dinsdag 6 december 2022

ABN – Enkele slotnotities (deel 2)

 


Taalconservatisme. Er zal in taal, zoals in andere domeinen van het leven, altijd een behoefte aan modes en niches bestaan. In Het Nieuwsblad van vandaag lees ik over nieuwe tienerwoorden zoals slay, smash, aina, kaulo en skeer. Alleen het woord gast dat Het Nieuwsblad omschrijft als aanspreking en stopwoord komt mij bekend voor omdat mijn zoon het al bijna 20 jaar gebruikt. Die modes bestonden vroeger ook. In de tijd van Aagje Wolff en Betje Deken ging men bijvoorbeeld erg ver met verkleinnaampjes: Saartje, Naatje, Letje, Cootje … Zelf heb ik heb van die vier alleen ooit met Saartje te maken gehad, een meisje dat van haar achternaam Van de Vondel heette, zonder gekheid.  
Of taalmodes doorbreken, en of taalniches zich uitbreiden, hangt van veel omstandigheden af, en niet in het minst van het laatste carré van de taalconservatieven. Die laatsten hebben een geduchte bondgenoot in de geschreven en gedrukte taal. De audiovisuele media zijn als medestander minder betrouwbaar.

Standaardtaal in het hele taalgebied’. In plaats van het krachtige letterwoord ABN is de huidige taalzuiveringsformule ‘standaardtaal in het hele taalgebied’. Je zou het kunnen afkorten tot STIHHG. Helemaal correct is de omschrijving trouwens niet. Want kun je woorden als kwark, jam, fauteuil en vruchtensap aan het hele taalgebied toeschrijven als tachtig procent van de Nederlanders en vijf procent van de Vlamingen ze gebruiken.

‘Standaardtaal in België’. De formule ‘standaardtaal in België’ is nog veel problematischer. Om te beginnen zouden ze ‘België’ stilletjesaan door ‘Vlaanderen’ mogen vervangen. Vervolgens zijn de criteria voor de categorie ‘Belgische standaardtaal’ eigenaardig. Het moet gaan om woorden of uitdrukkingen die in heel België-dat-wil-zeggen-Vlaanderen gebruikt worden en die voor Belgische standaardtaalgebruikers aanvaardbaar zijn. Die laatste voorwaarde vind ik dubbelzinnig. Wat is een Belgische standaardtaalgebruiker? Is dat iemand die keurig spreekt maar toch ‘zetel’ zegt als hij een confortabel zitmeubel bedoelt? Dan kun je je afvragen hoeveel zetels hij mag zeggen vooraleer hij zijn statuut als standaardspreker verliest. Of bedoelt men een Vlaming die weliswaar zelf fauteuil en bank zegt, maar die zetel toch aanvaardbaar vindt? Dat is een rare Vlaming.

Standaardtaal in België (2). De lezer zal begrijpen dat het niet mijn bedoeling is om woorden als rijkswachter en schepen te vervangen door marechaussee en wethouder

Grijze zone. Een nadeel van het begrip ‘Standaardtaal in België’ is dat ze vanuit normatief standpunt een grijze zone creëert. Het doet mij denken aan de goede oude tijd van de ‘voorkeurspelling’, met daarnaast de ‘toegelaten spelling’. Ik heb veel sympathie voor de tolerantiegedachte die erachter stak. Maar pedagogisch was het een ramp. Die grijze zone heeft mijn woordbeeld voor altijd verknoeid. Iets gelijkaardigs maak ik nu mee met de Standaartaalkwestie. Stel ik aan Taaladvies.net de vraag: ‘Is beter correct gebruikt in een zin als: Jullie komen beter met de bus?’ Antwoord: Ja, een dergelijk zin is standaardtaal in België. Standaardtaal in het hele taalgebied is: Jullie kunnen beter met de bus komen.’ Zo’n verwarrend antwoord heb ik in de klas altijd proberen te vermijden.

Tolerantie. Taalzuiveraars en taalleraren moeten slim te werk gaan. Ze mogen niet overdrijven. Het heeft geen zin om te oreren dat luidop en nonkel ‘fout’ zijn. Dat eerste is onbelangrijk en het tweede weet iedereen. Het is voldoende om de grootste en meest voorkomende euvels aan te pakken volgens het ‘zeg niet / zeg wel’-beginsel en verder zelf altijd hardop en oom te gebruiken. De grijze zone kan helpen om de lijst van aandachtspunten minder overladen te maken. De lijst van Paardekoopers ABN-gids bevat, schat ik, meer dan achtduizend woorden of uitdrukkingen die ik als Vlaming moet proberen te vermijden. Dat is véél. Gelukkig staan daar heel veel woorden of uitdrukkingen bij waar ik nog nooit van gehoord heb.

Taalonzekerheid. Professor Taeldeman heeft vastgesteld dat de ABN-acties van de jaren zestig hebben geleid tot taalonzekerheid bij veel Vlamingen. Hij heeft gelijk. Als ik een stukje schrijf, ben ik heel onzeker. Ik vraag mij minstens twintig keer af of ik een woord dat ik wil gebruiken ooit bij Bomans of Karel van het Reve gelezen heb. Ik zoek minstens tien keer op of een bepaald woord ook voorkomt de NRC of de Volkskrant, dan wel alleen in de Vlaamse gazetten.  Zonder die onzekerheid zouden er veel meer Schoon Vlaamse woordekes in mijn stukjes staan.

De oo-eu-klank. Met mijn g/h-probleem, mijn slecht gearticuleerde ‘r’ en ‘s’ , mijn ingeslikte doffe ‘e’ en mijn matig gediftongeerde ‘ei’ en ‘ui’ kan ik beter niet te hoog van de toren blazen. Ik was als leraar ook heel tolerant voor leerlingen die zeiden: het Spaonse graon heeft de orkoan doorstaon. Ik werd alleen ongelukkig van een oo-klank die als een halve eu-klank werd uitgesproken. Vroeger kende ik die alleen van Brigitte Raskin op de radio, maar nu ik zelf in buurt van Aarschot en Leuven woon, hoor ik die ook van echte mensen. Ik heb laatst een paar Youtube filmpjes van Raskin beluisterd en ik was aangenaam verrast dat ze zo weinig oo-woorden gebruikte. Maar als ze ze gebruikte, sneed het door mijn ziel. Deur mijn ziel, zou Brigitte zeggen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten