Maar dan stel ik mij de volgende vraag: waarom een petitie? Waarom de kracht van de argumenten ondersteunen met de kracht van het getal … als er zojuist verkiezingen zijn geweest die de meest objectieve getallen hebben opgeleverd. De petitie heeft tot nu toe (zondag 20 oktober, 8.25 u) 9.145 handtekeningen opgeleverd. Hoezo? Natuurlijk zijn er duizenden en duizenden Gentenaren die liever een coalitie hebben met Groen: 24,6 % van de Gentenaren heeft voor die partij gestemd. De twee lijsttrekkers van Groen, Filip Watteeuw en Hafsa El-Bazioui haalden alleen al 20.755 stemmen. Dat zijn allemaal virtuele ondertekenaars van de petitie.
Petities lijken mij een goed idee als het om een Goede Zaak gaat: vrijlating van politieke gevangenen, behoud van een bedreigd bos, voor of tegen nieuwe gevechtsvliegtuigen. Maar voor zaken van pure partijpolitiek heeft men verkiezingen uitgevonden: die leveren voldoende cijfers op. Ik had daarom liever gezien dat Debruyne en Willaert het voorbeeld van de Antwerpse progressieven hadden gevolgd. Kwaliteit boven kwantiteit. Het moreel gezag boven het gezag van het getal. In plaats van zoveel mogelijk handtekeningen verzamelen, alleen de handtekeningen verzamelen van ‘mensen die ertoe doen’. Zulke overzichtelijke lijsten lees ik graag. Ik kijk dan of daar geen namen van oude vrienden of vijanden bij staan.
Groen verzamelde al drie keer voor het Gentse gemeentehuis om te protesteren tegen de deelname van N-VA aan de coalitiegesprekken. Ik wou die actie graag vergelijken met de Trump-aanhangers die het Capitool bestormden. Maar de verschillen zijn te groot. In Washington trok men de geldigheid van de verkiezingen in twijfel, in Gent trekt men de geldigheid van de coalitiebesprekingen in twijfel. Ook is het belegerde gemeentehuis van Gent enkele honderden meter verwijderd van een gebouw dat Capitole heet.
Nee, de enige gelijkenis die ik zie is die met Vlaams Belang. Groen-aanhangers wijzen er op dat ze met hun 25 % van de stemmen de grootste partij zijn, en de op een na grootste lijst, en dat ze tóch worden uitgesloten. Vlaams Belang doet dat ook vaak: erop wijzen dat ze ergens de grootste of tweede grootste partij zijn, en tóch worden uitgesloten.
Het gevaar voor de progressieve agenda
In zijn commentaar van gisteren (DS 22/10) probeert Karel Verhoeven de kerk in het midden te houden. Slechts bij herlezing viel mij op dat een ándere staande uitdrukking eveneens van toepassing is. Verhoeven probeert van twee walletjes te eten. Enerzijds vernedert hij N-VA door te zeggen dat ze als kleinere partij ‘zal moeten slikken wat ze elders uitspuwt qua praktijktests, sociale woningen en openbaar vervoer.’ En anderzijds wijst hij op het gevaar voor de progressieve agenda als N-VA aan het Gentse bestuur deelneemt.
Anneleen van Bossuyt en de tramlijnen
Dat ik ongeschikt zou zijn als politicus of als spin doctor komt omdat ik heel weinig voeling heb met wat men publieke perceptie noemt. Ik herinner mij hoe Anneleen Van Bossuyt (N-VA) zes jaar geleden bespot werd om haar pleidooi voor een tramvrij centrum in Gent. ‘Tramsporen zijn gevaarlijk,’ had Van Bossuyt gezegd. ‘Ik heb er zelf eens mijn voet in gebroken toen ik 7 maanden zwanger was.’ Ik begreep de reden niet van die spot. Waarom mocht ze niet verwijzen naar een persoonlijke ervaring? Dat maakte de kwestie juist concreet, vond ik. Maar het werd algemeen als een ‘uitschuiver’ gezien – ook al gebeurt een kwart van de fietsongevallen in Gent op tramsporen.
Ik zal dus nooit goed aanvoelen wat het percipiërende publiek nu zo lachwekkend vond. Misschien dacht men: ‘Domme koe. Mij overkomt zoiets niet. Ik heb nog nooit mijn voet gebroken in een tramspoor.’ Of: ‘Moet het hele openbaar vervoer beleid nu worden aangepast omdat het mevrouwtje ooit haar voet gebroken heeft?’ Zulke reacties zijn mij ten enenmale vreemd.
Democratische spelregels
De Standaard publiceert een interessante brief van lezer Stef Soufriau. Die is verontwaardigd omdat men voor een gemeentehuis protesteert nadat een partij die veel stemmen behaalde niet mag deelnemen aan de bestuurscoalitie. Soufriau vindt dat een aanfluiting van de democratische spelregels. Voor een goed begrip: hij verwijst naar de manifestatie van Forza Ninove in 2019 toen die partij buiten de coalitie gehouden werd.
Petra De Sutter
Op de Gentse petitie die aandringt op een linkse coalitie staat ook, naar het schijnt, de handtekening van Groen-minister Petra De Sutter. Ze omschrijft zichzelf bescheiden als ‘bezorgde Gentenaar’. Het komt misschien van het Engels: concerned citizen. Op de Antwerpse petitie voor een linkse coalitie stond, tussen allemaal professoren en literatoren, de naam van Wietse Vermeulen, die geloof ik geen minister is, met de vermelding ‘geëngageerde Antwerpenaar’. Ik weet niet wat mooier is. En er zijn nog ander mogelijkheden. ‘Verbonden Gentenaar’ is wat moeizaam, maar ‘solidaire Gentenaar’, ‘progressieve Gentenaar’, ‘warme Gentenaar’ is ook allemaal goed. Het liefst had ik dat men tekende met ‘verontruste burger’, zoals indertijd de Bond van Verontruste Ouders - een zelfhulpgroep begin de 70 voor vaders en moeders van goede families die hun kinderen bedreigd wisten door seks, drugs, rock'n rol en linkse politiek.. In Humo werd daar vaak mee gelachen.
Mobiliteitsplan
Ruben Mooijman vindt de moeizame Gentse coalitievorming ‘een thriller … politiek om duimen en vingers bij af te likken.’ Dat vind ik helemaal niet. Komaan, het gaat over het verkeer in Gent! Moeten de jongere stadsbewoners hun zin krijgen om Gent zo autovrij mogelijk te maken, met zo weinig mogelijk parkeerplaats, of moet de nostalgie van oudere burgers ontzien worden die zich de tijd herinneren dat je in gelijk welke stad na 5 minuten ergens langs de straat kon parkeren? Ik begrijp de twee standpunten en wil mij vooral niet moeien.
Mooijman is geloof ik van de eerste strekking. Het plan om een ondergrondse parking aan te leggen, schrijft hij, ‘gaat in tegen de moderne inzichten over stedelijke mobiliteit.’ Eigenlijk is het woordje ‘modern’ een wat ouderwets klinkend argument, maar ik had mij meer geërgerd als Mooijman gesproken had van de ‘wetenschappelijke inzichten in de stedelijke mobiliteit’.
Onverschillig blijven is moeilijk
Voor de Gentse protestacties kun je moeilijk onverschillig blijven. Zelfs wie onverschillig blijft, zoals auteur en columnist Marnix Peeters, voelt de behoefte om van die onverschilligheid kond te doen. ‘En ik, ik heb gewoon geen mening over Gent,’ schrijft hij op Facebook. Ik wou dat ik dat ook kon schrijven, maar de waarheid is dat ik graag stukken lees over de Gentse toestanden, en vooral over de acties voor het gemeentehuis. Bijna had ik beloofd stukjes te blijven schrijven over de zaak zolang de acties doorgaan, maar dat doe ik liever niet. Straks beginnen de actievoerders met een hongerstaking en zoiets kun je met behulp van suikerwater wel twee maanden uithouden. Twee maanden stukjes over Gent, ik moet er niet aan denken.
De vertedering van Karel Verhoeven
Ondertussen lees ik graag de reacties van anderen op de ‘wakes’ - reacties die heel erg verschillend zijn van gevoelstoon: verontwaardigd, geërgerd, meewarig, spottend, sussend, verzoenend, vertederd, solidair … Ik had voor mezelf graag ‘vertedering’ uitgeprobeerd, maar toen zag ik vrijdagavond Karel Verhoeven op De Afspraak, en ik heb mijn voornemen opgegeven. Ik zal toch nooit het hoge niveau van Verhoeven bereiken, met mooie woorden over
De poëtische woorden van Karel Verhoeven van De Standaard blijven door mijn hoofd spoken. De arbeiders en de intellectuelen ... Mijn gemoed schiet vol als ik aan mei 68 denk toen die groepen, in mijn verbeelding, één strijd voerden, en één front vormden. Er bestond in Brussel zelfs een maoïstisch groepje dat Unité Universités Usines heette.‘… het geloof in de mythe van het progressieve nest, de uitzondering in de wereld, die ook wel een voorbeeldfunctie heeft voor andere steden, het geloof dat daar in Gent de bourgeois én de bohémien, de arbeiders én de intellectuelen, allemaal samen toch wel een interessant experiment maken ... en dat dat nu brutaal doorbroken wordt.’
En dan de bourgeois - de betere bourgeois wel te verstaan - en de bohémien die zo mooi bij elkaar horen, vooral omdat de eerste in zijn vrije tijd de tweede graag nabootst, zijn gezelschap opzoekt en hem af en toe op een warme maaltijd en een fles wijn trakteert. Die bourgeois en die bohémien behoren in elk geval tot een hoger stijlregister dan dat van de hardwerkende Vlaming.
Gemoraliseer
Ik voel mij niet geroepen om de actievoerders van antwoord te dienen als ze spreken van ‘verraad’, ‘woordbreuk’, ‘rechtse staatsgreep’ en ‘warme samenleving.’ En nog minder wil ik het over ‘de grond van de zaak’ hebben. Als het over een ondergrondse parking en de stedelijke boekhouding gaat, dan verveel ik mij snel. Gaat het over botsende persoonlijkheden en ambities, dan wil ik mij erbuiten houden. En gaat het over politiek-filosofische kwesties als de rol van gemoraliseer in de politiek, dan wil ik daar wel eens over nadenken, maar niet elke dag. Veel van mijn rechtse vrienden - FB-vrienden - zijn tegen dat moraliseren, maar iemand als professor Stijn Oosterlinck (DS 25/10) vindt dat dat gemoraliseer legitiem als een ‘deel van het conflict’ Wie heeft er gelijk?
De Gentse ‘DNA’: een vermeende consensus
Die Oosterlynck nu - want ik heb zijn stuk helemaal gelezen - doceert het vak stadsociologie aan de Universiteit van Antwerpen en is lid van het Centre for Research in Environmental and Social Change (CRESC). Hij heeft recent een ‘grootschalig en participatief onderzoek gecoördineerd naar de relatie tussen het Gentse sociale middenveld en de lokale overheid.’ Hij heeft daarbij vastgesteld dat die relatie goed is. Wie ben ik om hem tegen te spreken?
Oosterlynck heeft een redelijke uitleg wat de kreet van het ‘Gentse DNA’ zou kunnen betekenen. Hij legt uit dat er een consensus bestaat, ‘over de ideologische en partijgrenzen heen’, die ‘publiek-civiele netwerken ondersteunt’, en dat N-VA zich buiten die consensus plaatst. N-VA vindt immers dat de middenveldpolitiek te veel geld kost, en dat de Gentse middenklasse verwaarloosd wordt. Oosterlynck noemt dat ‘legitieme publieke opinies waarvoor niemand uitgejouwd hoeft te worden.’ Maar die N-VA-mensen opnemen in een coalitie, dat vindt hij een stap te ver. Ik vind die publieke opinie van Oosterlynck op mijn beurt legitiem en zal hem niet uitjouwen.
Oosterlyncks partijpolitieke speculaties daarentegen lijken mij erg vooringenomen.
De uitslag van de verkiezingen wees (opnieuw) op brede steun van de Gentse bevolking voor die stedelijke politieke cultuur. Tel daarvoor het aantal stemmen op voor Vooruit, Groen, PVDA en CD&V én de sociale liberalen rond burgemeester Mathias De Clercq (minus de donkerblauwe groep liberalen rond Christophe Peeters).
