maandag 31 juli 2023

Verouderde literatuur, en andere kortjes


 Verouderde literatuur
     Sinds ik daar ooit een vraag gepost heb, krijg ik van Quora dagelijks een email met vragen waar experten, burgers en idioten een antwoord op formuleren. Het zijn vragen als: ‘Bestaat er een acteur die zo onuitstaanbaar is dat niemand met hem of haar wil samenwerken? ’of ‘Wat was de schandelijkste praktijk in het oude Babylon?’
   Die laatste vragen heb ik niet aangeklikt. Dat deed ik wel bij de vraag: ‘Welke klassieke boeken zijn ondertussen verouderd?’ Een half geletterde Amerikaan gaf mij vijf titels, mét een uitleg die hij ongetwijfeld heeft opgestoken tijdens een aan dat onderwerp gewijd werkcollege aan een ‘universiteit’ : Catcher in the Rye (gepriviligieerde blanke jongen), Heart of Darkness (imperialistisch)*, The Taming of the Shrew (mysogien), Little Women (idealisering van het verleden), Tarzan of the Apes (kolonialistisch).
     De keuze van de boeken, en de moraliserende – in plaats van literaire – benadering, is op zich al onzinnig, maar nog veel onzinniger is de conclusie: ‘Die werken,’ schrijft onze half geletterde Amerikaan, ‘waren misschien grensverleggend toen ze uitkwamen, maar de wereld heeft ondertussen niet stilgestaan. We hebben ondertussen geleerd om die werken te zien voor wat ze werkelijk zijn: gebrekkige, verouderde producten van een afgesloten tijdperk. Maar is dat niet het mooie van literatuur? Dat ze leeft, ademt, voortdurend evolueert, en ons een spiegel voorhoudt van hoe de wereld nu is en van wie we nu zijn?’ 
     Het is aandoenlijk hoe onze half geletterde Amerikaan trouwhartig alle clichés à la mode in stelling brengt: ‘grensverleggend’, ‘we hebben geleerd dat’, en ‘een literatuur die voortdurend evolueert.’** Om dan te besluiten met de schattige overpeinzing dat ‘we’ die verouderde boeken nu eindelijk zien ‘voor wat ze werkelijk zijn.’ Alsof het soort mensen dat bij dat ‘we’ behoort in de klassieke boeken binnen dertig jaar niet weer iets heel anders zal zien. Alsof toevallig alleen de huidige mode, en niet die van het verleden of van de toekomst, de kennis van de werkelijkheid deelachtig is. Alsof gelijk welke mode de kennis van de werkelijkheid deelachtig is.

ChatGPT en de verouderde literatuur
     De halfgeletterde Amerikaan van hierboven – dat is het droevige – is typerend voor de huidige woke dominantie in culturele kringen. Stel je de vraag over ‘verouderde klassiekers’ aan ChatGPT, dat toegang heeft tot miljoenen informatiebronnen, dan krijg je weer een lijstje, mét uitleg: The Adventures of Huckleberry Finn (racisme), Heart of Darkness (kolonialisme), en de romans van Jane Austen (voorstelling van vrouwen). 
     Ik moet toegeven dat Chat-GPT voorzichtiger woorden vindt om te concluderen: ‘Het is belangrijk om deze werken kritisch te benaderen en rekening te houden met de context waarin ze geschreven zijn.’ Dát is in elk geval altijd waar. Ook bij het beoordelen van wat halfgeletterde Amerikanen en Chat-GPT schrijven, moet je rekening houden met de hedendaagse woke context waarin die onzin geschreven is.

Wetenschap
     Ik kan mij geen discussie onder beschaafde mensen voorstellen waarbij de uitdrukking ‘het is wetenschappelijk vastgesteld dat …’ een aanvaardbaar argument is.

 Israëlisch hooggerechtshof
    Is het redelijk dat het Israëlisch hooggerechtshof wettten kan verwerpen van een democratische meerderheid als het die wetten ‘onredelijk’ acht? Ik heb daar occasioneel een weekje over nagedacht, zonder er veel over te lezen, want de berichtgeving over Israël is vaak partijdig. Uiteindelijk stootte ik op een opiniestuk Van Marc De Vos in De Tijd: ‘Israël is speciaal,’ schrijft hij, ‘het land heeft geen geschreven grondwet, geen mensenrechtenverdrag, geen tweede kamer, een louter ceremoniële president.’ Dat hooggerechtshof was dus het enige tegenwicht in het systeem. Ja, als het zo zit …
    Kijk, een systeem van even- en tegenwichten is eigenlijk altijd verkieslijk. Als ik moet kiezen tussen welwillende politici en orthodoxe rechtsgeleerden, dan zeg ik: allebei. Als ik moet kiezen tussen opportunistische politici en activistische rechters zeg ik eveneens: allebei – helaas. En het laatste woord, als dat nodig is, moet toekomen aan de tweederdemeerderheid van de burgers. Als twee derde van een bevolking mordicus de verkeerde richting uit wil, dan valt daar niet veel tegen te beginnen***. 

 


* Ik wil mij hier niet bezighouden met de vraag of Heart of Darkness het imperialisme bekritiseert dan wel omhelst. Ik was niet zo gek op dat boek.

** Misschien moet iemand onze half geletterde Amerikaan eens vertellen dat sommigen van ons die verouderde klassiekers lezen omdat we er de clichés à la mode van grensverleggend en we hebben geleerd dat  en literatuur die voortdurend evolueert juist niet tegengekomen, en we omgekeerd juist heel graag nader kennismaken met een ‘afgesloten tijdperk’.

** Zie daarover ook mijn stukjes hier en hier.

maandag 24 juli 2023

Barbenheimer


      De gelijktijdige release van Barbie en Oppenheimer is een geslaagde marketingstunt, waar, geloof ik, vooral Oppenheimer van heeft geprofiteerd. Naar Oppenheimer gaan kijken was een nadrukkelijke manier om niet naar Barbie te gaan kijken. Mijn vrouw en ik zijn Oppenheimer-mensen, maar was daar niet Barbie geweest die we niet wilden zien, dan hadden we misschien gewacht tot de atoombomfilm op Streamz te bekijken was.
     Het doet denken aan die mop van de twee bedelaars aan de kerkpoort, een met een kruisbeeld en een met een Davidster voor zich. Die met het kruisbeeld krijgt van veel kerkgangers wat geld toegestopt en die met de Davidster krijgt niks. De pastoor heeft medelijden met de bedelaar die niks krijgt en raadt hem aan een andere bedelplaats te kiezen. ‘De mensen hier zijn allemaal katholieken. Die geven veel liever iets aan een katholieke bedelaar. Misschien geven ze zelfs meer dan anders, alleen maar om u te treiteren.’ Waarop de man met de Davidster zegt tot zijn buur: ‘Zie je wel, Moisje, dat het zou werken.’
     Ik ben overigens, laat dat duidelijk zijn, niet anti-Barbie. De scenarist van de film – Baumbach – heeft mij nog niet vaak teleurgesteld. Maar ik wil dat kauwgumballenroze liever niet op een groot scherm zien. Op een televisiescherm zal ik er beter tegen kunnen. En omgekeerd had ik wat reserves tegen het Oppenheimer-epos. Zou die film beter zijn dan de eerdere films over het Manhattan-project: Fatman and Little Boy (1989) en Day One (ook 1989) met respectievelijk Paul Newman en Brian Dennehy als generaal Groves*.
      Die films benaderden de zaak op een manier die mij aansprak: hoe kun je een stelletje verstrooide professors efficiënt laten samenwerken aan een praktisch project? Waar moet je met vaste hand krijtlijnen uittekenen, en waar moet je toelaten dat buiten de lijntjes gekleurd wordt? Hoeveel orde moet je opleggen en hoeveel chaos moet je dulden? Hoe kun je als leek leiding geven aan mensen die over hun specialisatie duizend keer meer weten dan jij, en honderd keer meer dan de collega-specialisten met wie ze moeten samenwerken en die een andere specialisatie hebben. ’t Is een informatieprobleem dat je niet met de vrije markt kunt oplossen.
     Maar ik vermoedde dat de nieuwe film het over een andere boeg zou gooien: de morele dilemma’s, de communistenjacht, het gekwelde genie. Als dat maar goed kwam! Maar het is goed gekomen. De morele dilemma’s blijven discreet – al leiden ze wel eens tot een hoogdravende repliek – , de communistenjacht wordt op een beschaafde manier behandeld, en als een genie dan toch gekweld moet zijn, dan is Cillian Murphy de aangewezen acteur om zoiets te vertolken. Hij is intens, zoals de film zelf, en raadselachtig. Maar het raadsel bestaat er niet in dat we niet weten wat hem drijft. Het is juist omgekeerd: we krijgen een kijk op de heel verschillende motieven die hem drijven. Ik noem er twee  - ambitie en martelarencomplex - maar er zijn er veel meer.  Het is de optelsom van die motieven die het raadsel uitmaakt.
    De film pendelt tussen twee periodes in Oppenheimers leven: het ontwikkelen van de atoombom tijdens de oorlog en het binnenskamers ‘proces’ na de oorlog om hem te ontslaan als veiligheidsadviseur wegens te veel contacten met het communistische milieu. Eigenlijk is ‘proces’ een verkeerd woord. Er is een administratieve beslissing om Oppenheimer te ontslaan, en hij gaat tegen dat ontslag zelf in beroep. Veel commentatoren, ook Einstein geloof ik, vonden dat Oppenheimer door dat beroep in een valstrik liep, maar wat moest hij anders doen**? Ik zou in elk geval hetzelfde hebben gedaan.
     De beroepsprocedure gelijkt op een proces: er is een advocaat, een aanklager en een juridisch geschoolde jury. Er worden getuigen à charge en à décharge gehoord. Er worden bewijsstukken overgelegd. Maar er wordt ook afgeweken van de gerechtelijke regels. Er is geen openbaarheid, er mogen anonieme getuigenissen worden gebruikt, en er kunnen geen procedurefouten worden ingeroepen. Die drie omstandigheden worden door de aanklager – een slechterik – misbruikt.
     Er is echter één verschil met een gewoon proces dat ik kan billijken. De jury mag in zo
n administratieve procedure een besluit nemen op grond van vermoedens. Ik vind dat normaal. Om iemand te veroordelen, moet de schuld bewezen worden. Om iemand uit een veiligheidsraad te ontslaan is een vermoeden van risico al voldoende. Uiteindelijk besluit de jury dat Oppenheimer zich altijd als een loyale burger heeft gedragen, maar dat er genoeg redenen zijn om hem – in het midden van de koude oorlog – niet meer op te nemen in een adviesraad aangaande nationale veiligheid. Ik zou hetzelfde beslist hebben.
     ’t Is natuurlijk een bittere uitkomst voor Oppenheimer zelf, en voor een kijker zoals ik, die liever heeft dat het met de held goed afloopt. De scenaristen konden moeilijk, zoals in Tarantino’s Once Upon a Time in Hollywood, een ander einde verzinnen. Maar ze hebben er toch iets op gevonden. De film heeft wel degelijk een mooi uitgewerkte happy end voor althans een van de verhaallijnen. Ik heb er plezier aan beleefd. Mocht u de film gaan bekijken, dan hoop ik dat u aan dat einde ook plezier beleeft. Laat u niets wijsmaken door de jongen van Humo die de film een ‘topzwaar hoorcollege’ noemde ‘dat een té grote geestelijke inspanning vergt.’ Ik heb de film helemaal begrepen, na hem slechts één keer gezien te hebben, en zonder achteraf uitleg te moeten vragen aan mijn vrouw***. 

 

* Ecce Ios merkte op dat er ook nog een televisieserie Oppenheimer (1980) bestaat, met Manning Redwood als generaal Groves. Ook die reeks moet ik gezien heb, want ik herinner mijn Sam Waterston als Oppenheimer. Voor andere films  die een zelfde onderwerp behandelen en die in hetzelfde jaar uitkomen: zie mijn stukje hier.

** Ja, wat Oppenheimer anders moeten doen? Naar de pers trekken? Geen handjes meer schudden? Zich eens goed boos maken? Dat laatste is wat Oppenheimers vrouw voorstelt. Ze geeft zelf het voorbeeld tijdens het proces, maar het maakt natuurlijk geen verschil voor de uitspraak. 

*** In de film geeft Oppenheimer een stukje hoorcollege in het Nederlands. Ik heb het amper gehoord, maar mijn vrouw vond het knoeiwerk. ‘En dat voor een zo groots opgezette film,’ zei ze verontwaardigd.

zaterdag 22 juli 2023

Bedenkingen bij het Belgicistisch Manifest


     De Standaard publiceerde op haar opinie-pagina een manifest van een reeks min of meer Bekende Vlamingen die, naar het manifest te oordelen, liever min of meer Bekende Belgen zouden zijn. Het is een manifest tegen het Vlaams nationalisme.
     De tekst bestaat vooral uit gekleurde taal (‘afbraakdiscours’), geloofspunten (‘we geloven’), vrome wensen (‘constructieve loyale samenwerking’, ‘inspirerende projecten’) en  clichés (‘de speeltijd is voorbij’, ‘een veerkrachtige Belgische samenleving’, ‘samenwerking in plaats van polarisatie’).  Zoiets moet leiden tot het soort wolligheid dat bij dergelijke teksten gebruikelijk is, en die zich aan een rationele discussie onttrekt. Je moet de tekst twee keer lezen voor je beseft dat er ook argumenten worden gebruikt, maar door plaatsgebrek worden die argumenten niet uitgewerkt. De argumenten zijn de volgende.
  1. Vlaamse onafhankelijkheid is onmogelijk (een ‘mythe’)
  2. Het Vlaamse nationalisme is een vorm van populisme
  3. Voortdurend communautair gesteggel werkt verlammend - we moeten stoppen met elk probleem communautair te kaderen
  4. België is een Siamese tweeling (wellicht een verwijzing naar Brussel)
  5. De culturele kloof tussen Vlaanderen en Wallonië is niet onoverbrugbaar
  6. Er bestaat tussen de gemeenschappen wel een verschil in visie op het sociaal-economisch beleid, maar ook over die kwesties overheerst de consensus
  7. België is zo slecht nog niet, met onze goede sociale zekerheid
  8. Hoe groter de bevolkingsgroep die de sociale zekerheid schraagt, hoe sterker het stelsel
  9. Vlaanderen geniet van een financiële stroom vanuit Brussel en Wallonië die de vergrijzingskosten dekt
  10. België heeft een zwaardere stem in Europa dan een zelfstandig Vlaanderen ooit zou kunnen hebben*
  11. Confederalistische en separatistische stromingen ondermijnen het federale België
  12. In een onafhankelijk Vlaanderen zouden de gebraden duiven ons niet in de mond vliegen. 
   Ik zal hier niet uitgebreid ingaan op die argumenten. Dat moeten mijn Vlaams-nationalistische vrienden zelf maar doen. De lezer zal mij echter niet kwalijk nemen als ik opmerk dat argument (12) – gebraden duiven – ongetwijfeld juist is, en dat argument (11) – ondermijning van België – ook juist is, én bovendien tautologisch. Argument (3) – communautair gesteggel – is, zoals men zegt, een mes dat aan twee kanten snijdt.  Je kunt het gemakkelijk omkeren om confederalisme of separatisme te verdedigen. Het argument (9) – financiële stroom naar Vlaanderen – bewijst dan weer dat je niet élk argument met succes kunt omkeren. 
     Wat argument (8) – schragen van sociale zekerheid – betreft: dat bevat een kern van waarheid. Een sociale zekerheid zal beter functioneren als een bepaalde schaalgrootte wordt bereikt, maar dat een schaal van 10 miljoen automatisch beter is dan een schaal van 5 miljoen, dat kan ik moeilijk geloven. Ik hoor de Luxemburgers ook niet klagen over hun sociale zekerheid.
     Eén kwestie wordt in het manifest niet aangeraakt. Dat is de vraag: wat willen de Walen? Een van die Walen is PS-man Marc Uyttendaele, de man van Laurette Onckelinx, die ooit aan De Standaard verklaarde:  ‘De sociale zekerheid is dé meerwaarde van het federale België voor de Franstaligen … Geen enkele Franstalige politicus gaat beslissingen nemen die zijn kiezers minder comfortabel laten leven … Als de sociale zekerheid springt, en ze kan springen, moet je niet verwachten dat er nog één Franstalige [toelaat] dat anderen iets te zeggen hebben over zijn eigen toekomst.’**
      Het is geloof ik best mogelijk dat er naast Uyttendaele nog enkele andere Walen zijn die uitsluitend om de centen Belgicistisch zijn. Mochten ze met velen zijn, dan is het niet zo best gesteld met ‘het inspirerende project voor de toekomst van ons land’. Dan zijn er twee mogelijkheden: ofwel probeert Vlaanderen de miljardenstroom naar Wallonië te stoppen en haken de Walen af, ofwel keert de miljardenstroom zich door de vergrijzing in de andere richting – zie argument 9 – en dan haken de Walen ook af.
     Een woord nog over de ondertekenaars. Het manifest houdt een stemadvies in, namelijk om niet te stemmen voor N-VA of Vlaams Belang (‘Een stem voor een Vlaams-nationalistische partij is de facto een stem etc …’). Dan is het begrijpelijk dat politici van andere partijen die oproep ondertekenen. Ik zag heel wat ondertekenaars van CD&V, Vooruit, Groen en Open-Vld. Ik stel voor dat ze de stemmen die ze met hun manifest van de Vlaams-nationalisten afsnoepen, eerlijk onder elkaar verdelen. Verder heb ik er geen bezwaar tegen dat cultuurdragers, academici en vakbondsleidders een politiek manifest ondertekenen. Dat de voorzitter van het Humanistisch Verbond mee ondertekent, vind ik dan weer bedenkelijk. Er moeten onder de Vlaams-nationalisten heel wat humanisten aanwezig zijn die zich door die opstelling uitgesloten voelen van een familie waar ze graag toe zouden behoren.
 

 

*Als bedoeld wordt dat sommige Vlaamse politici minder kans zouden maken op een Europese carrière, is dat geen slecht argument. Anderen zouden misschien meer kans maken.
 ** Zie ook mijn stukje hier, dat een link bevat naar het interview in De Standaard. 

woensdag 19 juli 2023

Het bankwezen - wat een golden retriever ervan begrijpt.

 


     Ik heb ooit acties gevoerd tegen de prijsverhogingen in de studentenrestaurants. Bij een van de acties had ik een woordenwisseling met de vice-rector van de KU Leuven, die ook professor was in de economische wetenschap. ‘Ben je nu echt niet in staat,’ vroeg de professor, ‘om door de geldsluier heen te kijken, of doe je maar alsof? In het laatste geval moet ik je feliciteren met je talent voor demagogie.
’ Ik weet niet meer wat ik geantwoord heb, maar ik kreeg applaus van de omstanders die hoe dan ook aan mijn kant stonden. Ik zou ook applaus gekregen hebben als ik geantwoord had: ‘Tralala’.
     Maar de professor had gelijk met zijn eerste veronderstelling. Ik heb de meeste moeite om te begrijpen hoe geld ‘werkt’ – dat wil zeggen op grote schaal. Op schaal van een gezinsbudget, begrijp ik wat ik moet begrijpen. Je mag niet meer uitgeven dan wat er binnenkomt; als je geld leent moet je dat met interest terugbetalen; het spaarboekje brengt minder op dan wat je verliest door geldontwaarding; het is verstandig om een appeltje tegen de dorst te hebben, maar je mag niet overdrijven.
      Maar geld op grote schaal en alles wat met de werking van banken te maken heeft, dat is een andere zaak. Als ik daar een artikel of een boek over lees van een econoom, gaat het boven mijn pet, en als ik het voor één keer wél begrijp, ben ik nog geen stap verder, want dan weet ik dat er andere economen zijn die het tegenovergestelde beweren en ik zal nooit slim genoeg zijn om te weten wie gelijk heeft. Het gaat zover dat ik niet eens de populaire films begrijp die over de financiële wereld gaan:  Wall Street, The Wolf of Wall Street, The Big Short, The Laundromat.
      Toch gaat er iets fascinerends uit van de haute finance. Bij sommigen slaat die fascinatie om in weerzin. Pascal Cornet bijvoordeeld schreef laatst op FB: ‘Ik weiger mij te verdiepen in de schandalige, vaak ronduit criminele en in elk geval onverantwoorde praktijken van de in de City actieve witteboordenbendes.’ Zelf denk ik eerder met nostalgie aan hoe het vroeger was. In Lijmen van Elsschot vinden we die prachtige beschrijving van het bankwezen: ‘Een heerlijke hutspot van rekening-couranten, cheques, bankbiljetten, aandelen en coupons, telegrammen, auto’s, leningen met en zonder premies, mijnontginningen, gegalloneerde boodschappers en ’t graf van de onbekende soldaat. Dat alles kookt gezellig en wordt afgeschuimd door een paar directeurs die fluisterend en glimlachend de beurs belopen.’ En bij zon directeur moet ik dan denken aan Mr. Banks, de vader van Jane en Michael in Mary Poppins, een film die ik wél begreep.
      Een andere film over het onderwerp die ik een beetje begreep was Margin Call, over de bankencrisis van 2008. De grote baas van een fictieve investeringsbank (Jeremy Irons) heeft gehoord dat er iets niet pluis is. Op een spoedvergadering vraagt hij uitleg aan een van zijn wiz kids. ‘Please speak as you might to a young child or a golden retriever,’ zegt hij. Ik had meteen veel sympathie voor die grote baas: iemand die het ook niet wist maar die besefte dat een vreselijke ingewikkeld probleem uiteindelijk vaak leidt tot een keuze tussen twee of drie heel eenvoudige oplossingen, die dan door de wiz kids in detail moeten worden uitgewerkt. En dat de beste oplossing vaak ook de pijnlijkste is, die je vooral niet mag uitstellen. ‘There are three ways to make a living in this business … Be first, be smarter, or cheat. Well I don’t cheat, and though we have got some pretty smart people here, of the two remaining options, it sure is a lot easier to just be first.’
     Goed, als een bankdirecteur als Jeremy Irons niet veel van bankwezen en geld begrijpt, dan moet ik niet beschaamd zijn om toe te geven dat ik dat ook niet doe. Als ik op een rijtje zet wat ik er wél van begrepen heb, kom ik op het volgende uit.

  1. Banken zijn nuttig: voor burgers die geld willen sparen of lenen, en voor bedrijven die willen investeren. De grap van Mark Twain dat banken gelijken op een kerel die je een paraplu aansmeert als het mooi weer is en die terugvraagt als het regent, is in elk geval niet van toepassing op mij en mijn vrouw. Wij hebben verschillende keren een paraplu, ik bedoel, geld geleend van een bank toen we het nodig hadden en we hebben het terugbetaald, met interest, op het moment en op een manier die ons goed uitkwam. 
  2. Van de drie monotheïstische godsdiensten had het jodendom het van bij het begin bij het rechte eind. Interest is een ‘rechtvaardig’ principe. Je belooft meer af te betalen dan wat je geleend hebt, omdat die auto of dat huis je meer waard is in het heden dan in de toekomst. Hoeveel meer? Dat zie je aan de reële intrestvoet die je bereid bent om te betalen. 
  3. Je leent geen geld van een bank, maar bij een bank*. Banken schuiven geld door van klanten naar klanten, en zorgen ervoor dat ze op dat doorschuiven een procentje verdienen. Aangezien het om heel veel geld gaat, kan dat procentje aardig oplopen.
  4. Mensen veranderen niet gemakkelijk van bank. Van supermarkt kun je elke week veranderen, nadat je de reclamefolders bestudeerd hebt. Bij een bank doe je zoiets niet. Dat maakt dat banken onder elkaar minder moeten concurreren om met aantrekkelijke voorwaarden klanten te lokken. Dat is wel zo comfortabel. 
  5. Banken zijn het bezit van aandeelhouders die bij winst een dividend uitgekeerd krijgen. De gemiddelde opbrengst van bankaandelen is niet groter dan dat van andere aandelen.
  6. Banken beheren dus heel veel geld, maar bezitten zelf relatief weinig eigen geld.
  7. In het proces van lenen en ontlenen, creëren de banken nieuw geld. Dat is op zich een ‘natuurlijk’ proces. Wie een schuldbekentenis in zijn bezit heeft, kan die schuldbekentenis als betaalmiddel gebruiken, dus als nieuw geld naast het bestaande geld.
  8. Nieuw geld creëren, of het nu gebeurt door banken of door de overheid, kan een land niet rechtstreeks rijker of armer maken, maar het kan wel andere positieve of negatieve gevolgen hebben. 
  9. Doordat banken meer geld beheren dan ze bezitten, en ook zelf ‘fictief’ geld creëren, is het bankwezen een kwetsbaar diertje.
  10. Ondanks die kwetsbaarheid, loopt het al een hele tijd mee.
  11. Een goede bank moet, zoals elk bedrijf, risico’s nemen. Een bank die geen enkel risico neemt, zal minder winst maken, minder dividend kunnen uitkeren, minder loon kunnen uitbetalen, minder interesten kunnen geven op spaarboekje, grotere interesten moeten vragen voor leningen.
  12. Als een bank risico’s neemt, kan dat, zoals bij andere risico’s, slecht aflopen. Maar de gevolgen van zo’n slechte afloop zijn bij banken veel groter, en worden door meer mensen ondervonden, dan bij om het even welk ander bedrijf.
  13. Ik kan niets verkeerds zien in geldspeculatie op zich. Speculatie gebeurt, net als handel, op vrijwillige basis tussen contractanten die er allebei voordeel uit hopen te halen. 
  14. Speculatie heeft een slechte naam om veel redenen. Sommige daarvan zijn terecht. Er bevinden zich onder de speculanten  bedriegers die misbruik maken van de complexiteit van het financiële systeem om mensen met minder inzicht op te lichten. Ook gebeurt speculatie soms in situaties van extreem machtsonevenwicht, hongersnood bijvoorbeeld. 
  15. De slechte naam van speculatie is echter ook aan vooroordelen toe te schrijven: men veroordeelt het systeem omdat men het niet begrijpt, of men vindt dat speculanten niets nuttigs ‘maken’. Dat gelijkt op het oude vooroordeel tegen handelaars als tussenpersonen - als middle men - die zich tussen de producent (liefst een boer) en de consument wringen. In de middeleeuwen zei men: homo mercator deo placere non potest. De handelaar is Gode niet welgevallig. Wat naar mijn smaak erg gelijkt op die andere intuïtieve opvatting: pecunia non parit pecuniam, geld jongt niet. 
     Iets vreselijk ingewikkels als de bankencrisis van 2008 kan overigens verrassend gemakkelijk worden uitgelegd aan een kind, aan een golden retriever, of aan iemand van mijn niveau. Arme Amerikanen  kochten vóór 2008 huizen op krediet, met een hypotheek. De banken wisten dat die mensen hun huizen misschien niet zouden kunnen afbetalen, maar ten eerste mochten ze van de staat de arme mensen niet discrimineren, en ten tweede rekenden ze erop dat die huizen ondertussen in waarde zouden zijn gestegen, zodat ze tegen het verlies verzekerd waren.
     De banken wisten echter ook dat die waardestijging van huizen niet gegarandeerd was, dat de waarde plots in elkaar kon stuiken, maar niemand wist
 wanneer dat kon of zou gebeuren. Ondertussen begonnen de banken, om risicos te spreiden, die leningen onder elkaar te verhandelen zodat niemand nog goed wist wie welke risico’s op welke termijn liep. En toen stuikte de waarde van de huizen in elkaar, om redenen die Karel van het Reve in 1980 al uitlegde aan de luisteraars van de Wereldomroep. Je kunt het stuk hier beluisteren


* De leuke formulering heb ik overgenomen van Joseph M. Asselbergh die wel eens iets schrijft op mijn FB-pagina. De mooiste formulering is misschien die van Jimmy Stewart die een met faillissement bedreigde kleine bankier speelt in Its a Wonderful Life: ‘As if I had the money back in a safe. The money’s not here. Your money’s in Joe’s house ... right next to yours. And in the Kennedy house, and Mrs. Macklin’s house and a hundred others. Why, you’re lending them the money to build, and then, they’re going to pay it bak to you as best as they can.

zaterdag 15 juli 2023

Betogingsverbod voor relschoppers


      Er wordt momenteel een wetsontwerp bediscussieerd dat betrekking heeft op betogingen, een bezigheid waar ik een deel van mijn jeugd aan heb verdaan. Rechters zouden krachtens de nieuwe wet enkele jaren demonstratieverbod kunnen opleggen aan relschoppers die zich misdragen hebben, door bijvoorbeeld stenen te gooien naar de politie of door winkelramen stuk te slaan. ACV-juriste Hannah Ghulam Farag schrijft in De Standaard: ‘Waarom is deze wet eigenlijk nodig? Relschoppers kunnen nu al strafrechtelijk vervolgd worden.’ Het antwoord op die vraag is nochtans eenvoudig: om ervoor te zorgen dat die paar honderd relschoppers relschoppers – altijd dezelfden – op een volgende betoging geen rel kunnen schoppen en dat de vreedzame betogers kunnen doen waarvoor ze gekomen zijn.
    Het is moeilijk om die ACV-mevrouw, zelfs als ze juriste is, helemaal ernstig te nemen als ze vragen stelt als deze:  ‘Waarom alleen het straatprotest willen aanpakken en niet het structurele geweld zoals fiscale fraude of belastingontwijking?’* Maar dat betekent niet dat de kwestie zelf geen ernstige overweging verdient. Ze hield mij al bezig in mijn rebelse jaren. Ik herinner mij dat in 1970 een pater kwam preken op onze school. Vanuit de zaal probeerden wij het thema ‘Jong zijn en geloven’ om te buigen tot het thema ‘Solidariteit met de mijnstaking.’ De pater was van ACV-strekking en had alle begrip voor de motieven van de stakers. Waar hij echter boos om werd was dat studenten de mijnwerkers kwamen opstoken tot gewelddaden. ‘Ze hebben zelfs een frietkraam met de grond gelijk gemaakt,’ herhaalde hij voortdurend. Mijn rebelse vrienden en ikzelf reageerden daar sarcastisch op, maar aan mezelf moest ik toegeven dat ik het niet netjes vond van die stakers of van die studenten.
      Ik heb indertijd de Engelse mijnstaking van 1984-1985 op de televisie gevolgd. Ik leefde helemaal mee met de mijnwerkers, juichte bij successen en huilde bij nederlagen, maar dat ruwe geweld tegen werkwilligen, daar had ik het moeilijk mee. Ik herinner mij een werkwillige – zelf ook een ruwe klant – die het helemaal alleen opnam tegen een grote groep stakers. Ik vond dat eigenlijk best moedig. Dat geweld tegen de politie begreep ik, maar dat geweld tussen arbeiders, of van mijnwerkers tegen frietkraameigenaars, dat was toch nog iets anders.
     Nu, aangaande het hierboven aangehaalde wetsontwerp zelf heb ik zelf drie vragen: (1) Wat betekent ‘zich misdragen’ bij een betoging?  (2) Zijn de context van betogingen een verzachtende omstandigheid voor gewelddaden en wetsovertredingen? (3) Roept het wetsontwerp een nieuwe dan wel een bijkomende straf in het leven?
     Wat betekent ‘zich misdragen’ op een betoging? Betogen ondanks betogingsverbod? Vlugschriften achterlaten op de openbare weg? Het blokkeren van een autoweg? Het zonder toestemming betreden van een fabrieksterrein waar vervuiling zou plaatsvinden? Het zich vastketenen aan de hekkens rond een militaire basis? Het beledigen van politie-agenten? Weerspannigheid bij arrestatie? Terugslaan als je geslagen wordt? Of wordt alleen bedoeld: stenen gooien, winkelramen stukslaan, frietkramen met de grond gelijk maken, en auto’s in brandsteken?
      Voor die laatste vergrijpen zou ik streng zijn, maar in de andere gevallen moet wat soepelheid op het terrein mogelijk zijn. Niet alles moet met wapenstok en waterkanon worden opgelost, en niet alles moet voor de rechtbank komen. Autoriteiten moeten ook niet te snel betogingen verbieden**, en als ze het toch doen, moeten ze voorzichtig met de handhaving van het verbod omspringen. Ik zou er geweldig het land aan hebben mocht ik ooit onze ACV-juriste gelijk moeten geven met haar waarschuwing tegen het ‘hellend vlak richting repressieve politiestaat.’ 
 
