woensdag 29 mei 2024

Linkse professoren en de Veto-enquête

     Naar aanleiding van de Veto-enquête die aangaf dat professoren gemiddeld veel linkser stemmen dan de doorsnee burger, improviseerde Bart De Wever een gevatte uitspraak:‘Hele generaties cultuurmakers, journalisten en opiniemakers worden aan onze humane faculteiten opgeleid tot mensen die hetzelfde denken. Met hun ergerlijke morele superioriteit creëren ze de humus waaruit een partij als Vlaams Belang kan groeien.’
       Wat een kerel toch, die De Wever: een complexe realiteit samenvatten, waar, behoudens de overdrijving, elk onderdeel van klopt. Ja, het zijn vooral de humane faculteiten. Ja, het gevaar is niet links of groen, maar de pensée unique. Ja, het ergerlijke is niet de strekking maar de morele superioriteit van links. Ja, die superioriteit speelt mee in de verklaring van de extreem-rechtse golf. En hij is ook juist in wat hij niet zegt: zo heeft niet gezegd dat de universiteit vergeven is van linkse ‘propaganda’, want dat proces van uniformisering verloopt veel onderhuids en onopzettelijk.
      Wat ik nog het meest bewonder: De Wever heeft het woord ‘intellectueel’ vermeden door te spreken van cultuurmakers, journalisten en opiniemakers. Ik had in mijn commentaar dat ongelukkige woord wel gebruikt, en raakte meteen verzeild in een discussie wat dat voor beest precies was, een intellectueel.
     Nee, je kunt het statement van De Wever eigenlijk niet verkeerd begrijpen. Dat betekent echter niet dat je dat niet kunt proberen. In dezelfde Standaard van 28 mei telde ik drie voorbeelden. Ignaas Devisch schrijft: ‘Het riedeltje dat het succes van Vlaams Belang de schuld zou zijn van het ‘linkse postmodernisme’ is … de facto onjuist.’ De facto, dan nog! Devisch zou moeten weten dat er veel grote en kleine oorzaken zijn voor het succes van Vlaams Belang. Het hautaine woke gedoe is er één van – en een betere verklaring dan de electorale speculaties van Devisch daarover, al zal ik nu ook weer niet zeggen dat die speculaties de facto fout zijn.
     Dan Karel Verhoeven. Volgens hem ontkennen N-VA en Vlaams Belang dat aan de universiteiten een ‘wetenschappelijke methode’ in gebruik is, en beweren ze dat de professoren deel uitmaken van ‘een sekte’ die een ‘complot’ smeedt om de macht te behouden. Ook willen die partijen  ‘de intellectuele vrijheid aan de universiteiten opblazen’, en is hun doel ‘om academische expertise en wetenschappelijk gezag onderuit te halen.’ Ik kan in die formuleringen moeilijk een parafrase zien van wat De Wever gezegd heeft.
      Wat ik wel fijn vind is dat Verhoeven voorstander is van een ‘redelijk debat over de noodzaak aan voldoende ideologische diversiteit bij wetenschappelijk onderzoek’ en van ‘bijsturingen om een te comfortabele consensus te doorbreken.’ Ik ben maar een verre sympathisant van de partij, maar voor mij mag het zo in het partijprogramma van N-VA komen. Maar misschien is Verhoeven tegen dan al vergeten wat hij zelf geschreven heeft en ziet hij ook in die bewoordingen, als die in het programma van de verkeerde partij opduiken,  al snel ‘het buskruit om de intellectuele vrijheid aan de universiteiten op te blazen’ en een ‘populistische revolte’  die ‘greep wil krijgen op de essentiële instellingen waarin de volgende generatie.’
    Dan Ive Marx. In zijn begin- en eindalinea’s bespeelt hij hetzelfde thema als Ignaas Devisch: De Wever ‘beweert dat de opkomst van radicaal-rechts eigenlijk de schuld is van activistische professoren.’ ’t Is een overdrijving, maar Marx doet er iets leuks mee (‘Als De Wever straks de verkiezingen verliest, is dat ónze fout’), en overdrijven mag want De Wever is zelf begonnen.
      Maar het middenstuk is erg interessant. Ten eerste legt Marx concreet uit hoe subtiel linkse academische partijdigheid werkt. ‘Als Vlaams Belang nonsens vertelt, dan zal het weerwerk van de collega’s vaak harder en luider zijn dan als Groen onzin verkoopt.’ Inderdaad, dat is mutatis mutandis precies hoe ikzelf in mijn partijdige stukjes te werk ga – al ben ik geen academicus.
     Vervolgens toont Marx aan dat er nog links-rechts diversiteit bestaat aan de universiteit en hij haalt het voorbeeld aan van de centrum-rechtse arbeidseconoom Stijn Baert. Dat is een goed voorbeeld. Marx zegt ook nog dat het niet zo belangrijk is of Baert nu tot linkse of rechtse conclusies komt, maar dat hij spreekt ‘met echte kennis van zaken, niet met tweede-handse kennis van Wikipedia of – god verhoede – X.’ Een heel wijze stelling. Terzijde wil ik opmerken dat juist aan de economische faculteiten het centrum-rechtse gedachtegoed overleeft, dat eigenlijk ingebakken zit in het vak, of althans in de neoklassieke micro-economie.
     Ten slotte betoogt Marx, en ik geloof hem, dat onze universiteiten heel gunstig afsteken bij veel Amerikaanse. 

‘Ik kom er vaak en het valt mij moeilijk om te beschrijven hoe anders de atmosfeer er is dan hier. Ronduit benauwend soms. Er kan geen twijfel bestaan dat sommige opleidingen daar bevolkt worden door ideologen en activisten van het drammerigste soort, ook aan de topinstellingen. De zogenoemde ‘diversity statements’ die sollicitanten voor academische jobs vaak moeten toevogen, zijn niet minder dan politieke en ideologische lakmoesproeven. Daar zijn we hier gelukkig nog heel ver van af.’ 

     Daar zijn we nog heel ver van af … Ongetwijfeld. Misschien komt het nooit zover, want tenslotte is Europa Amerika niet. Maar helemaal gerust ben ik er niet in. Marx misschien ook niet. De Wever zeker niet. Geen van ons drieën heeft een oplossing. Maar we doen ons best om de tanker van het maatschappelijk debat wat te keren. De Wever doorbreekt de vanzelfsprekendheid van de linkse consensus met zijn rechtse oneliners. Ik doe het op een kleinere schaal met mijn bescheiden stukjes. En de werkwijze van Ive Marx is misschien nog de doelmatigste: door beurtelings op linkse en rechtse clichés te schieten.


Nogmaals over de Veto-enquête

    De Veto-enquête die het linkse overwicht onder de Leuvense professoren illustreerde, ontlokte aan Karel Verhoeven een commentaar waar ik eerder al iets over geschreven heb. De redenering van Verhoeven was ongeveer de volgende. Het linkse overwicht onder de professsoren

  1. wordt niet aangetoond door een enquête die kwakkelig werd uitgevoerd;
  2. is geen groot nieuws want is vroeger al aangetoond;
  3. betreft vooral de humane wetenschapen;
  4. is een goede zaak want het wijst op een progressieve ethiek en een terechte bekommernis om het klimaat.

     Zijn eindconclusie was dat de linkse dominantie aan de humane faculteiten een maatschappelijk debat verdiende, waar N-VA echter niet aan mag deelnemen, want dan wordt de ‘cultuuroorlog aangeblazen’ en de ‘intellectuele vrijheid opgeblazen’.
     Ik wil hier alleen iets zeggen over het eerste punt: dat de enquête niets aantoont want dat ze ‘kwakkelig’ werd uitgevoerd. Dat is zeker waar. In een informatiever stuk schrijft DS-journalist Dries De Smet: ‘Uit de cijfers blijkt dat 420 personeelsleden, onder wie 167 professoren, de enquête invulden – op een totaal van 2400 professoren.’
      De onbetrouwbaarheid zit hier niet in de geringe omvang van de steekproef, maar in de manier waarop hij tot stand kwam. Als ik het goed begrepen heb, heeft Veto aan alle professoren een mail gestuurd, en dan gewacht tot de antwoorden binnenkwamen.
     Die methode kan tot vertekende resultaten leiden. Misschien krijgen de professoren van rechtse faculteiten dagelijks meer mails in hun bus, waardoor ze minder geneigd zijn om die allemaal te antwoorden. En je kunt nog andere oorzaken verzinnen. De belangrijkste is ongetwijfeld het verschil in motivatie van degenen die de antwoorden moeten opsturen. Zo heeft Israël bij het laatste Eurosongfestival veel stemmen gekregen van een politiek gemotiveerd publiek, wat niet noodzakelijk een juiste weergave is van de kwaliteit van de Israëlische inzending, noch van wat leeft onder de gehele bevolking.
     Ik waarschuwde voor die vertekening in mijn lessen Nederlands als ik het onderwerp  ‘literaire lijstjes’ aansneed. Zo publiceerde de Amerikaanse Modern Library twee verschillende lijstjes van ‘beste romans van de twintigste eeuw’: een lijst van de vakjury en een lijst van ‘de lezers’. In de top-3 van de vakjury prijkten twee boeken van James Joyce en een van Scott-Fitzgerald, in die van ‘de lezers’ twee boeken van Ayn Rand en een van Ron L. Hubbard. Ik moest mijn leerlingen dan eerst uitleggen wie Ayn Rand en van Ron L. Hubbard waren. ‘Het is normaal,’ zei ik dan, ‘dat de lijst van de vakjury verschilt van die van de lezers. Maar de tweede lijst vertrouw ik niet. Van de boeken van Rand en Hubbard zijn ongetwijfeld heel veel exemplaren verkocht. Maar de kans blijft groot dat gemotiveerde libertariërs en scientology-leden elkaar hebben aangepord om massaal op de vragenlijst te antwoorden.’
     Ik ben het dus met Verhoeven eens dat de enquête van Veto niet erg betrouwbaar. Het maakt voor de grond van de zaak niet veel uit. Retorisch echter is het een sterk trucje om met een onweerlegbaar detail te beginnen en dat uitgebreid te beargumenteren. Dan kun je je betoog nog altijd afsluiten met een toegeving. Bij De Smet luidt die: ‘De Wever en Francken grijpen weliswaar krakkemikkige cijfers aan, maar dat sluit niet uit dat ze een punt hebben.’ En dan probeer je het ‘punt’ nog snel onderuit te halen door het zo karikaturaal mogelijk voor te stellen – een tweet van Theo Francken kan helpen – en te laten weerleggen door een aantal professoren.

1 opmerking:

  1. Een andere theorie voor het eenheids links denken in België is het gebrek aan een gemeenschapsidentiteit. De Belgische idenditeit is zeer beperkt, of het moet in negatieve zin zijn, een uitgesproken gebrek aan trots over eigen land. Trots - met mate - is goed, in het kleine trots op je kinderen, trots dat je een doel bereikt, doelen zetten voor je land omdat je daarbij behoort etc. Als compensatie voor deze ontbrekende positieve gemeenschapsidentiteit meet men zich een ersatzidentiteit aan, en dat moet iets edels zijn, iets groots, iets superieurs, een visie die meestal links is.

    Ook Duitsland, weliswaar wegens heel andere redenen, is in zekere mate in hetzelfde bedje ziek. Het was lange tijd not done trots over Duitsland te zijn, een zichtbare Duits-nationale identiteit was taboe. Zij waren dan maar Europeaan, zogezegd, er waren/zijn harde linkse en groene onderstromen, tot in het absurde toe.

    Vergelijk met een land als Denemarken, trots op het eigen land en cultuur is er een vanzelfsprekendheid, de nationale vlag staat in menig volkstuintje.De mensen geven om hun land, het moet netjes gehouden worden, tradities worden gekoesterd. ook niet toevallig dat ze zowat het strengste immigratiebeleid hebben van Europa.

    BeantwoordenVerwijderen