Hola, dit gaat wel erg snel. Waarom worden de PVDA-kiezers plots opgenomen in die consensus? Zijn die misschien tevreden met de financiële stroom ter ondersteuning van de kwetsbare burgers, of willen ze die gevoelig uitbreiden? Waarom moet de de liberale groep worden opgesplitst in twee flanken, en Vooruit niet? En zou CD&V dan geen flanken hebben, en misschien zelfs Groen? Met zijn optelling komt Oosterlynck makkelijk aan laat ons zeggen 65 procent van de stemmen ten gunste van de huidige ‘stedelijke cultuur’. Maar ik van mijn kant kan een optelling maken van de stemmen ten gunste van VB, N-VA, CD&V, Open-VLD, en de gematigde socialisten en Groenen om tot een andere comfortabele meerderheid te komen*. Dat zijn dan kiezers die niet noodzakelijk een ‘fundamenteel andere politiek bestuursmodel’ voor ogen hebben, maar die vinden dat het beleid moet worden bijgestuurd, nieuwe evenwichten moeten worden gevonden, en dat het miljard aan schulden dat de stad heeft moet worden afgebouwd in plaats van verder opgebouwd.
Oosterlynck schrijft dat een coalitie met N-VA moeilijk is wegens ‘niet makkelijk te overbruggen meningsverschillen.’ Ook goed. En waren de meningsverschillen in de vorige coalitie dan wel makkelijk te overbruggen? De waarheid is dat er geen consensus bestaat over de ‘stedelijke cultuur’. Dat is een ideologische veralgemening, zoals de ‘Vlaamse grondstroom’ van N-VA. De politieke werkelijkheid is er een van veel verschillende gedeeltelijk tegengestelde visies die leiden tot compromissen. En zo’n compromis kan evengoed tot stand komen in een coalitie van Open-VLD, Vooruit en Groen als in een van Open-VLD, Vooruit en N-VA. Hou je die coalitie een tiental jaren vol, dan kun je van een ‘cultuur’ of een ‘bestuursmodel’ beginnen te spreken, maar dat blijven abstracties die, zoals de economische aggregaten, een veelheid van verschijnselen samenvatten maar ook, als je niet oppast, aan het oog onttrekken. Ook bestaat er geen a priori-antwoord hoelang je zo’n ‘cultuur’ in stand moet houden, en wanneer het tijd is voor alternance.
De ‘progressieve meerderheid’
De kreet van een ‘progressieve meerderheid’ in Gent is rust niet op een stevig logisch fundament. Als je alle partijen opstelt, A-B-C-D-E-F-G-H, van uiterst links tot uiterst rechts, dan kun je uit de Gentse cijfers makkelijk een ‘linkse’, een ‘rechtse’ en een ‘centrum’ meerderheid afleiden. Als je begint te tellen van A, ga je door tot je een ‘linkse’ meerderheid hebt, en als je begint te tellen van H, ga je in omgekeerde richting door tot je een rechtse meerderheid hebt. Je kunt ook vanaf de middelste letters beginnen tellen in de twee richtingen om een centrum meerderheid te bekomen.
Overigens is de kreet van de ‘progressieve meerderheid’ niet helemáál uit de lucht gegrepen. Als Vooruit niet vastgeklonken was aan Open-VLD en je telt de verkozenen van PVDA, Groen en Vooruit samen, dan kom je inderdaad aan een krappe meerderheid. Als je alle andere verkozenen samentelt, met inbegrip van VB, kom je niet aan een meerderheid.
Anderzijds, dat een linkse meerderheid met Groen en PVDA in Gent mogelijk is, zoals er in Antwerpen een ‘rechtse meerderheid’ met VB mogelijk is, betekent niet dat die meerderheden wenselijk zijn.
Het Gentse DNA en het verkiezingsresultaat
Het begrip Gents DNA kan naar veel verschillende zaken verwijzen: zelfverheerlijkend chauvinisme, een specifiek ‘bestuursmodel’ - door tegenstanders het ‘Gentse systeem’ genoemd, de ‘progressieve meerderheid’, enzovoort. De meest eenvoudige verwijzing is die naar het atypische verkiezingsresultaat van de partij Groen. In Gent haalt die partij 24,6 procent van de stemmen, in Vlaanderen 7,3 procent. Maar als we atypische verkiezingsuitslagen als maatstaf nemen, zijn er veel gemeenten met een speciaal DNA.
Het Gentse ‘middenveld’
Voor één ding moet ik Oosterlynck dankbaar zijn. Hij heeft mij duidelijk gemaakt wat de actievoerders in Gent bedoelen met het ‘middenveld.’ Ik was het begrip vaak tegengekomen, en ik dacht daarbij aan de Kristelijke Werkersbeweging waar de onthaalmoeder van Jan lid van was. Die organiseert in onze gemeente jaarlijks wandelzoektocht en een quiz. Als ik er langer bij stil stond, dacht ik aan jeugdbewegingen, gepensioneerde fietsers, plaatselijke koersen, mutualiteiten, vakbonden, coöperatieve winkels, kerken, fanfares, sport- en wandelclubs, wieltertoeristen, carnavalisten, feestcomités, amateurtheater, heemkundige kringen, verenigingen die ‘De Wielewaal’ heten, en wekelijkse bijeenkomsten van bejaarde boekbinders, kortom een mengsel de vroegere ‘zuilen’ met wat Oosterlynck zelf het ‘verenigingsleven’ noemt.