   Dan de tweede vraag: kan sociale actie een verzachtende omstandigheid zijn voor wetsovertredingen en gewelddaden? Mijn korte antwoord is: neen. Mijn lange antwoord is: neen, maar. Het is een beetje zoals in de Franse rechtspraak een onderscheid werd gemaakt tussen een crime passionel en een crime crapuleux. In de beoordeling van wangedrag dat begaan wordt in het kader van een sociale actie kan je in beperkte mate rekening houden met mogelijke idealen, terechte verzuchtingen en begrijpelijke frustraties***, met groepsdynamiek en escalatie, en ook met diegenen die zich daarachter verschuilen om eens flink te keer te gaan. De context heeft een zeker belang****. Als ik door een rustige politieman op straat wordt tegengehouden en ik begin te roepen en te schoppen, is dat een ander soort ‘weerspannigheid’ dan soortgelijk gedrag tegenover een opgefokte collega op een betoging.
     Ten slotte de derde vraag: roept het wetsontwerp een nieuwe straf in het leven, meer bepaald voor lichte feiten die vandaag amper strafbaar zijn. Of is het een bijkomende maatregel bovenop het soort straf dat nu al kan worden uitgesproken voor zwaardere feiten? Ik ben in elk geval voorstander van het tweede. Als men iemand kan veroordelen voor het gooien van stenen of voor het stukslaan van winkelramen, dan moet men die lui een gepaste straf opleggen, én daarbovenop een betogingsverbod. Vakbondsmensen en sociale activisten moeten daar blij mee zijn, want vaak wordt de berichtgeving over hun manifestaties bedorven doordat alle aandacht gaat naar de relschoppers.
     Maar ander storend activistisch gedrag zou ik niet bestraffen met jarenlang betogingsverbod. Ik heb weinig sympathie voor mensen die – voor het klimaat of voor iets anders – leuzen kalken op een brug of op een rolluik, die autowegen blokkeren, die zich vastketenen aan hekkens, of die verf gooien naar schilderijen achter glas. Ik stel met plezier vast dat die lui administratief worden gearresteerd. Maar als men het achteraf niet de moeite vindt om hen een boete, een werkstraf of een gevangenisstraf op te leggen, dan moet men hen ook geen betogingsverbod opleggen. Want straks kunnen ze niets meer doen voor het klimaat. ’t Zou zonde zijn.

 

* Waarom alleen ___ willen aanpakken en niet het structurele geweld zoals fiscale fraude of belastingontwijking? Daar kun je om het even wat invullen: seksueel geweld, dierenmishandeling, verkeersagressie enzovoort.

** Bij betogingsverbod is het gevaar van willekeur nooit afwezig. Welk bestuur zou niet graag betogingen tegen zijn beleid verbieden? En valse voorwendsels zijn gemakkelijk gevonden. 

*** Denk bijvoorbeeld aan Germinal van Zola. De Franse mijnwerkers gebruiken geweld om Belgische werkwilligen tegen te houden, ze brengen in hun vernielzucht grote schade aan, ze provoceren de politie en het leger. Toch kun je dat boek niet lezen zonder met de mijnwerkers te sympathiseren: die mensen werken zo hard, ze verdienen zo weinig, en ze worden voortdurend beboet omdat zij, in hun haast om een grote productie te halen, de veiligheid in gevaar brengen. En dan wordt ook nog eens aan hun loon geknabbeld. Maar het is niet goed om in zulke kwesties veel vergelijkingen te maken. Ik zou de mijnwerkers van Zola bijvoorbeeld niet vergelijken met de Weense arbeiders die in 1927 het Justitiepaleis in brand staken naar aanleiding van een gerechtelijke uitspraak. Of met het tuig dat op elke betoging aanwezig is, de confrontatie opzoekt en … mondmaskers draagt!

**** Zelfs de meest repressieve regimes begrijpen dat. Na de commune van Parijs van 1871 werden meer dan 10.000 opstandelingen doodgeschoten, en nog eens 10.000 gestraft met lange gevangenisstraffen en dwangarbeid. En zelfs hier begon al bijna onmiddellijk het debat over de amnestie, die echter pas 9 jaar later zou worden doorgevoerd, een amnestie die men voor ‘crimes crapuleux’ niet vaak toepaste.

donderdag 13 juli 2023

Milan Kundera, en andere kortjes


Milan Kundera

     Er is geen precies moment waarop ik van mijn communistische geloof ben gevallen. Zoiets gebeurt langzaam, met  kleine schokjes. Af en toe is er een grotere schok. Een daarvan herinner ik mij nog goed. Het moet begin de jaren 90 geweest zijn en ik kreeg een nummer van het Nieuw Wereldtijdschrift in handen. Misschien had mijn vrouw het van de uitgeverij waar ze werkte meegenomen. Ik las daarin een verhaal van zekere Milan Kundera ‘Eduard en God’. Het verhaal had niet zoveel met het communisme te maken, maar het speelde zich wel af in een communistisch land. De toestanden die beschreven werden waren treurig en lachwekkend. Het was echter vooral de toon van het verhaal dat op mij een diepe indruk maakte. De vanzelfsprekendheid, de desillusie zonder fanatisme, de wrange ironie … 

Mythologie
     Als kind al had ik gemerkt dat er twee Tarzans waren: Johnny Weismuller en Lex Barker. Later merkte ik dat er meer dan één Jezus was en meer dan een Hamlet. In Yes Minister vraagt een cultuurdraagster aan minister Jim Hacker welk toneelstuk hij onlangs nog gezien heeft. Jim moet even nadenken en flapt er dan uit: ‘Dat zou Hamlet moeten zijn.’ – ‘Wiens Hamlet?’ – ‘Die van Shakespeare.’
      Je zou een mooie mythologie kunnen opstellen door alle fictieve helden in kaart te brengen die door meerdere acteurs werden gespeeld, van James Bond tot Willy Wonka. Je zou daar ook een oefening in vergelijken aan kunnen koppelen. Neem nu mijn lievelingsheld: Philip Marlowe. Bogaert was snedig, Mitchum vermoeid, Boothe cynisch, Garner naïef, Gould slungelig, Neeson potig.

De tv-bladzijden in De Standaard
     De tv-bladzijden in De Standaard bieden mij precies wat ik nodig heb. Ik zie in een oogopslag welke films waar worden uitgezonden omdat de titels in het rood zijn afgedrukt, ook die bij de zenders die het met de kleine lettertjes moeten stellen. Vandaag kan ik kiezen uit 13 films, waarvan ik er vijf al eerder heb gezien heb en de acht andere mij niet aanspreken. Hannah and her Sisters van Woody Allen krijgt in het overzicht als beoordeling drie sterretjes van de vijf. Dat is wat magertjes. In de commentaarkolom lees ik nochtans: ‘De film wordt gezien als een van de beste van Woody Allen en had een blijvende impact op de Amerikaanse cinema.’ Kijken of opnemen? 

Asiel-matrix
     De Nederlandse regering is, net zoals de vorige Belgische, gevallen over de migratie-kwestie. In De Standaard lees ik een mooie samenvatting van de partijstandpunten: VVD is tegen asielmigratie en voor arbeidsmigratie, CDA is tegen allebei, CU is voor asielmigratie en tegen arbeidsmigratie, D66 is voor allebei. Je kunt het mooi in een matrix weergeven. Mijn standpunt ligt tussen die van VVD en CDA.

Globalisering en nationaal-kapitalisme
     In de NRC munt Hubert Smeets de term ‘nationaal-kapitalisme’ voor de huidige anti-globaliseringstrend. Dat is een goed woord. Voor de meeste kiezers staat globalisering gelijk aan migratie en aan Europese regelingen die die mogelijk maken. Dat is een misverstand. De globalisering van de goederen- en investeringsmarkten kan best samengaan met een migratiestop. Sterker nog: internationale vrijhandel is tot op zekere hoogte een alternatief voor migratie. Daarover zijn ultraliberalen zoals Hoppe en sociaal-democraten zoals Paul Collier het eens.

Weg wolf
     Ik ben tegen het herinvoeren van de wolf in onze streken*. Dat komt door mijn bange inborst. Als ik lees dat in Nederland een wolf onlangs een boer heeft aangevallen, slaat de angst mij om het hart. Wolvenminnaars verdedigen de wolf door te zeggen dat het maar om een hobbyboer ging, dat zijn omheining niet aan de regels voldeed, en dat de boer slechts lichte verwondingen opliep. ‘Gelet op de bijtkracht van zo’n beest,’ schrijft Sanctorum op Doorbraak, ‘was hij minstens een hand of meer kwijt geweest als die wolf dat gewild had.’ Op een of andere manier stelt mij dat niet gerust, net zoals de verzekering dat wolven ‘niet zomaar’ mensen aanvallen.
     Volgens Sanctorum wortelt mijn angst in een ver verleden:  de tijd toen de landbouwbeschaving ontstond. Dat is best mogelijk. Ook vindt hij dat de vernieuwde aanwezigheid van wolven een kans biedt om weer aansluiting te vinden met de Europees-Noorse denkwereld van plekgerichtheid, met een stuk oer-identiteit, met een hang naar vrijheid en autonomie die we kwijtgespeeld zijn door allerlei ‘beschavingsprocessen’, met waarden als zorg, kracht, vrijheidszin en authenticiteit ‘die van oudsher met de wolf verbonden zijn.’
     Ik ben, vrees ik, als het op wolven aankomt nogal symboolblind, om maar eens dat woord van Gerard Reve te gebruiken.

Blote borsten in het zwembad
     In De Standaard van 13 juli lees ik dat de Nederlandse schrijfster Stella Bergsma zich nog altijd ‘te pletter ergert’ aan wat Francois Levreau in dezelfde krant schreef over topless baden*. Zij vindt dat Levreau mensen ‘lastig valt met betweterige columns vol demagogische drogredenen.’ Maar haar eigen stukje is ook niet helemaal zuiver op de graat. Ze schrijft: ‘Ik had niet gedacht dat ik het Levreau zou moeten uitleggen, maar sociale conventies zijn onderhevig aan de tijd.’ Ze had dat inderdaad niet moeten uitleggen, want Levreau zelf schrijft: ‘De normen kunnen ook als keurslijf werken … Gelukkig zijn sociale normen niet in steen gehouwen, en kunnen ze veranderen. Soms is dat goed maar niet altijd.’
      Een voorwaarde voor goede polemiek is dat je het stuk van je vijand grondig leest voor je hem van alles kwalijk neemt.

Een democratie, één democratie
     Nog in De Standaard van 13 juli staat een stukje van Luckas Vander Taelen over het Zuhal Demir-interview in Le Soir. Hij verwijt haar dat ze niet wil toegeven dat België wel degelijk een democratisch systeem heeft, en dat ze het voorstelt alsof er in Vlaanderen een algemene volkswoede heerst tegen de unitaire staat. Maar is hier geen sprake van een misverstand?
      N-VA maakt sinds lang de ietwat subtiele analyse dat België niet uit één maar uit twee democratieën bestaat. Er zijn argumenten voor en tegen die analyse, maar één ding is zeker: ze stelt ons voor taalkundige problemen. Als je zegt: ‘België is geen democratie’ (1) kan dat betekenen: ‘België is niet een democratie’ (2) en ‘België is niet één democratie’ (3). Van die drie zinnetjes is alleen het eerste – het meest dubbelzinnige – goed Nederlands en is alleen het derde geloofwaardig. De formulering (of vertaling?) in Le Soir luidde: ‘ce n’est pas la démocratie’. Dat is niet goed. Een betere formulering is die van De Wever die ooit op 7sur7 verscheen : ‘Mais la Belgique n'est pas une démocratie. Il y en a deux.’
    En dan die volkswoede tegen ‘de politiek’. Hoe groot die is, kan ik niet beoordelen, want ik kom niet veel buitenshuis. Ik zou mijn moeder geen geladen pistool toevertrouwen als er politici in de buurt zijn, zeker niet als ze zojuist Het Nieuws heeft gezien. Maar als die algemene volkswoede reeël is, zal ze zich in eerste instantie niet vertalen in revolutionaire opstanden maar in stemmen voor Vlaams Belang en de PVDA. Ook heeft die woede vele vaders: van de belastingdruk over de migratie tot de gebrekkige bejaardenzorg. En weer volgt Demir de nogal subtiele N-VA-analyse dat die problemen, zelfs degene die nu al ‘Vlaamse materie’ zijn, gemakkelijker kunnen worden aangepakt in de context van een onafhankelijk Vlaanderen.
     Ik sluit dus niet uit dat Vander Taelen meer problemen heeft met de bewoordingen van Demir dan met de achterliggende analyse. 

     

* Over wolven: zie ook mijn stukje hier.

** Over topless in het zwembad: zie ook mijn stukje hier.

woensdag 12 juli 2023

Onschuldige kanttekeningen bij Paul De Grauwe

 


Het past niet dat iemand als ik, die weinig van economie afweet, zou polemiseren met iemand als Paul De Grauwe, de bekendste econoom van ons land. Vooral niet als het over economie gaat. Maar wat onschuldige kanttekeningen bij enkele van zijn uitspraken in het laatste Knack-interview, dat moet kunnen. Ik geef de woorden van De Grauwe, soms ingekort, weer in cursieve letter. 

(1)  De politieke invloed van de grote vermogens in België is te groot … De politici en de rijken ontmoeten elkaar voortdurend op recepties, zien elkaar in voetbal-loges en noem maar op. De mensen met grote vermogens hebben hun eigen agenda. 
– Het argument van de politieke invloed heeft iets van een cirkelredenering. Er wordt niet bedoeld dat de grote vermogens hun agenda opleggen over Oekraïne, de Nato, abortus, LGBTQ, onderwijs, immigratie, multiculturalisme, confederalisme, klimaat of milieu. Er wordt bedoeld dat de lui met grote vermogens politieke invloed aanwenden om … hun grote vermogens te behouden. Als die grote vermogens een moreel of politiek malum zijn, dan is die politieke invloed ook een kwaad ; als die grote vermogens een moreel of politiek bonum of neutrum zijn, dan is er geen probleem. 

(2)  Neem de hoge inflatie, die zorgt voor duurdere winkelkarren, waardoor veel mensen het gevoel hebben dat ze aan koopkracht moesten inboeten … 
– Het lijkt wel of het ‘gevoel’ van de mensen het enige nadeel is dat De Grauwe in de inflatie kan ontdekken.

(3) In elk geval is er geen enkele economische theorie die zegt dat 2 procent inflatie beter is dan 3 procent. Geen enkele. 
– Er zullen daarentegen ongetwijfeld theorieën bestaan die zeggen dat géén inflatie altijd beter is dan wel inflatie, of dat een kleine inflatie beter is dan een grote inflatie, of dat minstens in sommige conjuncturen inflatie dient te worden bestreden. Of die theorieën juist zijn, weet ik natuurlijk niet. En dat er géén theorie bestaat over de grens tussen 2 en 3 procent, dát geloof ik graag.

(4) Maar goed, de Belgische economie heeft standgehouden tijdens de hoge inflatie omdat de gezinnen bleven consumeren. 
– De Grauwe heeft natuurlijk gelijk. Maar hij geeft vaak de indruk dat de gezondheid van een economie alleen afhangt van de consumptie en niet van investeringen. Sommige economen zullen zeggen dat die redenering beter van toepassing op de korte dan op de lange termijn.

(5) Vorig jaar behaalden de Belgische banken een gezamenlijke bruto recordwinst van 9,7 miljard euro. Dit jaar belooft nog beter te worden: in het eerste kwartaal hebben de banken al 50 procent meer winst genoteerd dan in het eerste kwartaal van 2022.
– Sinds ik de economiebladzijden in De Standaard lees, weet ik dat De Grauwe de zaken wat eenzijdig voorstelt. Hij spreekt graag over de winsten van de banken, en de rente die ze krijgen van de centrale banken. Maar hij spreekt bijvoorbeeld niet over de laagrentende leningen die de banken met zich meeslepen van vorige jaren. Mijn vrouw en ik hebben nog net op tijd zo’n laagrentende lening afgesloten die we nu afbetalen. Onze bank verdient daar heel weinig aan. 

(6)  En die winst komt uiteindelijk terecht bij de aandeelhouders van de banken. 
– Kan De Grauwe mij een blijvende hoge winst beloven als ik aandelen bij een bank koop? Dan ga ik direct een grote som geld lenen om aandelen in een bank te kopen.

(7) Maar in ons land bestaat er tussen de banken geen vrije concurrentie. Ik zeg niet dat ze expliciete afspraken maken om de spaarrente niet te verhogen Maar ze hebben er wel allemaal belang bij om de spaarrente niet op te trekken, want dan boeken ze allemaal meer winst. Dus bewegen ze niet. In Groot-Brittannië heb je wel meer concurrentie onder de banken. 
– Dat is een interessante denkpiste die mij als liberaal erg aanspreekt. Het is jammer dat ik daar nooit meer uitleg over krijg. Ik maak spontaan de vergelijking met de supermarkten. Die hebben er ook allemaal ‘belang bij’ om hoge prijzen aan te rekenen, en toch beconcurreren ze elkaar met lage prijzen. Waarom beconcurreren de banken elkaar niet met hoge interesten voor hun klanten? Waarom werkt het bij de supermarkten en niet bij de banken? Daar moet een reden voor zijn, alleen ken ik die niet. Ligt het aan de laksheid van de klanten? 

(8) We hebben nu een te groot begrotingstekort, waar we echt iets aan moeten doen. Hoe doen we dat? Meer belastingen, minder uitgaven? Een combinatie van beide, denk ik. 
– ‘Een combinatie van beide,’ maar in de rest van het interview spreekt De Grauwe alleen nog van meer belastingen. Als hij uitgaven ter sprake brengt is dat om te zeggen dat ze nog zullen moeten stijgen.

(9) Lagere belasting op arbeid, daar zit veel illusie in. Het onderliggende idee is blijkbaar dat we de vermindering van de lasten op arbeid zullen compenseren met wat meer indirecte belastingen, zoals btw. Dus de arbeider krijgt aan het eind van de maand wat meer geld in zijn zak, maar moet wel meer uitgeven als hij iets koopt. Het is een pure illusie te denken dat de werknemers op die manier meer geld overhouden. 
– Het zou voor de werkende arbeider inderdaad een nuloperatie kunnen zijn. Maar de bedoeling van de maatregel ligt ergens anders. Het is de bedoeling om werken interessanter te maken doordat het zichtbare verschil tussen nettolonen enerzijds en uitkeringen anderzijds groter wordt. Werken wordt interessanter, consumeren niet noodzakelijk.

(10) We zouden bijvoorbeeld een progressieve vermogensbelasting kunnen invoeren. Bijvoorbeeld alles onder 1 miljoen euro belasten we niet, op het vermogen tussen 1 miljoen en 10 miljoen heffen we 1 procent belasting, van 10 tot 100 miljoen 2 procent en boven 100 miljoen 3 procent. Wat ik voorstel is toch geen confiscatie?
–  Zo’n belasting zou inderdaad misschien 10 miljard kunnen opleveren. De Grauwe zegt er in het interview niet bij of die belasting eenmalig moet zijn, dan wel of ze jaarlijks terugkeert. Is ze eenmalig, zoals hij in het verleden voorstelde, dan lost ze niet zoveel op. Komt ze ,zoals de PVDA voorstelt, jaarlijks terug, dan kun je wel spreken van een geleidelijke confiscatie.

(11) De personenbelasting zou ook progressiever moeten zijn. Ik zou dat hervormen zodat de laagste inkomens wat meer overhouden en de hogere inkomens wat meer moeten betalen. En meteen ook zorgen dat je er als overheid nog wat extra aan overhoudt. 
– Dus hogere algemene belastingdruk (‘de overheid die er wat extra aan overhoudt’) én de schalen nog progressiever dan ze nu zijn. Los van de morele voor- en nadelen van progressieve schalen betekenen ze a priori een verschuiving van investering naar consumptie, omdat hogere inkomens typisch een groter deel van hun inkomen (kunnen) investeren en de lagere inkomens een groter deel van hun inkomen (moeten) uitgeven. Die redenering geldt ook min of meer voor de vermogensbelasting als je er een jaarlijks systeem van maakt. Minder privé-investeringen door de vermogenden en meer ruimte voor consumptieve bestedingen** door de staat. Niet álle economen zullen dat een gezond beleid vinden. 

(12) Een grote meerderheid van de Belgen is voor een vermogensbelasting. Het is merkwaardig dat de Belgische politieke klasse die meerderheid niet volgt. Ik kan alleen maar besluiten dat de politieke invloed van de grote vermogens in ons land groot is.
– Daarmee zijn we weer bij het eerste punt aanbeland: de politieke invloed. Ik denk dat De Grauwe, zoals hij het hier formuleert, gedeeltelijk gelijk heeft. Bij een volksreferendum zou vandaag wel een meerderheid te vinden zijn voor een vermogensbelasting – misschien zelfs in een veel radicalere vorm dan wat De Grauwe voorstelt. Dat politici hier niet de publieke opinie volgen, kan veel redenen hebben. Sommigen hebben een wat liberaler kiespubliek, anderen zullen een hellend vlak vrezen, weer anderen zullen luisteren naar wat economen – andere dan de Grauwe – vertellen. En dan heb je inderdaad nog degenen die op recepties of in voetballoges onder de indruk komen van vermogende charmeurs. Ik heb een radicale vakbondsleider gekend die mij vertelde dat het voor hem gevaarlijk was als hij met Christian Van Thillo moest gaan praten. ‘Iedere keer als ik zijn bureau verlaat,’ zei hij, ‘voel ik de neiging om te roepen: Leve het kapitalisme!’ 

 

Over De Grauwe, zie ook mijn stukjes hier en hier.

** De staat kan in principe ook productieve uitgaven doen, maar dat zijn niet de voorbeelden die De Grauwe geeft. Ook is het niet zeker of de staat daarin beter is dan privé-personen.  

 

dinsdag 11 juli 2023

Neo-victoriaans, en andere kortjes


 Neo-victoriaans
     Op het stripfestival in Dieppe greep de burgemeester in om een affiche te laten aanpassen zodat de boezem van een afgebeelde juffrouw aan het oog onttrokken werd door een stapel boeken. Sommigen zien in zulke toestanden de invloed van de #MeToo-beweging of van de moslimse zedigheid, maar die hebben er volgens Ruben Aerts ‘geen fluit van begrepen.’ Zelf ben ik een halve culturo en spreek dus in zo’n geval van ‘neo-victorianisme’. Ik zou nochtans beter moeten weten. Hoe vaak heb ik mijn leerlingen niet ingeprent dat de Victorianen wel streng waren als het op enkels en kuiten aankwam, maar dat op een avondfeest best wel wat blote schouder en boezem mocht worden getoond? 

Intentieproces 
   
 In het uiterst linkse DeWereldMorgen wordt Paul Goossens verweten dat hij de gelijkheidsgedachte vanuit de ideeëngeschiedenis behandelt, en niet vanuit marxistisch perspectief. Maar als Goossens geen marxist is, dan heeft hij wel het ergerlijkste kenmerk van het marxisten overgenomen, het werkelijk onophoudelijke procès d'intention dat zij hun tegenstanders aandoen. Zie zijn interview in De Morgen. Als iemand over de hoofddoek discussieert doet hij dat met de intentie om de sociaal-economische tegenstellingen te minimaliseren. Als Elchardus het neoliberalisme aanklaagt, doet hij dat met de intentie om de schijn hoog te houden. Als dezelfde Elchardus een immigratiebeperking bepleit, doet hij dat met de intentie om blijvend gekoesterd te worden door Bart De Wever te krijgen*. Ik word er gek van.

In de kaart spelen
     Als ze in een goede bui zijn, willen marxisten ook wel eens het tegenovergestelde doen van een intentieproces. Ze geven hun tegenstanders een intentiekrediet. Die tegenstanders bedoelen het misschien goed, maar ze
spelen ongewild ze in de kaart van de uitbuiters en onderdrukkers. Ze zijn dan ‘de objectieve bondgenoten van de klassevijand.’ Maar die subtiliteit wordt toch vooral binnenskamers gebruikt. Voor de buitenwereld is het gemakkelijker als je je tegenstander klaar en duidelijk slechte bedoelingen toeschrijft in plaats van goede bedoelingen die verkeerd uitdraaien. Een bepaald soort mensen gelooft graag dat alles de schuld is van slechteriken met slechte bedoelingen, en het is dat soort mensen waar een extremistische partij het van moet hebben. 

Raf Njotea
Om de twee weken mag Raf Njotea in De Standaard zijn gal uitspuwen tegen … Nee
Hoe lang nog zal De Standaard aan Raf Njotea een vaste column … Nee
In een polarizerend stuk schrijft Raf Njotea … Nee
Razende Raf … Nee
     Ik begin opnieuw. In zijn laatste column in De Standaard betoogt Raf Njotea dat rijken als Jeff Bezos en Elon Musk te veel geld verdienen, en dit terwijl ‘de actieve bevolking met bosjes tegelijk omver gemaaid wordt door burn-outs en depressies, terwijl de bossen opbranden en de oceanen verzuren, en ontaarde kwallen zich als dictators de cenakels van de democratie in hijsen.’ Mooi, mooi, mooi.
     En als het nu eens die bossen waren geweest die bij bosjes opbranden, was dat niet nóg mooier geweest? 

Niet overdrijven
     Maar Clerick toch … je doet alsof je een bepaald soort stijl parodieert, maar die stijl wordt door niemand meer gebruikt. Zijn gal mogen uitspuwen, wie schrijft dat nu nog? Wel, Johan Sanctorum. In zijn laatste stuk ergert hij zich aan Christophe Vekeman die zich op zijn beurt geërgerd had aan de folkloristische bierfietskarren in Gent. Ik citeer Sanctorum: ‘In De Standaard mocht zopas ene Christophe Vekeman zijn gal uitspuwen onder de titel Overlast is voor bierfietsers het doel.’ Jawel, ene Christophe Vekeman spuwde zijn gal uit. De strekking van Sanctorums stuk is verder dat er veel belangrijker zaken zijn om je aan te ergeren dan aan bierfietskarren. Dáár heeft hij natuurlijk groot gelijk in.

Ergernis
     Ach die kleine ergernissen … De beroemde filmrecensent Roger Ebert omschrijft ergens Het huis van de geesten als ‘the famous novel by Isabel Allende, widow of the slain Chilean leader.’ Dat een man als Ebert zoiets denkt en schrijft en dat niemand van de eindredactie hem corrigeerde, het ergert mij telkens als ik eraan denk, ook als er op dat ogenblik ‘in Parijs en Brussel,’ zoals Sanctorum ons onder de neus wrijft, ‘auto’s in de fik worden gestoken en winkels geplunderd.’

Triremen
     Nogal wat mensen zijn dapper aan het lezen in Alkibiades van Leonard Pfeijffer en melden op de sociale media de vooruitgang die ze daarbij boeken. Hier en daar hoor je een klacht dat er wat veel zeeslagen in beschreven worden. Dat is inderdaad een groot nadeel. Ik heb bij het lezen van Gibbon mijn vaders voorbeeld gevolgd en de veldslagen slechts diagonaal gelezen. Maar zeeslagen … die zijn veel, veel erger dan veldslagen. Als we voor het examen Grieks een ‘ongeziene’ tekst voor ons kregen, en we herkenden ergens het woord trireem, dan wisten we dat het een verloren zaak was. We moesten er dan voor zorgen dat we extra punten haalden bij het examen over de ‘geziene’ teksten. 

Vroeger wisten we meer
      Over geschiedenis weten we steeds minder. Op de interessante blog van historicus Jona Lendering las ik onlangs een stuk over de Joodse sekten in de eerste eeuw: de farizeeën, de sadduceeën, de zeloten en de essenen. ‘Wie waren de essenen?’ schrijft Lendering. ‘We weten het niet.’
     Dat was vroeger wel even anders. Voor het examen godsdienst bij professor Servotte had ik het boek Der Ursprung des Christentums (1908) van de Duitse marxist Karl Kautsky gelezen, weliswaar in het Engels. Kautsky, die maar wat liefhebberde in de materie, vulde tientallen bladzijden met hoogst interessante informatie over de essenen. Hij wist geloof ik dat Jezus Christus zelf een esseen was. En dan mag ik er niet aan denken wat Ernest Renan over het onderwerp wist te vertellen in zijn 5-delige Histoire du peuple d’Israël en in zijn 8-delige Histoire des origines du Christianisme. Als ik mij goed herinner wist hij in Vie de Jesus zelfs op welk type vrouwen Jezus viel.
    Wat er ook van zij, op dat examen keek Professor Servotte mij met stijgende verbazing aan terwijl ik de bijbelkennis van Kautsky uiteenzette. Hij nam eerbiedig het Kautsky-boek in de hand, bladerde erin, en zuchtte: Die mannen vande 19de eeuw, die durfden nogal, hé.

 

Zie mijn kortjes hier.

** Letterlijk zegt Goosens: ‘Debatten over de hoofddoek of woke hebben alleen maar tot doel de sociaal-economische tegenstellingen te minimaliseren.’ En: ‘Hij Elchardus probeert wel de schijn op te houden dat hij tegen het neoliberalisme is, want dat is zijn fond de commerce, het imago dat hij zich aanmeet: “Sociaal-economisch ben ik links, cultureel ben ik een nationalist.” Die zweem van linksheid moet hij zien te behouden om blijvend gekoesterd te worden door Bart De Wever en co.’ Linksheid om door De Wever gekoesterd te worden? Ofwel heeft Goossens zich in die laatste zin verkeerd uitgedrukt, ofwel is zijn analayse veel subtieler dan ik kan vermoeden.