vrijdag 21 oktober 2016

Professor De Grauwe en de belastingen

      Toen professor De Grauwe nog een neoliberaal was, schreef hij ook al af en toe een stukje in de krant. Ik las die stukjes graag omdat ze zo helder en goed beargumenteerd waren. De professor schreef precies wat ik ook dacht, maar ik wist niets van economie en de professor was er heel knap in.
       Ondertussen is de professor een Keynsiaan en een halve egalitair geworden. Hij schrijft nu precies het tegenovergestelde van wat ik denk, maar verder is alles bij het oude gebleven. Ik weet nog altijd niets van economie en de professor is er nog altijd heel knap in. En hij schrijft nog altijd stukken in de krant die helder en goed beargumenteerd zijn, zoals van de week (hier), tegen het ‘gepruts’ van de regering. Hij betoogde dat de meerwaardebelasting van cd&v en de verlaagde vennootschapsbelasting van nv-a geen verstandige maatregelen waren*.
     Over die meerwaardebelasting ben ik het met de professor eens. Stel, je hebt twee jaar geleden een huisje geërfd van je tante. Je verkoopt het krot, geeft de helft van de opbrengst aan de staat als ‘erfenisrecht’, en koopt met de rest van het geld voor 100 000 euro aandelen in Delhaize, omdat je die winkels zo mooi vindt, het assortiment zo uitgebreid en het personeel zo vriendelijk. Twee jaar later bekijk je per ongeluk de beursberichten in de krant en je stelt vast dat je aandeeltjes ondertussen 200 000 euro waard zijn. Als je die snel verkoopt heb je, zonder iets te doen, 100 000 euro verdiend en behoor je voorgoed tot de middenklasse. Zo was het vroeger. Maar als de cd&v haar zin krijgt moet je op die 100 000 euro ‘meerwaarde’ nog eens dertig procent belastingen betalen. Het is wat minder dan dertig procent geloof ik, want er is een ‘vrijstelling’, en er zijn allerlei andere ingewikkelde regels, maar je zult toch heel veel moeten betalen, en wel nadat je al zoveel betaald hebt.
      Professor De Grauwe heeft bezwaren tegen zo’n regeling. Veel zal die niet opbrengen, meent hij. Als je aandelenverkoop belast, dan zullen er vooral minder aandelen verkocht worden. De grote jongens zullen snel iets anders gaan doen met hun geld. De middenklasser met zijn Delhaize-aandeeltjes is de klos, maar de échte rijke vraagt aan een dure advocaat om zijn aandelen om te zetten in – ja –  in wat weet ik niet precies, maar het zullen in elk geval geen aandelen zijn ‘in de juridische zin van het woord’. De enige die profijt trekt van de hele geschiedenis is de advocaat die de gedaantewisseling van aandelen in iets anders moet regelen.
     Tot hier is alles weer zoals vanouds: de professor schrijft precies wat ik ook denk. Wij vormen een team.
     Daarna loopt het tussen ons wat stroever. De professor toont zich een tegenstander van de verlaagde vennootschapsbelasting en daar ben ik voorstander van. Want hoe is het nu? Een bedrijf betaalt in theorie 34 procent op zijn algemene winst. Maar in de praktijk is dat vaak veel minder, bijvoorbeeld 22 procent, omdat het bedrijf eerst bepaalde uitgaven van de  belastbare winst kan aftrekken. Veel van de bmw’s en Mercedessen die ons op de autoweg langs links en rechts inhalen, zijn in de boekhouding van bedrijven ingeschreven als ‘aftrekpost’. Hoe duurder de wagen, hoe groter de aftrekpost, en dus hoe lager de winst, en dus ook hoe minder het bedrijf belast wordt. Het voorstel is dus, heel redelijk, om die vennootschapsbelasting te verlagen van 34 procent naar 22 procent, en tegelijk zo te schrappen in de aftrekposten dat die 22 % op de grote algemene winst evenveel opbrengt als vroeger die 34 procent op de kleinere belastbare winst .
     Die vereenvoudiging lijkt mij een erg goed voorstel. Bij een kleinere vennootschapsbelasting moet een bedrijf niet meer proberen zo weinig mogelijk winst te maken, uit vrees voor de belastingen. Het mag voortaan zonder schroom proberen zoveel mogelijk winst te maken. Die winst wordt een betrouwbaar meetinstrument van de gezondheid van het bedrijf. Het kost de staat geen cent, de boekhouding van het bedrijf wordt eenvoudiger, en de inning van de belastingen ook.
     Tegen die redenering heeft De Grauwe een kloek tegenargument. Hij beweert dat het eerste deel van de ingreep – de verlaging van de belasting – wel zal lukken en dat het tweede deel – de schrapping van de aftrekposten – niet zal lukken. Want ‘achter elke aftrekpost schuilt een leger aan lobbyisten’ die ‘een ware guerrillaoorlog’ zullen voeren om de aftrekposten te behouden. Verder beweert hij dat de winsten van de bedrijven zullen toenemen, dat de aandelenkoersen zullen stijgen, en dat de aandeelhouders zich nu al in de handen wrijven. ‘Mij niet gelaten,’ voegt de professor eraan toe, maar het klinkt wat zuur.
     Om met dat laatste te beginnen: ik geloof ook dat een verlaagde vennootschapsbelasting kan leiden tot hogere winsten en dat een deel van die winsten naar de aandeelhouders zal gaan. Maar belangrijker lijkt mij dat die winsten ook voor nieuwe investeringen kunnen zorgen en dat die investeringen een netto voordeel opleveren voor de hele samenleving. Ik vind het flauw van De Grauwe om alleen het profijt van de aandeelhouders te vermelden en het algemene profijt te verzwijgen terwijl hij als professor dat algemene profijt zelfs kan becijferen terwijl ik het alleen vaag kan aanvoelen.
     Anderzijds heeft de professor gelijk als hij waarschuwt voor lobbyisten zoals de Mercedes- en de bmw-verkopers die met hand en tand de bestaande aftrekposten zullen verdedigen. Maar moeten we daaruit besluiten dat het de moeite niet loont om de strijd tegen die lobbyisten aan te gaan? Ik geloof nooit dat dat de overtuiging van De Grauwe is. Alleen betrouwt hij de huidige regering niet dat ze die strijd zal aangaan. Dat is de professor zijn goed recht. Maar als argument is het zwak: een regering bekritiseren, niet vanwege een maatregel die ze voorstelt, maar omdat je ze niet betrouwt dat ze die maatregel zal uitvoeren.
     Eigenlijk spreekt De Grauwe vooral een vrees uit. Zeg mij wat je vreest, en ik zeg je wie of wat je bent. De professor  vreest dat de verlaagde belasting er komt, maar dat het schrappen van de aftrekposten er niet komt. Die vrees zegt iets over zijn huidige gedachtegoed. De vroegere professor De Grauwe zou misschien net het omgekeerde gevreesd hebben – dat de aftrekposten wél werden geschrapt, maar dat de belastingverlaging er daarna niet kwam. Die vrees zou niet onredelijk geweest zijn: de staat heeft altijd geld nodig en de vakbonden willen ook wel eens lobbyen om de belastingdruk bij de bedrijven te houden. Het is evenmin onredelijk om te denken dat een ingevoerde belastingverlaging door een volgende regering weer wordt afgeschaft, terwijl de aftrekposten voorgoed afgeschaft blijven. Dat is in elk geval mijn vrees. Maar ik hoop ondertussen dat het alle twee lukt: dat van de belastingen én dat van de aftrekposten.

* Zelf is de professor gewonnen voor een vermogensbelasting, maar dat is een ander verhaal.

3 opmerkingen:

  1. "terwijl hij als professor dat algemene profijt zelfs kan becijferen"... dat geloof ik nooit :-)

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hij kan het inderdaad niet becijferen, strictu sensu. Maar hij kan het als macro-economist wel ramen en vergelijken met andere bestedingen en hun nuttige bijdrage. Of dit vergelijken met een hypothetische statu quo.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Die man heeft nauwelijks een idee van wat de echte economie is. het is spijtig dat hij overal te pas en te onpas opgevoerd wordt. Een prof in economie die nooit zelf een bedrijf gerund of opgestart heeft zou geen prof in economie mogen worden.

    BeantwoordenVerwijderen