Op andere plaatsen geeft Oosterlynck een preciezere definitie van dat ‘verenigingsleven’. Hij spreekt over ‘het sociale middenveld dat rond gelijke kansen en welzijn actief is’ en over organisaties die ‘inzetten op de ondersteuning van kwetsbare burgers’ en die daarvoor in een of andere ‘subsidiecategorie’ zitten. Elders spreekt hij van ‘daklozenopvang, hulpverlening voor mensen met schulden, beleidsparticipatie van kwetsbare burgers.’ Als libertair heb ik een vooroordeel tegen die vorm van hulp. Als men financieel wil subsidiëren, geef dat geld dan meteen aan de kwetsbare burgers zelf in plaats van aan de bezoldigde hulpverlener, en laat de rest over aan vrijwilligersorganisaties.
Dat is een opvatting die ik voor het eerst aantrof in Parliament of Whores van P.J. O’Rourke. Ik vermeld dat nu even omdat die Amerikaanse humorist door Tinneke Beekman vermeld werd in dezelfde Standaard waar Oosterlynck de dag nadien zijn mening kwijt kon. Maar die mening van P.J. O’Rourke en mijzelf is radicaal, en moest ik samen met Oosterlynck een programma uitwerken voor Gent, zou ik heel veel water bij de wijn doen, omdat ik geen slaande ruzie wil, omdat het sociale middenveld goed werk doet, en omdat het overschakelen naar een ander model slechts geleidelijk kan gebeuren.
Toch zou een compromis tussen Oosterlynck en mij minder subsidies voorzien dan nu het geval is. Ik hou niet van het maken van schulden die door anderen dan mijzelf moeten worden terugbetaald. Oosterlynck beweert dat de hoge financiële schulden van de stad weinig te maken hebben met de steun het sociale middenveld. Dat kan. Het is alleen jammer dat hij zich in zijn argumentatie voor die stelling beperkt tot wat ik ‘kleine cijfers’ noem.‘Twee derde van de organisaties zitten in de laagste subsidiecategorie, minder dan 25.000 euro per jaar. Hooguit vijf organisaties zitten in de hoogste categorie van meer dan een miljoen euro per jaar.’ Twee derde van de organisaties, hoeveel zijn er dat? Minder dan 25.000 euro, hoeveel minder is dat? Meer dan een miljoen euro: hoeveel meer is dat? Zo ken ik nog altijd het ‘grote cijfer’ niet: hoeveel gaat er in totaal naar die organisaties? Had Oosterlynck de bedragen niet eens kunnen samentellen zoals hij de stemmen van Vooruit, Groen, PVDA, CD&V en de sociale liberalen heeft samengeteld?
De ‘burgemeestersjerp’
In zijn conclusie klaagt Oosterlynck de cynische machtspolitiek aan en besluit met een aanval op Mathias De Clercq, die ook in de kop van het stuk overgenomen wordt: het opblazen van een beproefde en gedragen coalitie is een ‘te hoge prijs voor een burgemeesterssjerp?’ Ik dacht de burgemeesterssjerp van De Clercq door zijn voorkeurstemmen en de stemmen verzekerd was, zowel in een coalitie met Groen als een met N-VA? Zelfs als de gezamenlijke lijst Vooruit-OpenVLD uit elkaar valt, en er een coalitie komt met alleen Vooruit, zou de burgemeestersjerp, volgens de nieuwe regels, naar De Clercq moeten gaan, ook al zou zijn partij dan niet tot de bestuurscoalitie behoren.
Heb ik iets over het hoofd gezien, of heeft Oosterlynck zich laten meeslepen in zijn polemiek?
Derde Rijk
Het is op zich geen uitzonderlijk gegeven dat er in Gent veel mensen zijn die onder geen beding een coalitie met N-VA willen. Het kunnen er best tienduizenden zijn: alle PVDA-kiezers, de grote meerderheid van de Groen-kiezers, de helft van de Vooruit-kiezers (al zijn kiezers vaak minder fanatiek dan partijleden) en een minderheid van Open-VLD-kiezers). Er zijn daarnaast natuurlijk ook tienduizenden kiezers die geen bezwaar hebben tegen een coalitie met N-VA, namelijk alle anderen. Zo gaat dat in een vrij land.
Het is evenmin uitzonderlijk dat mensen een coalitie afkeuren zonder naar het afgesproken bestuursprogramma te kijken. Als men in Keerbergen een coalitie zou vormen met de enige Vlaams Belang-verkozene, dan zou ik dat ook afkeuren, zonder het bestuursprogramma te bestuderen. Ik zou natuurlijk niet met een kaars in de hand voor het gemeentehuis te protesteren. Daar ben ik te oud voor en zó zwaar zou ik er ook weer niet aan tillen.
Wel interessant is de bereidheid van honderden Gentenaars om ’s avonds, na een zware dagtaak, de straat op te trekken met geschreeuw en gezwaai van bordjes. Op zondag waren ze zelfs met duizenden. Zulke acties zijn ongebruikelijk als het om partijpolitieke kwesties gaat. Hier was meer aan de hand. Men sprak van Gents DNA en haalde er de geschiedenis bij. Gentenaars waren Galliërs die zich verzetten tegen de Romeinse dictator Bart De Wever. Gentenaars waren de erfgenamen van de stropdragers die in opstand kwamen tegen Keizer Karel. Er hangt in Gent iets in de lucht dat vergelijkbaar is met het ‘American Exceptionalism’ en de ‘Manifest Destiny’ van over de Oceaan.
En het mooiste is natuurlijk de lessen die getrokken worden uit de recente geschiedenis, en die kort worden samengevat op de sticker: ‘Fuck N-VA. Geen derde rijk in mijn mooie wijk’. Onder de stickerplakkers leeft de overtuiging dat een deelname van Anneleen Van Bossuyt aan het Gentse schepencollege slechts de eerste stap is naar de invoering van een nazistische dictatuur. Eerst zou Anneleen gewoon schepen zijn en zich neerleggen bij een ‘progressief bestuursakkoord’. Maar ze zou, naar Hitlers voorbeeld, zinnen op een middel om de coalitiepartners aan de kant te schuiven. Op een nacht steekt ze het Belfort in brand en gebruikt dat als voorwendsel voor een staatsgreep. We weten allemaal waar zoiets eindigt.
Links Bokrijk
Is Gent een soort links Bokrijk? Heel Gent? Dat zou me verwonderen. Maar misschien kwam de staalkaart die verleden zondag betoogde in aanmerking voor die omschrijving. Ik moest bij het zien van de beelden denken aan een boek van Guido van Meir dat ik begin de jaren 70 als feuilleton in Humo las. Het boek heette De volksgerilja. De sfeer erin was grimmig en ludiek tegelijk. De strekking was alternatief, permissief, socialistisch, volks en revolutionair. Dat vat voor mij die betogers goed samen, minus het volkse en het revolutionaire. In De Volksgerila werd ook gevochten. Ik meen mij een veldslag te herinneren waarbij plots in de verte een nieuwe menigte opdook. Na een ogenblik van aarzeling steeg er een gejuich op in de revolutionaire rangen: ’t Zijn d’ongze! Dat was niet mijn dialect. Ik dacht toen dat het Gents was. Volgens de dialectkaart zou het eerder de uitspraak zijn die rond Sint-Niklaas gebruikelijk is.
Wie waren de kaarsmanifestanten?
Sommige dingen durf ik alleen binnensmonds te mompelen. Ik durf die niet luidop te zeggen en nog minder te schrijven. Bij de allereerste beelden van het Gentse protest schoot de gedachte door mijn hoofd: ‘Hoeveel van die mensen die betogen voor het middenveld hebben daar ook hun broodwinning?’ Maar ik schreef er niets over in mijn stukjes, omdat ik het antwoord niet kende, en omdat het in het beste geval een argumentum ad personam is. Maar nu ik de gedachte tegenkwam in een stuk van Siegfried Bracke op Doorbraak, kan ik het niet laten om daar een stukje uit te citeren.
De Gentse professor Filip De Rynck heeft beschreven hoe [het Gentse] systeem werkt. Het begint met vrijwilligers die zich inzetten voor de goede zaak, of alvast voor datgene wat roodgroen als de goede zaak beschouwt. Net daarom krijgen die meteen ook ruime financiële steun. En daarna gaat het mechaniekje snel: de nood aan hulp, bijstand, steun… blijkt almaar groter, de financiële steun groeit fors, en de vrijwilligers worden vervolgens in geen tijd eerst halftijdse en korte tijd later voltijdse werknemers in hun eigen vzw. ... Honderden Gentenaars komen op die manier aan de kost. Het waren vooral die mensen die al van bij het eerste teken aan het stadhuis stonden. Ze vreesden hun baan te verliezen. Met dat systeem hebben rood en groen aan goed werkende klantenbinding gedaan ... Van alle Vlaamse stadsbesturen komt het Gentse het dichtste bij het PS-model: ook daar is steevast en via allerlei vertakkingen veel volk in dienst.
Quid N-VA?
Siegfried Bracke wijst er verder op dat het onderhandelde bestuursakkoord tussen liberalen, socialisten en N-VA geen enkele maatregel bevat om het Gentse systeem te milderen. ‘Als er al ergens ontevredenen moesten zijn over de inhoud van dat bestuursakkoord, dan is het wel bij N-VA,’ schrijft Bracke.
Dat is helemaal juist. Marc Reynebeau geeft ongeveer dezelfde commentaar.
Zo kon wel de vraag rijzen wat de N-VA te zoeken had in die coalitie, hoe oprecht of betrouwbaar ze kon zijn om een progressief programma te realiseren waarmee ze het grotendeels oneens was ...Wat het de Vlaams-nationalisten er alleen om te doen om ‘erbij’ te zijn, in de hoop om Groen, na zes jaar bestuur uit de Gentse politieke cultuur weg te zuiveren?
Noteer dit even: ik ben het hier met Reynebeau eens, behalve waar hij de bij voorbaat N-VA van onbetrouwbaarheid beschuldigt. Het komt er inderdaad op aan om ‘Groen uit de Gentse politieke cultuur weg te zuiveren.’ Als de tanker van het Gentse systeem, met een overvloed aan gesubsidieerde projecten en met behorende schulden en belastingen, als die tanker dus moet worden gekeerd, dan zal dat stap voor stap moeten gebeuren. En de eerste stap is om aandrijvende kracht van het Gentse systeem - Groen dat al 12 jaar aan het bestuur deelneemt - los te weken van de macht.
Bij die eerste stap valt over het bestuursakkoord nog altijd de schaduw van Groen, ook als de partij er niet bij zijn. Daar valt niets tegen te beginnen: het is de wet van de traagheid in de politiek. Binnen zes jaar kan met liberalen, redelijke socialisten en anderen wat grondiger worden bijgestuurd.
Democratie of koehandel
Bij N-VA-sympathisanten hoor je het verwijt dat de coalitie Vooruit-OpenVld-N-VA op ondemocratische wijze werd tegengehouden. Een stemresultaat van 270.000 Gentenaars, dat deze coalitie mogelijk maakte, werd terzijde geschoven door een vergadering van 350 leden van Vooruit. Bij de vijanden van N-VA hoor je dan weer dat de stemming van de 350 Vooruit-mensen een voorbeeld was van hoe de basisdemocratie zich teweer heeft gesteld tegen een partijtop.
In werkelijkheid heeft dat allemaal niet veel met democratie te maken. Het democratisch moment wordt uitgemaakt door de verkiezingen zelf. De rest is, zoals een FB-vriend het krachtig uitdrukte, een kwestie van koehandel. En hij voegde eraan toe: ‘Prijs je gelukkig met die koehandel.’ Ik ben het met hem eens. Democratie en koehandel horen bij elkaar. Zelf heb ik het liefst dat de koehandel gebeurt na de verkiezingen en niet voor de verkiezingen, met kartels en voorakkoorden. Maar ik zal daar niet lastig over doen.
Wie precies over die koehandel beslist, interesseert mij minder: de onderhandelaars, de partijtop, de partijraad, de basisleden … Elk systeem heeft voor- en nadelen, en ook daarover kun je van mening verschillen. Als je de basisleden - van gelijk welke partij - laat beslissen, weet je dat de Heilige Overtuiging daar vaak zwaarder doorweegt dan het pragmatisme. Ik zie daar veeleer een nadeel in, maar voor anderen is het ongetwijfeld een voordeel.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten