woensdag 23 maart 2016

Waar ik (niet) bang voor ben


    
Ik ben nooit erg bang geweest voor bommen. Dat heb ik misschien van mijn goede vader. Tijdens de laatste jaren van de oorlog verbleef hij als gedeporteerde in een Zuid-Duits industriegebied waar Engelse en Amerikaanse vliegtuigen vaak hun bommen kwamen gooien. Mijn vader bleef dan lekker in zijn warme bed liggen, terwijl de huisgenoten vluchtten naar een naburig bos. Zelf blijf ik ook graag in mijn warme bed liggen, vooral ’s morgens in de winter. Montaigne schreef er al over: ‘De la ressemblance des enfants aux pères’.

     Nu, voor mannen met messen zou mijn vader waarschijnlijk wel het bed verlaten en het bos opgezocht hebben, en ik ook. Messen zijn angstaanjagend. ‘Some say knives have edges,’ zegt Corporal Nym guitig in Henry V. Maar bommen hebben iets onstoffelijks: veel lawaai en gedreun, maar fysiek raken doen ze je niet. Er blijft een afstand bestaan tussen het geweld en jezelf, zoals wanneer het dondert en bliksemt. En als die afstand er níet is, ben je zó snel dood, dat je er op het moment van de ontploffing eigenlijk al niet meer bent.
     Door de aanslagen in Zaventem en Brussel, ben ik die illusie nu kwijt. Het begon op het vtm-nieuws. Een ooggetuige werd gevraagd wat hem het meeste was bijgebleven. ‘De geur van brandwonden,’ antwoordde hij. Daar schrok ik van. Zelfs een kleine brandwonde, zo eentje die ook van dichtbij geen geur verspreidt, doet al verschrikkelijk pijn! Vandaag las ik dan over de bommen zelf. Die waren gevuld met spijkers, bouten en … glasscherven. Bommen hebben wat mij betreft voorgoed hun onstoffelijke eigenschap verloren. Het zijn angstaanjagende schroeiende en snijdende voorwerpen geworden.
     Ik wil mij door die bommenvrees niet laten verlammen. Van professor Coolsaet heb ik geleerd dat overstekend wild óók fatale ongelukken veroorzaakt (hier)*, en van Tine Hens (hier) dat verkeer wereldwijd veel dodelijker is dan terreur. In mijn geval moet ik trouwens vooral op mijn hoede zijn voor de fameuze dodelijke val in de badkuip omdat ik haast dagelijks een te heet bad neem en daarbij wat duizelig word - en zo glijd je bij het opstaan gemakkelijk uit. Als ik mij dus zo weinig zorgen maak over overstekend wild, en mij zo roekeloos in het verkeer begeef, en in bad, waarom zou ik dan doodsangsten uitstaan voor toekomstige bomaanslagen? Ik zal dus maar denken aan professor Coolsaet en Tine Hens en de metro blijven nemen zonder al te bang te zijn, en het vliegtuig ook, zij het dat laatste met de gebruikelijke lichte nervositeit - bommen of geen bommen.
     Van één ding ben ik ondertussen wél bang. De bommen in Brussel werden tot ontploffing gebracht door islamitische dwepers die hoopten daardoor in de moslimhemel te komen. Zulke moordlustige, tevens zelfmoordlustige, dwepers vormen binnen de moslimgemeenschap een kleine minderheid, en dat zal wel altijd zo blijven. Maar het probleem van de moslimdweperij is niet alleen dat van de moordlust. Van de moslims in België zijn er heel wat die vinden dat de wetten van de islam, de sharia dus, boven de wetten van de staat moeten komen**. Het meest verontrustende onderzoek spreekt van 70 %. (hier) De mogelijkheid dat die 70 % ooit zijn zin krijgt, jaagt mij meer angst aan dan alle verleden en toekomstige bommen met glasscherven.
    
Misschien maak ik mij nodeloos zorgen. Misschien zullen er in 2030 geen 1 150 000 moslims in België wonen (hier). Misschien zullen in 2030 veel minder dan 70 % van die moslims de sharia boven de burgerlijke wet stellen. En vooral: misschien zullen dan in De Standaard geen artikels meer verschijnen waarin autochtone sociologen aanraden de burgerlijke wet aan te passen om zo de moslimgemeenschap te ‘accomoderen’. (hier)


 * Ik weet niet, lezer, of u gewend bent om hyperlinks aan te klikken, maar deze loont de moeite.
** De letterlijke enquêtevraag was: “Zijn godsdienstregels belangrijker dan de wetten”.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten