijn. Ik zie een beeld van een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje dat helemaal buiten zinnen om z’n onder het puin liggende moeder roept, en ik beeld me in dat dat jongetje m’n eigen zoontje Roman is, en de moeder m’n eigen vriendin Lena, en ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen. Je moet er natuurlijk altijd bij denken: niet iedere Jood is een moorddadige rotzak, en om die gedachte vorm te geven maak ik me een voorstelling van een bejaarde Joodse man die door m’n eigen straat schuifelt (...) en ik heb medelijden met hem en krijg bijna tranen in de ogen, maar even later wens ik hem naar de hel.’ 

Meningen - de mijne

  • Is Brusselmans een antisemiet? Dat weet ik niet. 
  • Heeft Brusselmans een antisemitische uitspraak gedaan. Ja. 
  • Wordt die uitspraak minder antisemitisch door de context? Nee.
  • Is de uitspraak revisionistisch? Nee.
  • Is de uitspraak moreel verwerpelijk? Ja.
  • Is de uitspraak strafbaar volgens de huidige wetgeving tegen haatspraak? Dat weet ik niet.
  • Moet de huidige wetgeving tegen haatspraak worden afgeschaft? Ja.
  • Was de column satirisch? Ach … satire …
  • Was in de column van Brusselmans een ‘typetje’ aan het woord? Ik denk het niet.
  • Was de column een opiniestuk? Nee.
  • Was de aangegeven intentie om ‘iedere Jood een puntig mes door de keel te rammen’ letterlijk bedoeld? Nee.
  • Is de kans groot dat een Brusselmanslezer echt ook eenJood een puntig mes door de keel ramt? Nee.
  • Is de column van Brusselmans erger dan de bombardementen op Gaza? Dat heeft er niets mee te maken. Overigens: nee.
  • Is de column van Brusselmans een symptoom van toenemend antisemitisme? Ja.
  • Heeft dat toenemend antisemitisme te maken met de Gaza-oorlog? Ja
  • .Heeft dat toenemend antisemitisme te maken met de berichtgeving over de Gaza-oorlog? Ja.
  • Is elke antizionist een antisemiet? Nee.
  • Is elke Israël-criticus een antizionist? Nee. Je kunt kritiek hebben op het beleid van Israël en tegelijk het project van een Joods thuisland aanvaarden.
  • Is het erger om te zeggen dat je elke Jood een mes door de keel wil rammen dan te zeggen dat je elke Engelse toerist in Spanje een mes door de keel wil rammen? Ja, maar ik weet niet precies waarom.
  • Is het erger om te zeggen dat je elke Jood een mes door de keel wil rammen dan te zeggen dat je elke moslim een mes door de keel wil rammen? Nee, het is ongeveer hetzelfde.

Brusselmans in tempore non suspecto

     Velen zijn het vergeten maar ook vroeger is er al wel eens stennis geweest over een column van Herman Brusselmans in Humo. In April 2016 bijvoorbeeld, na de zware aanslag in Zaventem, had hij een column geschreven onder de sarcastische titel ‘Wij van links’. De reden van de ophef toen was niet een of andere agressieve hyperbool die hij gebruikt had, maar de strekking zelf van het stuk. Hoe kon Herman, als jongen van links, zo kritisch schrijven over immigranten en moslimknuffelaars? Was Herman nu rechts geworden?
      Daarover ondervraagd, zei de schrijver dat hij zich nog altijd bij links rekende. “Links denken betekent voor mij dat je verdraagzaam bent, iedereen met rust laat en elkaar niets in de weg legt,” zei hij. Als dat zo zit, dacht ik bij mijzelf, kan ik beter weer extreem links worden, zoals in mijn jonge jaren, want ik wil niets liever dan iedereen met rust te laten.
      Ik hield Brusselmans toen al langer in de gaten. Ik heb er nooit een linkse jongen in gezien. Grof in de mond en rock n’ roll en een opgestoken middenvinger naar het ‘klootjesvolk’, dat wel, maar links? In 2004 verklaarde hij in Humo over moslims ongeveer hetzelfde als wat hij in april 2016 schreef, misschien wat minder scherp, maar er waren toen geen aanslagen geweest. En in 1993 had hij als zijn boek van het jaar Geef oorlog een kans genoemd, van de Amerikaanse conservatief en libertariër P.J. O’Rourke. Ik had dat boek van mijn vrouw cadeau gekregen en was toen alles van P.J. aan het lezen. P.J. was ook iemand die vond dat je ‘verdraagzaam moest zijn en iedereen met rust moest laten en elkaar niets in de weg mocht leggen’.
     Brusselmans is geen auteur als Schopenhauer, Jane Austen of Borges, waar je elke letter van gelezen wil hebben. Je moet er niet aan denken. Maar als je de grofheden erbij nam was zijn Guggenheimer vaak grappig en Dagboek van een vermoeide egoïst vond ik een aangrijpend verhaal. Ik heb jaren in de zesde klas een hoofdstuk eruit als verplichte lectuur opgedragen. En als ik in de vierde klas de leerstof over ‘humor’ wou herhalen, leverde een bepaalde column van Brusselmans duidelijke, want niet erg subtiele, voorbeelden van het geleerde.
      Ik heb daar ooit een probleempje door gekregen. Je moet weten, ik liet die humoristische columns graag ‘expressief voorlezen’ door mijn leerlingen. Ik gaf ze daarbij de raad hun voorlezerij thuis uit te proberen op hun ouders. Zekere keer kreeg ik van een leerlinge een keurig briefje. Haar vader had liever niet dat zijn dochter die bewuste column in de klas voorlas. Hij had een lijstje toegevoegd van andere humoristische teksten die zijn dochter wél kon voorlezen.
      Het mooie aan dat briefje was wat er niet in stond. Er stond niet in dat Brusselmans een waardeloze schrijver was. Er stond niet in dat ik die vieze kerel uit mijn Nederlandse les moest houden. En er stond niet in dat die vader mijn directeur wel eens zou aanspreken. Die vader heeft dat ook niet gedaan, geloof ik, want anders zou ik er wel iets van gehoord hebben.   Je hoort soms andere dingen, maar ik heb in mijn carrière alleen goede, beleefde ouders gehad. Verdraagzame ouders, die mij ‘met rust lieten’ en mij ‘niets in de weg legden’. Zouden die allemaal links geweest zijn?

Vrije meningsuiting 1: Rik Torfs

      Rik Torfs kan het soms mooi zeggen. ‘Wie vindt dat Herman Brusselmans niet gestraft moet worden en Jeff Hoeyberghs wel,’ schrijft hij,  ‘is even fout als wie het tegendeel zegt. Vrijheid van meningsuiting hoort er voor iedereen te zijn.’ Dus inderdaad, geen wetten, geen Unia, geen rechtbanken en geen straffen in deze zaak.  En vrijheid voor antisemitische satire. Als hoofdredacteur van Humo zou ik daar echter aan toevoegen: maar niet in mijn blad. 

 Vrije meningsuiting 2: Peter De Roover 

       Peter De Roover schreef een aardige column over de zaak-Brusselmans voor Knack. Ook hij houdt zich bezig met de ‘grens’. Haatspraak moet door de samenleving worden afgekeurd, oproepen tot geweld moeten door de overheid worden verboden en bestraft. Citaat: ‘Ik verafschuw haat evenzeer als het aanzetten daartoe – behoudens extreme gevallen, zoals een ouder de moordenaar van een kind terecht kan haten – en vind toch dat die strafbaarstelling door de overheid op de schop moet. Aanzetten tot geweld, daar hoort de rode lijn van het strafrecht te liggen.’ De mening van Peter De Roover vindt men hier en hier.  

Vrije meningsuiting 3: Bart Eeckhout

     Dat Brusselmans nu door Unia wordt vervolgd voor haatspraak heeft minstens een gunstig gevolg: er gaan nu zelfs ter linkerzijde stemmen op om het vrije woord dit keer te verdedigen. Eindelijk! Vroeger stond Joël De Ceulaer in dat kamp helemaal alleen, en kijk, nu is ook Bart Eeckhout, hoofdcommentator van De Morgen een freespeacher geworden.
     Nou ja, zo verwonderlijk is dat niet. Brusselmans is op zijn manier iemand van het bobo establishment, zijn column past in de anti-Israël gezindheid die in linkse kringen heel hevig is, en Humo is een blad met de juiste geloofsbrieven. In die zin blijft het commentaar van Eeckhout een pleidooi voor het eigen kamp, en dan is het niet moeilijk om dat onder de vlag van de vrijheid te houden. 
En toch verheugt het mij dat met Eeckhout een linkse kampioen voor het vrije woord is opgestaan, al is het misschien maar tijdelijk, en heb ik ook enkele bedenkingen bij wat hij schrijft. 
 
     De commentaar van Eeckhout is dubbel. Enerzijds verwijt hij Brusselmans zijn grove woorden 

op een moment dat de Joodse bevolking hier en in andere landen de haat weer tastbaar voelt toenemen’. 

Anderzijds vindt hij dat ‘de vrijheid van uitdrukking in een satirische rubriek maximaal mag zijn.’ Hij schrijft:

In een echte vrije samenleving met een echte vrije mening zouden ook de harde, weinig fijnzinnige en ongepaste woorden van Herman Brusselmans moeten kunnen passeren. Dat wil zeggen: met veel verontwaardiging, kritiek en recht op wederwoord maar zonder juridische dreiging.

     Ik ben wellicht niet de enige die zich afvraagt of Eeckhout hetzelfde geschreven zou hebben als een rechtse satiricus – laat staan een of andere deplorable – geschreven zou hebben over zijn drang om iedere moslim een puntig mes los door de keel te rammen. Ik weet zelfs niet of ik dan de vrije mening van die rechtse satiricus of deplorable in geschrifte zou verdedigen. Ik zou het dan wel willen, maar misschien niet durven.
     Het mooiste bij Eeckhout vind ik in elk geval zijn conclusie:

Onze samenleving zou er baat bij hebben om een sereen, volwassen debat te houden over de begrenzing van de vrije meningsuiting en over de vraag of die grenzen nu niet te strak zitten. 

      Zeker, die grenzen zitten nu te strak, met funeste wetten tegen haatspraak, en tegen racistische, xenofobe, negationistische of antisemitische uitspraken.  

Vrije meningsuiting 4: verwijderd van Instagram

     Mensen van liberale gezindte hebben een duidelijk antwoord op twee vragen. Mag de staat via wetgeving en rechtbanken een antisemitische column verbieden? Nee. Mag of moet een hoofdredacteur van Humo zo’n column weigeren? Ja. Moeilijker wordt het echter met de sociale media. Ik lees dat Instagram de account van Brusselmans verwijderd heeft na zijn recente uitspraak over dat puntige mes en dat klein, dik Joodje.
      Wat nu? Hebben de eigenaars van Instagram niet hetzelfde recht als een hoofdredacteur van Humo om uitspraken die zij onfatsoenlijk vinden te weren? Ik vind van niet. Eigenaren van een sociaal medium hebben een de facto monopolie, of minstens een natuurlijk oligopolie. Als Brusselmans zijn column geweigerd ziet door Humo, kan hij naar een ander blad stappen dat het minder nauw neemt met fatsoensnormen. En als hij daar geweigerd wordt, kan hij nog altijd terecht … bij de sociale media. Maar als die hem weigeren, kan hij nergens meer naartoe, behalve naar de kroeg, en als ik het goed begrepen heb, heeft Brusselmans de drank al lang afgezworen.
     Hier heeft de staat een rol te vervullen. Hij kan de eigenaren van sociale media in ruime mate ontslaan van de verantwoordelijkheid voor de inhoud die over hun kanalen verspreid worden, zoals een papierfabrikant niet verantwoordelijk is voor wat op zijn product geschreven of gedrukt wordt. Maar tegelijk kan hij het uitoefenen van censuur op die kanalen verbieden, zodat de gedachten in die ruimte vrij blijven.  

Eeckhout: Is het antisemitisme?

     De hierboven reeds aangehaalde Bart Eeckhout gelooft dat Brusselmans geen ‘oproep’ doet om Joden te doden. Hij heeft gelijk. Een moordfantasie wijst niet noodzakelijk op een echt plan om een Jood een mes door de keel te rammen. En wellicht zijn mensen die wél met zo’n plan rondlopen niet de typische lezers van Brusselmans. De halsafsnijders die we van andere terreurdaden kennen, zijn geen lui die door een Brusselmans-tirade besluiten om eindelijk de daad bij het woord te voegen. 
     Tegelijk valt er over Brusselmans’ column wel meer te zeggen dan dat die spitsvondigheid,  fijnzinnigheid mist, en geen concreet plan of oproep tot moord inhoudt. Hij bevat om te beginnen al fake news. ‘Voor iedere Hamas- of Hezbollahstrijder die door dat Israëlische kutleger wordt omgelegd, worden er honderden onschuldige burgers gedood,’ schrijft Brusselmans. Dan zouden van de 40.000 Gazanen die omkwamen slechts 100 of 200 Hamas-strijders zijn. Ik geloof het Israëlisch leger niet op zijn woord, maar dát getal kan niet juist zijn.
     ‘Is het een geval van antisemitisme?’ vraagt Eeckhout zich af, maar hij is zo voorzichtig om de vraag niet te beantwoorden. Ik wil dat voor hem doen, en antwoord bevestigend. Het is een voorbeeld van wat ik vroeger al eens ‘emotioneel antisemitisme’ genoemd heb. Dat heeft weinig te maken met het Hitleriaanse antisemitisme. Je kunt het eerder vergelijken met het emotionele anti-Amerikanisme dat tijdens de Vietnam-oorlog ontstaan is: een gevoel dat geworteld is in een – vaak oppervlakkige – politieke analyse, dan wel in een – al dan niet eenzijdige – vereenzelviging met slachtoffers in een conflict. En misschien komen daar bij sommigen wel enkele oude veralgemeningen bovenop dat joden niet te vertrouwen zijnhet hoog in hun hoofd hebben en enkel aan zichzelf denken.
     Brusselmans had kunnen schrijven dat Netanyahu een ‘klein, dik, kaal ventje’ was, maar hij maakt er provocerend ‘Joodje’ van. Hij spreekt over ‘iedere Jood die ik tegenkom.’ Dan kan hij het alleen hebben over Belgische Joden, want veel Israëlische staatsburgers lopen er hier niet rond1. En van die Joden die Brusselmans hier tegenkomt kan hij niet eens weten of ze Netanyahu steunen of niet. 
 Ook lees ik soms dat Brusselmans zijn uitspraak iedere-Jood-die-ik-tegenkom in een daaropvolgende zin genuanceerd heeft. En hoe luidt die nuance? ‘Niet iedere Jood is een moorddadige rotzak.’ Is er nu niemand die vindt dat er ook aan deze zin een reukje is? Brusselmans zelf moet het ook geroken hebben, want in zijn verweer achteraf gebruikte hij het woord Israëli in plaats van Jood. Dat is een menselijker manier om over de kwestie te schrijven, maar ze is inconsistent met de oorspronkelijke toon die er een was van bekentenis. 
      Nee, hoe je het ook draait of keert, Brusselmans zijn veralgemenende uitspraken over Joden zijn antisemitische uitspraken, die niettemin –  daar ben ik het met Eeckhout eens –  niet strafbaar zouden mogen zijn - hoe laakbaar ze ook zijn in moreel opzicht.
     Bij Eeckhout, en ook bij anderen, lees je dat Brusselmans niet echt meent wat hij schrijft. Dat weet ik nog zo zeker niet. Een moordfantasie kan juist heel gemeend zijn, zonder evenwel een plan in te houden om ze ook ten uitvoer te brengen. Brusselmans schrijft, als oude man en jonge vader, heel overtuigend hoe hij in een Palestijns slachtoffertje zijn eigen zoontje Roman ziet. Ikzelf probeer zo’n empathische reactie te vermijden, of het nu om Palestijnse, Joodse of Parijse slachtoffers gaat. Ik ben bang dat ik dan voortdurend doodongelukkig zou zijn, zonder iemand gelukkiger te maken. Maar wie zich wel onverdeeld aan empathie overlevert, riskeert niet alleen ongelukkig te worden, maar ook als compensatie wraakfantasieën te ontwikkelen. Ik zie niet in wat daar ‘overdreven’, ‘provocerend’ of ‘satirisch’ aan zou zijn. Zo zit empathie in elkaar.

Heleen Debruyne: gespeelde misogynie

      Brusselmans heeft zijn reputatie van provocateur al veel eerder verdiend dan vandaag, niet door een occasionele uitspraak over Joden of moslims, maar vooral door agressieve uitspraken over vrouwen. Kunnen de misogyne uitspraken van Brusselmans licht werpen op zijn antisemtische uitspraken? Ik betwijfel het.
     Ik lees bij Heleen Debruyne dat Brusselmans zijn puntig-mes-door-de-keel-van-iedere-Jood even weinig zegt over zijn ware gevoelens als zijn uitspraken over meisjes met een kut-waarin-je-eens-fors-je-eigen-vuist-kunt-proppen. Ik ben niet overtuigd. Geen van de twee uitspraken moet je letterlijk nemen, uiteraard, maar de ene uitspraak, geloof ik, zegt veel meer over Brusselmans ‘ware’ gevoelens dan de andere. Ik geloof eigenlijk niet dat Brusselmans, ondanks zijn vulgaire uitspraken, ook maar iets tegen vrouwen of meisjes heeft. Maar wat hij, buiten medelijden, voelt als hij een huilend en schreeuwend Palestijns jongetje ziet, dat is een complexere zaak.
     En nu we het toch over misogynie hebben - gespeeld of niet -  is die minder laakbaar als ze op schrift wordt gesteld door iemand die min of meer kan schrijven? Ik denk aan wat Herman Brusselmans schreef over Anne Teresa De Keersmaeker. Of neem Gerrit Komrij. Hij noemde feministen ‘de onwelriekende gleuvenbrigade’ en Anja Meulenbelt ‘een hoopje verwilderd hangvlees’. Hij spreekt in verband met die laatste over een ‘vagina die door de tand des tijds de vorm heeft aangenomen van een brievenbus.’ Ik herhaal mijn vraag: is zó’n misogynie minder laakbaar? Ik vind van wel, maar ik zou niet goed weten waarom ik dat vind.

Humot is satire

     Ik geef het toe: alle gelegenheden zijn voor mij goed om het vrije woord te verdedigen, ook als het ‘misbruikt’ wordt. Karel van het Reve schreef ooit dat de verdediging van het vrije woord berust op de weigering om een onderscheid te maken tussen het ‘gebruik’ en het ‘misbruik’ ervan. Hij had, zoals zo vaak, gelijk. Maar dat de wetgever en de rechter dat onderscheid niet mogen maken, betekent niet dat ik dat onderscheid niet mag maken. En de antisemitische oprisping van Brusselmans valt, vind ik, ‘misbruik’.
      De hoofdredactie van Humo blijft echter, ondanks de ophef, de controversiële column verdedigen*. Ik citeer even:

Voor wie de volledige column leest, is het overduidelijk dat Herman de zinnen niet letterlijk bedoeld heeft … De uitspraken maken deel uit van een satirische column, niet van een journalistiek artikel of een interview . Daarom gelden er andere maatstaven bij het beoordelen van zo’n bijdrage … Bij satirische schrijvers zoals Herman Brusselmans moet het geschrevene vooral nooit honderd procent letterlijk genomen worden. Daarom is op de redactie niet ingegrepen in de tekst van onze columnist … Herman Brusselmans is een gevierd en gerespecteerd schrijver die in zijn vele boeken en teksten graag scheldt en schampert, gretig gebruikmakend van hyperbolen en schuttingtaal. Nog meer dan voor andere columns geldt dus voor de zijne dat ze met literaire en niet met journalistieke maatstaven beoordeeld moeten worden.

       Ik weet niet of de omschrijving van Brusselmans als ‘gevierd en gerespecteerd auteur’ als argument bedoeld is. Mocht het zo zijn, dan is het een zwak argument. Het is niet omdat je een auteur respecteert om zijn talent, dat je meteen ook zijn gedrag en zijn opvattingen respecteert.
      Beter is het argument dat je een literaire tekst met literaire maatstaven moet beoordelen, en niet met journalistieke (of morele). Maar het is ook niet verboden om die laatste erbij te betrekken. Voor literatuur komt daar nog iets bij. Men gaat ervan uit dat je de ‘verteller’ in een tekst niet zomaar mag gelijkstellen met de auteur van vlees en bloed die de tekst geschreven of getypt heeft. Dat is waar. Maar er is geen reden om aan te nemen dat een ‘verteller’ nooit en in geen enkel opzicht samenvalt met de auteur. Dat doet hij vaak wel.
     Ogenschijnlijk het sterkste argument van Humo is dat de tekst satirisch van aard is. Maar ook dat is niet te nemen of te laten. Satire is een heel breed begrip. Strikt genomen is satire een spottende kritiek op iets of iemand. Als leerlingen van mij op een mondeling examen een tekst als ‘satirisch’ omschreven, vroeg ik altijd waarmee er precies werd gespot. Voor de column van Brusselmans zou ik dat niet zo precies kunnen aanduiden.
      Het is bekend dat satire overdrijvingen gebruikt. Ook Humo verwijst naar de ‘hyperbolen’ van Brusselmans. Prima, maar hoe moeten we dat begrijpen? Brusselmans schrijft: ‘Ik word zo woedend dat ik iedere Jood die ik tegenkom een puntig mes los door de keel wil rammen.**’ Waar zit hier de overdrijving? Bedoelt hij dat hij die jood niet een puntig mes door de keel wil rammen, maar alleen met zijn vuist op diens gezicht wil slaan? Of dat hij bij het zien van een jood overvallen wordt woede en walg? En is dat om een of andere reden minder antisemitisch?
     Satire kan ‘nooit honderd procent letterlijk worden genomen,’ zegt de hoofdredactie van Humo. Dat is waar. Maar sommige satirische teksten moet je 90 procent letterlijk nemen, en andere 10 procent. Satire kan ironisch zijn, wat volgens Karel van het Reve 
– ik citeer hem nu eenmaal graag   betekent dat het ‘ernstigheidsteken’ is weggelaten. Maar satire kan ook sarcastisch zijn, en sarcasme is meestal heel ernstig gemeend, al moet je de betekenis van de woorden soms omdraaien. Wanneer Boudewijn de Groot zong van ‘Meneer de president, slaap zacht’, dan geloof ik dat hij zijn kritiek op de Amerikaanse president heel ernstig meende, en hem minstens voor de rest van zijn leven slapeloze nachten toewenste. Bij Brusselmans geloof ik niet dat je de betekenis van de woorden moet omdraaien, en dat hij eigenlijk iedere jood die hij tegenkomt wil omhelzen.

Flor Vandekerckhove: satire en toogpraat

     Op zijn blog De Laatste Vuurtorenwachter brengt Flor Vandekerckhove een andere nuance aan (Zie hier). Hij verwijst op zijn beurt naar de satirische aard van de column, en vergelijkt satire met toogpraat. De tooghanger verliest zich niet in nuances, meent Vandekerckhove. Voor hem is, als het hem zo uitkomt, elke Duitser een nazi, elke pastoor een kinderverkrachter, en elke Jood een Palestijnenmoordenaar. De tooghanger zegt zulke dingen, en een satiricus die het niet zo nauw neemt met de regels van de literatuur schrijft wel eens zulke dingen. Hij zou dat eigenlijk niet mogen doen.
     Vandekerckhove wijst erop dat men meestal niet moeilijk doet over zulke veralgemeningen, behalve dan over die aangaande de Joden – vanwege de Holocaust. Dat is niet helemaal waar. Ook over andere veralgemeningen doet men moeilijk, zoals die over moslims en mensen van kleur. Maar in elk geval, vindt Vandekerckhove, kijkt de verstandige lezer door die veralgemeningen heen. Hij ziet de boodschap: het is helemaal verkeerd om nazi te zijn, kinderen te verkrachten, en om Palestijnen te bombarderen. 
     Mocht de boodschap van Brusselmans zijn dat het Israëlische leger bij zijn strijd tegen Hamas veel onschuldige burgers en kinderen doodt, zou hij niets anders zeggen dan wat we dagelijks in de krant lezen en op de televisie horen. Zijn gebruik van cijfers – honderden onschuldige burgers voor iedere Hamas-strijder – zal ik ook maar als een satirische stijlfiguur catalogeren. Maar het gaat bij Brusselmans niet om zijn boodschap, zijn politieke analyse of zijn cijfers, maar om zijn gevoel. Dat gevoel is, zoals ik het interpreteer, begrijpelijk, eerlijk en antisemitisch.

Eric Hulsens op DWM: empathie

     Een lezer wees mij op het stuk van Eric Hulsens op DeWereldMorgen. Ik citeer nogmaals uitgebreid:

Wat openbaart de tekst van Brusselmans? Hij beschrijft de empathie, het medegevoel dat een “ik” heeft bij de beelden van een Palestijns jongetje dat om zijn moeder roept, die onder het puin ligt. De “ik” identificeert zich daarmee, beeldt zich in dat het om zijn eigen zoontje en zijn eigen geliefde gaat, en wordt woedend, zo agressief woedend dat hij elke Jood die hij tegenkomt wel een mes door de keel zou willen rammen. Die passage beschrijft een heel reëel fenomeen, en heel raak: het zien van het afslachten van Palestijnen in Gaza maakt veel mensen boos en agressief en dat is begrijpelijk en terecht. Die boosheid leidt tot agressieve fantasieën, die meteen ook elke nuance verstikken: de agressie kant zich gemakkelijk tegen alle Joden, waar ze je ook tegenkomt, en ze is moorddadig. Dat is natuurlijk een verkeerde veralgemening, niet elke Jood is medeplichtig aan de genocide in Gaza. Maar de opkomende woede werkt zo wel. Je hoort dat elke dag: “Wanneer wordt Tel Aviv nu eens platgebombardeerd?”  Of, erger: “Tja, Hitler heeft zijn werk niet kunnen afmaken hé…”

   Hulsens en ik kijken anders aan tegen het Israëlisch-Palestijns conflict, en ik zou de Gazaanse oorlog geenszins genocide noemen. Ook zou ik antisemitische gevoelens niet impliciet vergoelijken zoals hij doet. Maar zijn verklaring van die gevoelens lijkt mij veel waarheid te bevatten. Zijn zin ‘Opkomende woede werkt wel zo’ lijkt wel een echo van wat ik gisteren in mijn stukje schreef: ‘Zo zit empathie in elkaar.’ Ik verkeer weliswaar in andere kringen dan Hulsens want ik hoor niet elke dag de uitroep ‘Tja, Hitler heeft zijn werk niet kunnen afmaken.’ Maar dat het grote aantal burgerslachtoffers dat het Israëlische leger maakt, het emotionele antisemitisme aanwakkert is zeker waar. Al trapt de ene mens sneller in die val dan een andere. Een teveel aan empathie, sentimentalisme, eenzijdige informatie, anti-Westers victimisme en vroeger aanwezige vooroordelen over de onbetrouwbaarheid, de arrogantie en het egoïsme van de joden kunnen helpen.
     Karel van het Reve – driemaal is scheepsrecht – heeft er ooit op gewezen dat taboes aan mode onderhevig zijn. Velen schaamden zich niet, schreef Karel, om aan een psychiater toe te geven dat ze hun vader wilden vermoorden of dat ze seks wilden hebben met hun moeder, maar als ze toevallig met antisemitische gevoelens behept waren, hielden ze die liever verborgen. Vandaag hoeft dat niet meer. Antisemitisme is ‘begrijpelijk’ geworden.
     Maar begrijpen betekent niet goedkeuren. Ik begrijp Poetin, tot op zekere hoogte. Ik begrijp Hamas, tot op zekere hoogte. En op dezelfde manier begrijp ik antisemitisme en moslimhaat. Maar ik zou er niet te veel aan toegeven. Een  hoofdredacteur van Humo zou geloof ik geen stuk plaatsen waarin, na een aanslag, een satiricus schrijft dat hij iedere moslim een puntig mes in de keel wil rammen. Hij zou gelijk hebben, moreel en commercieel. Lezers zouden kunnen afhaken. Maar dat hij Brusselmans wel laat schrijven over het mes in de keel van iedere jood, zonder vrees om lezers te verliezen, het zegt iets over de herwonnen respectabiliteit van het antisemitisme – ik zou haast schrijven ‘het antisemitisme in maatpak’, maar dan denk ik aan de vestimentaire cultuur van de Palestina-manifestanten en van Brusselmans, en trek de uitdrukking weer in.

Columnpjes

     Ik heb zelf  enkele columnpjes over de zaak-Brusselmans geschreven - zie hierboven - maar ik heb er veel andere gelezen. Het waren er heel wat, want zoiets schrijft gemakkelijk. Was er daar een column bij die mij van mening deed veranderen? Welnee. Grunberg pleegde een stijloefening waarin hij zo vaak mogelijk het woord ‘satire’ gebruikt. Hij haalde er de S.A. van Hitler bij en gebruikte woorden als ‘revisionisme’. Het enige echter wat tot nadenken aanzette was wat hij deed: hij zegde zijn medewerking op aan het blad Humo. Zoiets verplicht je zijn mening ernstig te nemen.
     Maar verder? Een blogstuk van Flor Vandekerckhove op De Laatste Vuurtorenwachter zette mij aan tot mijmeren over de grens tussen toogpraat en satire. Ik ben er nog niet uit. Filip Rogiers schreef dat Brusselmans eerder ‘grotesken’ dan ‘satiren’ schrijft. Zelf had ik in mijn eerste stukje bezwaar aangetekend tegen de omschrijving satire; Rogiers biedt mij met groteske een goed alternatief.
 
                                                                                           *

Stefan van den Broeck: drogredenen

     Eén column hield wat langer mijn aandacht vast: die van Stefan van den Broeck op Apache.be. Hij geleek een beetje op mijn eigen stukjes: nuchter, uitleggerig, analytisch, op de loer voor drogredenen bij tegenstanders, met af en toe een verwijzing naar wat hij ‘zijn’ leerlingen verteld heeft. Wat ik het meeste bij Van den Broeck op de prijs stel, is zijn poging om zich tot zijn onderwerp te beperken: is de uitspraak van Brusselmans antisemitisch? Alleen die vraag wil hij uitklaren. Hij betrekt er niet zijn hele kijk op het Israëlisch-Palestijns conflict bij, of op het Jodenvraagstuk door de eeuwen heen. Ik zou het met Van den Broeck eens kunnen zijn over Brusselmans, zonder dat ik het eens moet zijn over de Gaza-oorlog en het Jodenvraagstuk. Of omgekeerd.
     Maar dat sterkste punt, is meteen ook het zwakste punt van Van den Broeck, zeker als je zijn stukje tot de persuasieve tekstsoort rekent. Wie zal hij overtuigen? Veel voor- en tegenstanders van Brusselmans interesseren zich amper voor die ex-drummer die ooit tussen de kanalen van Aalst werk vond. Ze winden zich alleen op omdat het met Gaza in verband staat, of vanwege het Jodenvraagstuk. En dan wordt hun standpunt tegenover Brusselmans vooral door die bredere kwesties bepaald. Daar sta je dan als stukjesschrijver met je onberispelijke logica. Idem voor de nuchterheid. Die zet ook weinig zoden aan de dijk. Je jaagt er alleen emotionele mensen de kast mee op.
     En op die onberispelijke logica valt trouwens altijd wel iets aan te merken, hoe hard een auteur ook zijn best heeft gedaan. Veel hangt af van definities, postulaten, speculaties, en proporties, allemaal zaken die zich aan pure logica onttrekken. Goed, Van den Broeck heeft bijvoorbeeld gelijk wanneer hij schrijft dat niet alle Israël-critici ook antisemieten zijn. Maar is er iemand die dat betwijfelt? Van den Broeck heeft nogmaals gelijk wanneer hij schrijft dat Brusselmans zijn woorden over een ‘puntig mes rammen door de keel van elke Jood’ niet letterlijk heeft bedoeld. Maar alweer: is er iemand die dat betwijfelt? Van den Broeck heeft ten slotte ook gelijk wanneer hij schrijft dat het uiten van haat niet hetzelfde is als aanzetten tot haat. Nee, het is niet hetzelfde. Je kunt bijvoorbeeld aanzetten tot haat zonder zelf te haten, uit berekening. Omgekeerd is het evenwel moeilijk om in een politiek gepolariseerde context haat te uiten zonder ook haat te verspreiden, wat ook je bedoeling mag zijn.


      Van den Broeck wijst op twee drogredenen die hij vaak ziet opduiken bij de Brusselmans-critici. De ene is de omkering, in casu het aan elkaar gelijkstellen van Israël-critici en antisemieten. Hij legt het zelfs uit met een Venndiagram, waarin de antisemieten een deelverzameling zijn van de Israël-critici. Dat Venndiagram is overigens niet helemaal juist, want de deelverzameling van de antisemieten valt niet helemaal binnen de verzameling van de Israël-critici. Niet alle antisemieten zijn Israël-critici zijn. Integendeel, sommige antisemieten steunen het Israël-project om zo de Joden weg te krijgen uit eigen land. Maar vooral zegt het Venndiagram niets over de relatie tussen Israël-kritiek en antisemitisme. Mijn stelling bijvoorbeeld is dat radicale, eenzijdige en emotionele kritiek op Israël vandaag gemakkelijk (maar niet noodzakelijk) leidt tot Jodenhaat, en dat we dat geïllustreerd zien in de omstreden column van Brusselmans.
       Een andere drogreden die Van den Broeck aan de Brusselmans-critici verwijt is die van de ‘stropop’. De uitlatingen van Brusselmans, zo heet het, worden verdraaid, vertekend, uit de context gerukt of zo ongunstig mogelijk geïnterpreteerd, zodat het makkelijker wordt om ze te bestrijden. Dat zal wel zo zijn. Maar wie wil kan in de argumentatie van Van den Broeck ook wel enkele ‘stropoppen’ aanwijzen, waar naar mijn smaak de standpunten van de Brusselmans-critici nogal schematisch worden voorgesteld. Dat is niet zo erg want het is voor iedereen moeilijk om te polemiseren zonder de mening van de tegenpartij enigszins te vereenvoudigen*.
      Maarten Boudry heeft erop gewezen dat het aanduiden van drogredenen geen erg zinvolle activiteit is. Je verlegt hoogstens het probleem. Toch wil ik het eens proberen met het stuk van Van den Broeck zelf. Ik ontwaar daarin, als ik mijn best doe, onder andere de drogreden van het ‘valse dilemma’. Hij maakt een onderscheid tussen een opiniestuk enerzijds, en een satirische column anderzijds, en zegt dat die laatste werkt met hyperbolen. Maar een tekst is niet noodzakelijk óf een opiniestuk óf een satirische column. Het kan een mengsel van beiden zijn. En ook een opiniestuk kan hyperbolen bevatten. Je hoeft de krant maar open te slaan om voorbeelden te vinden. Toen ik mijn leerlingen indertijd de tekstkenmerken van het redactionele commentaar bijbracht, wees ik in de eerste plaats op het gebruik van hyperbolen.
      Van den Broeck beseft het probleem en probeert de grens af te bakenen van het satirische genre: ‘Als de auteur het even extreem meent als hij het schrijft, dan is het geen satire meer.’ Welnu, ik gaf indertijd aan mijn leerlingen voorbeelden van redactionele commentaren van Yves Desmet die hij onmogelijk zo extreem kon hebben gemeend als hij ze geschreven had. In het beste geval is het onderscheid tussen opiniestuk en satire dus een kwestie van proporties.
     Hetzelfde geldt voor wat Van den Broeck zegt over wat je het thema van de tekst zou kunnen noemen. Hij betoogt dat het thema van Brusselmans’ column niet de oorlog in Gaza is, maar de stream of consciousness ‘de losse, vaak tegenstrijdige, allemaal even (on)belangrijke gedachten en indrukken die dagelijks door het hoofd van een mens passeren.’ Van den Broeck heeft gelijk dat dat het hoofdthema is, maar dat belet niet dat de gevoelens van Brusselmans jegens de Joden ook een thema vormen, een ondergeschikt thema dan.
      Als ik nog beter mijn best doe kan ik misschien zelfs een cirkelredenering in Van den Broecks tekst vinden. Hij beweert dat Brusselmans tekst geen aanzet tot haat kan bevatten omdat het geen conatieve tekst is. Een conatieve tekst zet aan tot iets, en dat doet Brusselmans niet. Goed. Dus Brusselmans’ tekst is niet conatief omdat hij niet aanzet tot haat, en hij zet niet aan tot haat omdat hij hij niet conatief is. Voilà. Is deze interpretatie van het argument vergezocht en unfair? Ik geloof het wel, en dat heb je bijna altijd als je drogredenen aanwijst**.
      In plaats van te zoeken naar drogredenen lijkt het mij interessanter om de redelijkheid van de argumenten te onderzoeken. Neem het volgende voorbeeld uit de polemiek van Van den Broeck. 

Herman Brusselmans' zin – hoe agressief ook – is geen uiting van antisemitisme en zet niet aan tot geweld tegen Joden. Niet antisemitisch omdat:de haatboodschap duidelijk gelinkt is aan specifiek gedrag en niet aan het Joodzijn. Brusselmans heeft een bloedhekel aan de manier waarop Israël in Gaza talloze onschuldige burgerslachtoffers maakt.

     Is dat een redelijk argument? Ben ik geen antisemiet als ik mijn afkeer van Joden duidelijk link aan specifiek gedrag zoals financiële speculatie? Dan was Hitler ook geen antisemiet, in de redenering van Palestijnse president Mahmoud Abbas, omdat hij, Hitler, zijn afkeer van de Joden duidelijk linkte aan hun ‘sociale positie’***. En dan ben ik geen moslimhater als ik mijn afkeer van moslims duidelijk link aan terroristische aanslagen. 
     Het komt hierop neer. Het antisemitisme en de moslimhaat zitten vooral in de veralgemening
. Niet élke Jood houdt zich bezig met financiële speculatie (overigens een economisch nuttige bezigheid). Niet élke Jood nam in Duitsland dezelfde sociale positie in. En niet élke moslim pleegt aanslagen. De meest problematische woorden in Brusselmans’ column zijn dan ook niet ‘puntig mes’ maar ‘iedere Jood’ ****.
     Trouwens, niet alleen het argument maar ook de stelling is onredelijk. Van den Broeck schrijft – en dat is wél redelijk – ‘Wie Brusselmans’ columns (en romans) kent weet dat een mes in de keel rammen brusselmansiaans is voor een bloedhekel hebben aan. Zeker, dat is een erg plausibele lezing. Maar een ‘bloedhekel hebben aan élke Jood’, is dat nu niet precies want antisemitisme inhoudt? Hoogstens zou Van den Broeck kunnen aanvoeren dat deze vorm van jodenhaat niet is wat de wetgever voor ogen stond toen de wet werd goedgekeurd die verbood ‘publiciteit [te] geven aan … haat jegens een … gemeenschap wegens een zogenaamd ras, huidskleur, afkomst of nationale of ethnische afstamming.’ Er zullen zeker rechters bestaan die dát argument van Van den Broeck zullen aanvaarden*****.

                                                                            *
     Wanneer ik de tekst van Van den Broeck nog eens overlees, merk ik dat mijn grootste bezwaar niet veel te maken heeft met drogredenen of onredelijke meningen of argumenten. Het heeft te maken, zoals te verwachten was, met een bredere kwestie: die van de vrije meningsuiting. Van den Broeck verdedigt die naar mijn smaak halfslachtig. Hij verdedigt die voor de ‘literatuur’, die met ‘tekstsoorten’ werkt, en ‘codes’, en die je ‘begrijpend moet lezen’ om de ‘intentie van de auteur’ te interpreteren.
      Dat is een redeneerwijze die in het verleden haar nut heeft bewezen, bijvoorbeeld om Lady Chatterley’s Lover gelegaliseerd te krijgen in Engeland en Amerika. Maar de situatie is ondertussen veranderd. Sinds het internet zijn er vele miljoenen ‘auteurs’ bijgekomen die géén literaire status genieten. Mogen die ook vrij hun mening uiten? Ik heb niet de indruk dat Van den Broeck die vrijheid verdedigt. ‘Velen smijten hun eerste reactie tegenwoordig rauw op sociale media,’ schrijft hij. En hij haalt het voorbeeld aan van de racistische memes van Schild en Vrienden. Daar is satire slechts een ‘schaamlapje’, schrijft hij, en is ‘inhoud voor de afzender geen hyperbool maar een politiek programma.’
    Dat is mij te subtiel. Mag ik schrijven dat ik iedere rottige Hamas-sympathisant die in Brussel met een Palestijnse vlag zwaait een puntig mes in de keel wil rammen? Ja, maar alleen als ik een literair auteur ben? Ja, maar alleen als ik ervoor zorg dat de zin voorkomt in een tekst met de juiste ‘code’?  Een code waarachter een voor begrijpende lezers ontcijferbare boodschap schuilgaat die iets helemaal anders zegt, bijvoorbeeld dat Hamas onvoorwaardelijk alle nog levende gijzelaars moet vrijlaten. Maar ik mag mijn rauwe uitspraak niet als meme op Facebook plaatsen? Of toch?
     Dan is het duidelijke standpunt van Bart Eeckhout mij liever: ‘Een volwaardige vrije meningsuiting hoort juist het recht op verachtelijke, domme praat te vrijwaren.’ En één reden daarvoor is dat het niet makkelijk is om de grens vast te stellen tussen verachtelijke, domme praat, en een waardevolle opinie of emotie die wat rauw, of satirisch, wordt uitgedrukt. En als het niet makkelijk is om een grens vast te stellen, loert het gevaar van partijdigheid om de hoek.
    Van den Broeck begint en eindigt zijn betoog met een verwijzing naar ‘begrijpend lezen’. De critici van Brusselmans illustreren volgens hem het toenemende gebrek aan leesvaardigheid. Maar is dat, om nog eens op die drogredenen terug te komen, geen voorbeeld van intimidatie, van een ‘argumentum ad baculum’? De lezer wordt aangespoord om één interpretatie van een tekst te aanvaarden. Anders bewijst hij zijn gebrek aan vaardigheid in begrijpend lezen. Ik ben zelfingenomen genoeg om aan iemand uit te leggen waarom ik een tekst anders interpreteer dan hij, maar ik zal twee keer nadenken voor ik hem aanspreek op zijn gebrekkige vaardigheid om codes, tekstsoorten, intenties en boodschappen te herkennen. 

