zaterdag 28 mei 2016

Ik staak niet


     Sommige van mijn beste vrienden staken volgende week dinsdag en dat doet mij veel verdriet. Het zijn leraren, en hun argumenten om te staken zijn niet min. Langer werken, minder pensioen, contractbreuk, geen sociaal overleg.
     Over die contractbreuk en dat sociaal overleg, schrijf ik binnenkort nog wel een stukje. Over dat langer werken zwijg ik, want ik heb ik er laatst nog een stukje aan gewijd (hier). Ik heb trouwens niet de indruk dat dat langer werken nu een beslissende stakingsgrond is. De collega’s hebben er zich al min of meer bij neergelegd. Het duurt nog lang voor het zover is, denken de jongeren. De ouderen genieten dan weer van overgangsmaatregelen waardoor ze tóch vroeger kunnen gaan. Bij die van middelbare leeftijd wringt het een beetje, dat wel, maar ook zij aanvaarden dat er weinig tegen te beginnen valt.

     Als het daarentegen om de hoogte van het pensioen gaat, zijn jong en oud en middelbaar in gelijke mate verontrust. En dat is begrijpelijk. Leraren ontvangen een pensioen van 2 000 tot 2 300 euro netto per maand, terwijl de modale werknemer met moeite aan 1 300 euro komt (1). Het is één zaak om dat verschil goed te praten in de lerarenkamer, onder collega’s, maar de boze buitenwereld heeft daar allemaal weinig begrip voor. Diep in zijn hart is elke leraar dus bang dat iemand dat verschil ooit opmerkt en daar dan ophef over maakt.  Hij vreest dat dan de daling is ingezet naar het niveau van de werknemer – is het niet onder deze regering, dan onder een volgende. Daarom is de leraar bereid om desnoods preventief te staken, zelfs als er op dit ogenblik geen maatregelen ter tafel liggen.
     De vakbonden gaan een stap verder om de stakingswil aan te moedigen. Ze beweren dat die gevreesde pensioendaling er nu al is. Via het postsysteem van de school kreeg ik een brief die uiteenzette hoe de huidige maatregelen ons pensioen met 15 % verlagen en hoe er andere maatregelen klaar liggen om het nog eens met 15 % te korten.
     Sommige dingen zijn te mooi om waar te zijn, maar hier, dacht ik, hadden we iets dat te lelijk was om waar te zijn. Ik aarzelde niet om mijn vakbondsafgevaardigde een woord uitleg te vragen, vooral omdat dat de liefste man ter wereld is. En de geduldigste, want hij heeft mij omstandig uitgelegd hoe het pensioenbedrag berekend wordt, waarom vermenigvuldigingen commutatief zijn, wat preferentiële tantièmes zijn, waar de diplomabonificatie een rol speelt en op welke manier het referentieloon tot stand komt.
     Ik heb niet alles begrepen. Het was teveel. Wel heb ik begrepen dat we de problemen niet dubbel mogen tellen. Het is dus niet zo dat we langer moeten werken en minder pensioen krijgen. Het is het één of het ander(2). Iemand die netjes op tijd afstudeert, onmiddellijk voor het onderwijs kiest, en flink doorwerkt tot zijn zevenenzestigste, die krijgt aan het einde van zijn loopbaan nog altijd hetzelfde vorstelijke pensioen als beloning voor bewezen diensten aan de maatschappij. Maar iemand met een onvolledige ambtenarenloopbaan –  dat is een andere zaak.
     Voor mij is dat verdomde pech. Toen ik achttien jaar geleden leraar werd, had ik al menig baantje achter de rug, als arbeider, paracommando, deeltijds en voltijds zelfstandige, en kantoorklerk. Zo’n bonte loopbaan is een bron van allerlei mooie herinneringen en smakelijke verhalen, maar veel pensioenrechten beur ik er niet uit. Anderzijds zal ik bij mijn pensionering niet meer dan tweeëntwintig ambtenarenjaren verzameld hebben. Met de diplomabonificatie kon ik daar in het oude systeem nog vier jaren aan toevoegen en met de preferentiële tantièmes nog wat meer. Als ik dat als amateur uitreken, kom ik voor mij aan een verlies van rond de 20 à 25 %. Dat is het slechte nieuws. Het goede nieuws is dat mijn jonge vriend P., die wel staakt, dat offer niet zal moeten brengen.
 


________________________

(1) Cijfers uit mijn kennissenkring. Professor Annie Hondeghem geeft in De Standaard (31 mei 2016) als gemiddelde bruto cijfers voor ambtenaren 2 341 euro en voor werknemers 1 360 euro.

(2) Toen ik dit schreef, was ik toch een beetje ongerust. Altijd bleef de twijfel. Heb ik het verkeerd begrepen? Heb ik de verkeerde mensen geloofd? Heb ik het fout uitgerekend? Ondertussen heb ik het vtm-debat op 31 mei tussen Peter De Roover (nva) en Chris Reniers (acod) gezien (hier).  Op exact de tiende minuut zegt vakbondsvrouw Reniers: Langer werken, dat zijn mensen die zes, zeven jaar langer zullen moeten werken voor hetzelfde bedrag. Dat vind ik niet redelijk.”  Nu kan ik weer gerust slapen. De voorzitter van de Algemene Centrale der Openbare Diensten zegt het zelf: langer werken voor hetzelfde bedrag”.  Of was het een verspreking van haar kant?

3 opmerkingen:

  1. Volledig mee eens. Misschien is dat toch een onderwerp voor het laatste jaar middelbaar onderwijs: de studenten wijzen op de financiële consequenties van hun toekomstige keuzes. Bijna als een soort 'waiver': 'we hebben jullie gewaarschuwd...'. Alsof dat die jonge mensen interesseert op dat moment in hun leven...:-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Ah Philippe, doen de stakers u veel verdriet? Is het daarom dat u er weer de kruideniersweegschaal bij haalt? Is dit stukje geen staaltje van kommaneuken om vooral… niet te moeten staken?

    BeantwoordenVerwijderen
    Reacties
    1. We zullen het hierover niet snel eens worden, Flor. Het verdriet is ondertussen al heel wat minder.

      Verwijderen