* Het stropopvoorbeeld dat Van den Broek geeft is niet erg overtuigend: dat de ‘haat’ die Brusselmans heeft uitgedrukt wordt vertekend tot ‘aanzetten tot haat’. Dat heeft weinig met argumentatie te maken, maar met het juridische kader van de aanklacht tegen Brusselmans. Alleen ‘aanzetten tot haat’ is strafbaar. 

** In plaats van te verwijzen naar een mogelijke cirkelredenering kan ik mij beter houden aan mijn oorspronkelijke argument: dat een tekst meerdere functies kan hebben.

*** De visie van Abbas op het antisemitisme kan hier beluisterd worden. Op 1:41 ‘weerlegt’ hij de verkeerde interpretatie van Hitlers antisemitisme. ‘They say that Hitler killed the Jews for being Jews and that Europe hated the Jews because they were Jews. Not true. It was clearly explained that (the Europeans) fought (the jews) because of their social role, and not their religion.’ Mocht de redenering van Abbas waar zijn, quod non, dan zou, volgens de redenering van Van den Broeck Hitler geen antisemiet geweest zijn. 

**** Wie op zoek is naar drogredenen, zou hier in het stuk van Van den Broeck een ‘red herring’ - een afleidingsmanoeuvre - kunnen aanwijzen. Van den Broek heeft het uitgebreid over de hyperbool van het ‘mes’ en slechts sporadisch over de veralgemening van iedere Jood. In een vorig stukje heb ik verteld hoe ikzelf het belang van de veralgemening ben gaan inzien. Zie hier. Een andere vraag: bezondig ik mij door de vergelijking met moslimhaat aan de drogreden van whataboutery? Ik vind van niet, maar wat vindt de kritische lezer? Dezelfde kritische lezer zal trouwens in mijn tekst een ander en beter voorbeeld van whataboutery gevonden hebben, maar ook daar gebruik ik de vergelijking niet als argument.

*****Veel argumenten die Van den Broeck aanhaalt zouden het trouwens goed doen voor de rechtbank. Ik raad de advocaat van Brusselmans aan om de column grondig te lezen. 

3 opmerkingen:

  1. Op dit moment zijn er wereldwijd 59 ernstige gewapende conflicten gaande, voornamelijk geconcentreerd in Afrika, Azië en het Midden-Oosten. (Info: Chatgtp) We weten daar weinig of niets van af, omdat de media zich concentreren op Oekraïne en Gaza. Vooral in Afrika gebeuren al tientallen jaren lang allerlei beestigheden waar niet over bericht wordt. Een Feingeist zoals Brusselmans die zijn verontwaardiging over deze wandaden met het mes in de hand tot uitdrukking wil brengen, bestelt dus best in de groothandel een gros steekwapens en stevige slijpsteen om al deze onverlaten de keel te doorsteken. Brusselmans zal zich echter moeten reppen als hij zich van deze taak wil kwijten, want ondanks zijn legendarische fysische conditie blijft hij een 65-plusser die waarschijnlijk alleen maar een mes ter hand neemt om een aardappel te jassen of een boterham af te snijden. Misschien koopt hij best een ticketje naar Afrika om er een stage lopen bij Boko Haram? Dan zit hij al direct bij gelijkgezinden aan de juiste kant van de geschiedenis en leert hij eindelijk een echte stiel. Slager is trouwens een knelpuntberoep. Doen, Herman!

    Groetjes, Marcus.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Aangezien u vorige teksten herbruikt, ook een restatement van mijn vorige reacties. Het gaat mij specifiek om de uitspraak 'elke Jood dood te steken' - de andere uitspraken beschouw ik als irrelevant in deze discussie.

    - in een democratische samenleving, zoals de onze, maakt oproepen tot geweld geen deel uit van de vrije meningsuiting.

    - vrije menigsuiting en handelen geldt voor iedereen. Brusselmans die met een mening komt om te chokeren, anderen hebben het recht om het expliciet oneens te zijn, terug te chokeren, Brusselmans af te schilderen als een halve gare of racist, hem te beschuldigen van gebruik van rauwe platheden voor eigen gewin op kosten van 'elke Jood', of rechtsmiddelen te gebruiken.

    - satire: iedereen kan satire inroepen voor om het even welke uitspraak. Dit maakt een uitspraak niet onschuldig of schuldig. Ook prima als anderen dat willen aanvechten, in de pers, in de publieke opinie of rechtbank. Indien de messteken uitspraak juridisch geclassificeerd zou kunnen worden als oproepen tot geweld, is de satire van Brusselmans enkel een verzachtende omstandigheid: zo niet letterlijk bedoeld, wel zo gedaan.

    - of Brusselmans met zijn 'messteken van elke Jood'-uitspraak oproept tot geweld is vooralsnog niet duidelijk, de bewoording is specifiek, maar de algemene teneur is er. Een juridische analyse, evt. in rechtbank, zou klaarheid kunnen scheppen.

    Brusselmans krijgt eenvoudigweg een koekje van eigen deeg. Moet kunnen in een vrije democratie. De vrije democratie leeft van tegenspraak en rechtspraak.
    Dat 'messteken' geen onschuldigheidje is, voor de grap, is al vaak aangetoond in de praktijk (recent in UK en Duitsland).

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. Bedankt om uw reacties te herhalen. Deze tekst is inderdaad een compilatie van mijn vroegere teksten.

      Verwijderen